Recensenten vergeleken het werk van de Tilburgse gitarist en componist Frank Crijns (1960) met dat van muzikale grootheden als Brian Eno en Frank Zappa. Vooral over de vergelijking met de laatste, de man met dezelfde voornaam, valt veel te zeggen. Crijns zelf is er in elk geval zeer vereerd mee. Net als wijlen Zappa is Crijns een opvallend eigenzinnige muzikant en componist die dankzij de freejazz-invloeden van Zappa voortdurend aan het experimenteren en improviseren is. Over zijn muziek zei de Tilburger ooit in een interview: “Het gaat bij mij altijd om ritme, gelaagdheid en pulse. Ik hou namelijk van actie.”
Als muzikant en componist werkte hij samen met muzikanten als Fred Frith, Elliott Sharp, Tim Hodgkinson, Pavel Fajt en de Tilburgse muzikant Jacq Palinckx. Componeren doet hij al sinds 1985, het jaar waarin hij nog op de muziekschool in Tilburg zat in het compositieklasje van muziekdocent Henk Stoop. In hetzelfde klasje zaten ook andere Tilburgse componisten in opleiding, waaronder Jacq Palinckx, Frans Kerkhofs en Fons Mommers. Na de muziekschool ging hij naar het conservatorium, niet in Tilburg, maar in Rotterdam, alwaar het muziekonderwijs beter aansloot bij zijn achtergrond van free-jazz en natuurlijk Frank Zappa.
Samen met Dirk Bruinsma richtte hij de groep Blast op, waarmee hij meerdere albums opnam in verschillende bezettingen. Als componist werkte hij voor groepen als het Attacca slagwerkensemble, het Nederlands Balletorkest, het Trio Nu, het Quasar en Koh-I-Noor saxofoonkwartetten, het Fluittrio Tegenwind en vele anderen. Bekendheid kreeg hij bovendien als componist van hedendaagse nieuwe muziek en geïmproviseerde muziek. In 2015 bracht Crijns de door recensenten veelbesproken cd ‘[B]One’ uit, een plaat met voor ensembles en solisten gecomponeerde nummers. Op zijn cv staan verder ook opvallende klankvelden. Eentje daarvan, het tien jaar geleden gecomponeerde ‘Shade of Impulse’, maakte hij bij foto’s van dode dieren die te zien waren in de tentoonstelling ‘Dressed (Un) dressed’ van kunstenares Tineke Schuurmans.
Zijn oeuvre bestaat inmiddels uit circa tachtig composities. Componeren betekent voor Crijns tegenwoordig vooral zichzelf opsluiten. In een interview zei hij hierover: “Ik moet me als het ware onder een kaasstolp plaatsen. Wát ik ga schrijven hangt van de latere uitvoerders af en ook waardoor ik ben geïnspireerd. Componeren is voor mij zestig procent weggooien. Het is of niet goed genoeg of niet interessant genoeg.”
– Kun je meer vertellen over je achtergrond? Waar ben je geboren, wanneer en waarom heb je besloten om muzikant te worden? En kom je uit een muzikale familie?
“Ik ben geboren in Sint Pieters Woluwe, een randgemeente van Brussel, in een non-muzikale familie. Mijn ouders waren vooral geïnteresseerd in sport en boeken. De interesse in muziek is vooral door vrienden gekomen. Zo rond mijn 24ste besloot ik fulltime voor de muziek te kiezen en als hoofdvak Compositie te gaan studeren aan het Rotterdams Conservatorium.”
– Je staat bekend als gitarist. Wat maakt een gitaar voor jou je favoriete instrument? En heb je ook op andere instrumenten gespeeld?
“Mede door invloed van mijn muzikale vrienden kwam ik rond mijn veertiende jaar in aanraking met de gitaar. Op die leeftijd maakte dat een diepe indruk op mij, zeker ook door de gitaristen die toen bekend of beroemd waren, bijvoorbeeld de Cubaanse gitarist Leo Brouwer, die zich vaak sterk maakte voor hedendaagse muziek voor gitaar, maar ook buitenlandse muzikanten als Jimmy Page en J. McLaughlin. Door hen ben ik gitaar gaan spelen. Naast gitaar speel ik ook basgitaar en wat piano.”
– Je bent ook improvisatiemuzikant en componist. Zijn optredens van jou ook altijd een mengelmoes van improvisaties en eigen composities?
“Als ik optreed als gitarist speelt improvisatie altijd wel een rol, maar het hangt van de context af in welke mate en de eventuele ruimte die er voor is. Improvisatie speelt in mijn gecomponeerde werken voor derden echter geen rol.”
– Eén van je langste muziekprojecten, zoniet de langste, is Blast. Van deze band, die optrad als 4tet, 6tet, 8tet en als trio, verschenen sinds 1992 zeven platen. Leden van deze band zijn tijdens optredens ook zelf dirigent, lees ik op je site. Wat moet ik me daarbij voorstellen?
“Op mijn site staat dat goed beschreven. Letterlijk staat daarop: we werken aan de ontwikkeling van nieuwe manieren van noteren en een manier van spelen waarbij de tijd met uiterste flexibiliteit wordt gebruikt en de spelers tegelijkertijd dirigent zijn. In de scores maken we gebruik van notatietechnieken, zoals noten op papier, polymetrie en een vrije keuze van parameters. Met het gebruik van samples en elektronica wordt een coherent geluid gecreëerd waarbij de overgangen worden geïmproviseerd, maar in gecomponeerd materiaal nauwelijks zijn op te merken. Hierdoor wordt de dynamiek breder en de spanning tussen abstracte en tonale muziek meer benadrukt. Omdat ik me altijd richt op het uitbreiden van de mogelijkheden, vernieuwt de muziek zichzelf voortdurend en klinkt geen enkel stuk twee keer hetzelfde.”
– Onder muziekkenners sta je vooral bekend als de gitarist van het guerrillarocktrio Betonfraktion, een band die het publiek met felle dissonante klankreeksen bestookt. Is jouw muziek door de jaren heen ook het beste zo te omschrijven: guerillarock? Of doe ik je werk hiermee tekort?
“De term guerrillarock is alleen van toepassing op het trio Betonfraktion, waarin ik speel. De Tilburgse poptempel Paradox omschreef de muziek als een licht ontvlambare cocktail van deels gestructureerde, deels geïmproviseerde energie. De muziek is luid, solide en gedreven. Mijn andere muziekstijlen of teksten staan daar behoorlijk ver vanaf. Stijlen of soorten muziek die je in mijn werk terugvindt zijn free-jazz, natural ambient, klankvelden en improvisaties voor gitaren.”
– Je meest recente cd, getiteld (B)One, is gevuld met eigen composities uit de afgelopen twintig jaar. De composities zijn geschreven voor ensembles en solisten. Volgens recensenten is het een unieke plaat door de ‘hoekige muziek met een stevige rocksmaak die overtuigt in z’n kracht, energie en dynamiek’. Zie jij dit album ook als de beste kennismaking met het werk van Frank Crijns?
“Ja, zeker wat betreft mijn hedendaags gecomponeerde werken. Overigens is ook hier de ‘rocksmaak’ alleen terug te vinden in één werk getiteld ‘Prospulsion’, dat ik schreef voor het Combustion Chamber ensemble.”
– Naar aanleiding van dit album trok de VPRO zelfs een vergelijking tussen jouw muziek en die van Brian Eno en Frank Zappa vanwege de ‘free-jazz’-invloeden en zeer woelige nummers op de plaat. Was je daar vereerd mee?
“Zeker. Hun invloed is hier en daar zeker aanwezig, maar er zijn nog veel meer inspirerende voorbeelden voor de bovengenoemde muziekhelden, zoals avantgardisten als Luciano Berio, Harrison Birtwistle, John Zorn, Wolfgang Rihm, Captain Beefheart, György Ligeti, B.A. Zimmerman en nog vele anderen…”
– Op (B)One zijn veel muzikale invloeden te horen. Niet alleen van jazz maar ook van Indiase muziek, bigband, ambient en klanken uit de hoek van Nederlandse grootmeesters als Louis Andriessen en Reinbert de Leeuw. Is er ook muziek waar je helemaal niets mee hebt?
“Ja, ik heb helemaal niets met schlagermuziek of UB 40.”
– De titel van het album (B)One heeft ook een dubbele betekenis, klopt dat?
“Er zitten inderdaad meerdere betekenissen in de titel, zoals bot, been en graad. B1 is ook een noot, de B van het contra-octaaf. Daarnaast is de B de open vijfde snaar op een gitaar.”
– Je schreef composities voor veel verschillende instrumenten: gitaar uiteraard, maar ook piano, clavecimbel, clarinet, viool, fagot en saxofoon. Wat was nou qua combinatie van instrumenten de grootste uitdaging?
“Voor mij was dat de combinatie van cimbalom, alt-sax, bariton-sax, trompet, elektrische gitaar, basgitaar, percussie, vibrafoon, marimba, cello en viool. Het was de instrumentatie van de cd ‘A Sophisticated Face’, waarop we speelden in een octet-bezetting.”
– In je meest recente werk zie ik veel composities voor elektrische gitaar, samplers en andere elektronica. Heb je de akoestische instrumenten tijdelijk afgezworen?
“Nee, zeker niet. Het is voor nu een tijdelijke praktische benadering wat betreft speel- en organisatorische mogelijkheden.”
– In totaal heb je al ruim tachtig composities op je naam staan. Een muziekdocent zei ooit tegen je: ‘Je moet als componist vooral weten wat je niet wilt’. Heeft deze man ook een betere componist van je gemaakt?
“Jazeker. Hier bedoelde hij mee dat in een compositieproces je je materiaal moet afbakenen of laten uitkristalliseren, zodat je je eigen muziektaal ontplooit.”
– De geldstromen richting Brabantse componisten en muzikanten zijn niet altijd enorm geweest. In een interview op internet las ik dat je jarenlang wel als componist een inkomstenbron had, maar niet als gitarist. Dat was in 2015. Hoe is dat nu?
“Sinds de grove bezuinigingen op cultuur van 2011-2012 door Halbe Zijlstra zijn veel ensembles verdwenen en de compositie-opdrachten verminderd. Echt rooskleurig is de situatie niet.”
– Is het gegeven dat een beiaard een instrument is dat te horen is in de openbare ruimte van invloed geweest op het componeren van je vrije werk voor de beiaardautomaat? Of heb je daar niet specifiek aan gedacht?
“Niet echt, hoewel de titel ‘Flock’ er indirect wel naar verwijst. Flock betekent kudde, zwerm of gemeente. In deze titel zijn de uitwaaierende klanken in de compositie en de signaal- cq oproepfunctie vanuit een kerktoren mooi gecombineerd.”
– Was dit de eerste keer dat je vrij werk voor de beiaardautomaat componeerde?
“Wel voor de automaat. Ik was echter bekend met de klank van de beiaard, want ik had al eerder werk geschreven voor de beiaard. In 1996 heb ik namelijk het stuk ‘Deux regards sur un rituel’ geschreven, wat toen enkele keren door stadsbeiaardier Carl Van Eyndhoven op de beiaard is uitgevoerd.”
– Waarin schuilt volgens jou het specifieke of eigene van een beiaard?
“Het zich verplaatsen van de klank. Maar ook de associatie met kerktorens natuurlijk.”
– Denk je dat handbespeelde beiaards ooit geheel vervangen gaan worden door beiaardautomaten?
“Daar is wel een redelijke kans op, al hoop ik het niet voor de beiaardiers.”
Ze is een gevierd zangeres met een fluwelen stem en een buitengewoon gevoel voor jazz. Sanne Rambags (1994), geboren te Goirle, groeide op in een muzikaal gezin, waar muziek klonk van grote Amerikaanse sterren die mede de basis legden voor Sannes improvisatietalent, haar muzikaliteit en de behoefte aan subtiele stiltes daarin. In haar bio op internet stelt de zangeres en componiste dat ze haar luisteraars wil ‘bewegen’ op haar eigen weloverwogen en zeer persoonlijke manier. Ze gebruikt haar stem om haar diepste gevoelens vrij te uiten, zonder grenzen, in interactie met haar collega-muzikanten, lezen we in de bio.
Rambags deed er ook alles aan om haar droom om zangeres te worden te kunnen verwezenlijken. Ze nam initiatieven en risico’s en leerde van ervaren en inspirerende muzikanten. Door zichzelf bloot te geven, werd ze bijvoorbeeld gezien door Martin Fondse, de dirigent en artistiek directeur van het Nationaal Jeugd Jazz Orkest van Nederland. Ondertussen voltooide ze in 2017 in Tilburg een Bachelor of Music in Jazz Studies (richting: Vocal Performance) aan de Academy of Music and Performing Arts (AMPA). Het was ook tijdens haar studie dat ze de muziek van zangeres Susanne Abbuehl ontdekte onder wie ze zou studeren in Luzern. De zangeres won verder al een belangrijke prijs, de Edison Jazz/World, die ze eerder dit jaar in ontvangst mocht nemen. Die prijs kreeg ze voor het album Listen To The Sound Of The Forest, dat ze maakte samen met pianist Sjoerd van Eijck en trompettist Koen Smits onder de naam Mudita.
Inmiddels maakte Rambags drie tijdloze albums, met het prijswinnende album als de opvallendste en meest betoverende plaat, die volgens de deskundigen ver buiten de grenzen van het veilige muzieklandschap treedt. De plaat is vooral ook een hommage aan de natuur. In een interview met deze site zegt ze over één van haar grote inspiratiebronnen. “De natuur is onbevooroordeeld. Ik kan daar zijn wie ik ben, daar is het goed. Het is natuurlijk altijd al goed en ik kan altijd zijn wie ik ben, maar in de stad, tussen de mensen, vind ik dat moeilijker. De natuur is stil, ze kan luisteren, ze kan troosten en ze waarborgt de mooiste schatten.”
De voorslagen die ze voor de maand november bedacht voor de Tilburgse beiaardautomaat, klinken helaas ver van de natuur, sterker: ze klinken midden in de stad. Voor Rambags betekende dat juist een uitdaging. “Ik zag deze compositie-opdracht als een kans om een groter publiek een positieve intentie te laten horen via muziek. Zo heb ik drie stukken geschreven: ‘Geloof (in) Jezelf’, ‘Ik ben, ik ben, ik ben bijzonder’ en ‘Luister naar je hart, volg de innerlijke stem’. Als de klokken luiden dan hoor je indirect deze krachtige affirmaties. Misschien voelen mensen ze zelfs wel”, aldus Rambags.
– Kun je iets vertellen over je achtergrond? Wanneer en waarom heb je besloten om zangeres te worden en kom je uit een muzikale familie?
“Ik ben opgegroeid in een muzikaal gezin en grootgebracht met de muziek van Pat Metheny, Jan Garbarek, Joni Mitchell en vele anderen. Er werd veel jazzmuziek geluisterd thuis. Dit heeft veel invloed gehad op mijn latere keuze in het maken van de muziek die ik nu maak: verstild, experimenteel, geïmproviseerd. Toen ik nog heel jong was zong ik al met deze muziek mee, met instrumentalisten, ik zong de solo’s. Zo heb ik op jonge leeftijd al geleerd om mijn stem als instrument te gebruiken.”
– Je noemt jezelf zangeres, componiste en improvisator. Wat doe je precies als improvisator?
“Letterlijk, vrij improviseren. In het moment voelen wat er zich aandient en die ideeën verklanken met mijn stem. Er spelen veel factoren mee tijdens het improviseren. De plek, de musici, het publiek: ze zijn allemaal van belang voor de improvisatie en voor het creëren van een stuk muziek dat er nog nooit is geweest en ook nooit meer op die manier zal terugkomen.”
– Jij ziet muziek maken als een soort noodzaak, zeg je in een interview op YouTube. Dat wat diep in je zit moet eruit gehaald worden. Verlies je met zo’n streven niet een beetje het spontane plezier in het maken van muziek als er zo’n drang in je zit om jezelf te uiten?
“Die diepe noodzaak, de drang om het diepste van mijzelf te voelen en naar buiten te laten en te delen, is het grootste geluk wat er is. Het is magie. Ik ben op zo’n moment in een diepe verbinding met mijzelf en alle andere aanwezigen. Die verbinding is heel bijzonder, want we zijn allemaal gelijk op dat moment. Dat wat diep in je zit moet eruit gehaald worden. Het klinkt zo inderdaad vrij dwangmatig, maar ik bedoel het juist als iets heel fijns: datgene wat diep in mij zit mag ik tijdens een concert of het schrijven van een compositie delen. Die noodzaak die ik daarbij voel is de intensiteit waarmee ik dan musiceer. Dat zorgt er weer voor dat de diepe verbinding kan ontstaan en alles om mij heen kan verdwijnen.”
– De muziek die je maakt wordt door muziekkenners en jezelf omschreven als ‘droomachtig’. Vind je dat ook de beste omschrijving van je werk?
“Ik zou eigenlijk niet zo goed weten hoe ik mijn eigen muziek zou moeten omschrijven. Droomachtig is één element. Je wordt door de muziek uitgenodigd om een soort reis te maken, alles los te laten en te sluimeren met jezelf en met elkaar. Om dus naar binnen te keren.”
– Hoe ben je eigenlijk in de wereld van de jazz-muziek terechtgekomen?
“Door mijn ouders. Door het luisteren naar hun muziek van jongs af en aan. Later natuurlijk door het volgen van een studie aan het conservatorium. Via die weg bouw je aan een netwerk en leer je veel musici en podia of festivals kennen.”
– Je bent ook componiste. Zitten er in jouw composities ook vaak jazz-achtige invloeden?
“Totaal niet. Ik zou mijn eigen muziek niet eens meer ‘jazz’ willen noemen. Het enige element uit de jazz dat hoorbaar is in mijn composities is de improvisatie. Mijn composities zijn niet gegrond op theoretische kennis uit de jazz. Ik verklank wat ik voel, ik schrijf heel intuïtief. De scholing die ik heb gehad op het conservatorium zorgt dat ik datgene dan ook kan noteren en delen met anderen.”
– Denk je dat je ook in de jazz-muziek was beland als je niet in Tilburg was opgeleid? Tilburg is wel een beetje dé Nederlandse jazz-stad.
“Zeker! Maar dit ligt bij jezelf, niet in een stad. Tilburg heeft een bloeiende jazz-scene met Paradox als tempel voor de muziek. Paradox voelt als mijn ‘tweede thuis’. Ik ben er al zeven jaar vrijwilliger. Ik heb er veel kansen gekregen om me muzikaal te ontwikkelen en nieuwe muziek te ontdekken. Maar jazz is overal, muziek is overal. Ik denk niet dat het uitmaakt waar je vandaan komt, waar je woont of waar je hebt gestudeerd. Het is maar net hoe je er zelf naar op zoek bent gegaan, welke keuzes je hebt gemaakt en wat je er zelf hebt uitgehaald.”
– Met het album Listen To The Sound Of The Forest won je een Edison. Het album is een hommage aan de natuur en mystiek van het hoge noorden. Welke speciale band heb je met de natuur? En, wat heb je met het hoge noorden?
“De natuur is onbevooroordeeld. Ik kan daar zijn wie ik ben, daar is het goed. Het is natuurlijk altijd al goed en ik kan altijd zijn wie ik ben, maar in de stad, tussen de mensen, vind ik dat moeilijker. De natuur is stil, ze kan luisteren, ze kan troosten, ze waarborgt de mooiste schatten, ze is puur en oprecht, ze nodigt mij uit om ook te ‘zijn’. Noorwegen voelt als mijn thuis. Al sinds mijn babyjaren ga ik er elk jaar op vakantie, eerst met mijn ouders, nu alleen met mijn vriend. En sinds een paar jaar mag ik er ook naartoe voor de muziek. De stilte en sereniteit is heel bijzonder daar. Als ik naar de Fjorden kijk of boven op de bergen naar het nevelige berglandschap, het uitzicht, dan voelt het alsof ik daar mezelf zie. Ik ben daar, net als in het maken van muziek, helemaal verbonden met mezelf.”
– Voor je muziek heb je je ook laten inspireren door het werk de Noorse schilder Edvard Munch. Is dat niet heel erg lastig om schilderijen te vertalen naar muziek?
“Het vertalen van de schilderijen naar muziek is één van mijn manieren van componeren. Ik heb een lichte vorm van synesthesie. Dat betekent dat ik bij getallen en letters kleuren zie. Ik zie ze bij woorden, maanden en bepaalde situaties. Ze hebben kleuren en een bepaalde sterke sfeer. Wat ik met die schilderijen heb gedaan, is de kleuren vertalen naar de noten. Zo is blauw bijvoorbeeld A of Ab en groen F. Zo dient het als een soort opzet om een nieuw stuk te schrijven.”
– Je treedt op over de hele wereld. Wat was volgens jou tot nog toe het ultieme hoogtepunt in je muzikale loopbaan?
“Oei, daar heb ik geen antwoord op. Ieder moment is speciaal in haar eigen manier. Ik heb door de reizen en alle kansen en ervaringen in mijn muzikale loopbaan zoveel al mogen leren. Allereerst over mijzelf, maar ook over muziek en het leven in het algemeen. Ik heb zoveel mooie plekken ontdekt en mensen ontmoet. Dat is voor mij allemaal waardevol.”
– Voor de Tilburgse beiaardautomaat heb je vrij werk gecomponeerd voor de maand november. Ben je tevreden met hoe je compositie is geworden?
“Ja, ik ben tevreden. Ik heb nog nooit zoiets gedaan: driestemmig componeren. En al helemaal niet voor een beiaard. Dat was dus heel bijzonder. Het componeren voelde verder als een ‘gevoelspuzzel’ maken en oplossen. Ik ben de composities op een bepaalde manier gaan schrijven volgens eenzelfde soort uitgangspunt als de kleuren vertalen naar noten: zo heeft elke letter van het alfabet een cijfer: A=1 B=2 C=3, etcetera. Ik ben woorden en zinnen gaan maken en die heb ik omgezet naar noten. In elke compositie ben ik op de C begonnen. De compositie-opdracht zag ik verder als een kans om een groter publiek een positieve intentie te laten horen via muziek. Ik heb uiteindelijk drie composities geschreven: ‘Geloof (in) Jezelf’, ‘Ik ben, ik ben, ik ben bijzonder’ en ‘Luister naar je hart, volg de innerlijke stem’. Als de klokken luiden dan hoor je indirect deze krachtige affirmaties. Misschien voelen mensen ze zelfs wel!”
– Hebben je composities ook een titel gekregen?
“Geen algehele titel, al is het leuk om daar nog over na te denken. Voor nu hebben de drie stukken afzonderlijk van elkaar de bovengenoemde titels.”
– Wat was verder het moeilijkste onderdeel van het componeren voor de beiaardautomaat?
“Het puzzelen van de samenklinkende noten. Maar dat was ook weer het leukste. Als ik het dan had gevonden wat het moest zijn, voelde dat heel bijzonder. Toen ik de composities voor het eerst terughoorde, gespeeld door de beiaardautomaat, hoorde ik wel waar ik nog veel kan leren voor dit instrument. Niet alle harmonieën klinken even mooi of hoe ik ze bedoeld had. Dit in verband met de boventonen en het uitklinken van de noten. Daar zou ik nog meer in kunnen duiken voor een volgende keer.”
– Wanneer ben je tevreden over een eigen compositie?
“Ik ben heel snel tevreden over een compositie. Het kleinste idee is al iets krachtigs op zichzelf en heeft al iets te vertellen. Zolang je het maar met intensiteit speelt. Daarom speel ik een nieuwe compositie heel snel, ook om het meteen al vanaf het begin te laten ontwikkelen. Dat komt ook omdat de composities veel vrijheid hebben en open plekken waar ruimte is voor improvisatie. Als je improviseert is er geen goed of fout. Maar er is vaak wel één ‘criterium’ dat ik heb. Dat klinkt streng, maar de muziek moet kloppen en goed zijn. Ik moet om een eigen stuk kunnen huilen. Alsof het mijzelf heeft geraakt.”
– Heb je voor je compositie voor de Tilburgse beiaardautomaat ook aan jazz-muziek gedacht? Kun je überhaupt een beiaard jazzy laten klinken?
“Daar heb ik niet over nagedacht. Ik zou de beiaard ook niet jazzy willen laten klinken. Ik wil de beiaard laten klinken als de klanken die ik diep van binnen voel en wil delen. Ik wil de beiaardautomaat als Sanne laten klinken.”
– Je bands zijn vaak trio’s, zoals Under the Surface en Mudita. Je werkt ook nog niet onder je eigen naam. Wat ik begrijp is dat je wel muzikanten zoekt die onder jouw naam willen gaan optreden, klopt dat?
“Dat klopt. Op dit moment zit ik nog in mijn onderzoekende fase. Ik ben op zoek naar musici die op álle niveaus matchen met hoe ik mijn muziek wil vertolken. Ik ben op zoek naar de balans tussen Sanne, de zangeres, en Sanne, de instrumentalist. Ik ben net een onderzoek gestart getiteld SONNA, ‘The Resonating Voice’. Ik ga volgend jaar een solo- album maken en uitgeven onder mijn eigen label, SONNA Records, dat ik ook volgend jaar met de release van het album ga oprichten. Met het onderzoek en het solo-album wil ik nog meer de diepte in mezelf verkennen. Waar kan ik bijvoorbeeld nog naar toe met mijn stem en muziek, waar ik nog niet bij kan? Ik wil een stevige basis creëren en mijzelf met mijn stem en muziek totaal doorgronden. Zodat ik vanuit dat gevoel alles aan kan en verschillende projecten en samenwerkingen kan starten, waaronder mijn eigen ensemble. Ik begin al vaag een idee te krijgen hoe dat eruit gaat zien. Geen trio, maar een kwartet. Met een cello, een contrabas en drums.”
Bekijk hier video’s van optredens van Sanne Rambags.
Jazz-recensenten zijn het vrijwel allemaal eens met elkaar als het gaat om jazz-pianist Jeroen van Vliet. Een groot talent, een meester in de nuance: zo wordt de muzikant in een paar woorden getypeerd. Op internet schrijft één van hen: “Na 60 minuten weet je wat de schoonheid van geïmproviseerde muziek betekent”. Op zijn website kondigt Van Vliet intussen een nieuw album aan van één van zijn jazz-ensembles, het Moon Trio. Het is het tweede album van de groep. “Met nieuwe composities, verschillende aanvullende elektronische apparatuur, MOON TRIO 2.0. De stukken zijn zeer specifiek van karakter, er is rust en een relaxte groove en vooral veel ruimte om te ervaren”, zo schrijft hij op zijn website over het nieuwe album.
Wie het CV leest van de in Rosmalen geboren Van Vliet (1965) kan ook alleen maar bewondering hebben voor de man die te horen was op tal van kleine en grote muziekpodia in de hele wereld. In Nederland speelde hij onder meer op het North Sea Jazzfestival, het Oerol Festival en in een groot aantal muziektheaters door het hele land heen. Een hoogtepunt in zijn muzikale carrière was het winnen van de belangrijkste Nederlandse jazz-prijs: de Boy Edgar prijs. Het was niet zijn eerste prijs. Al in 1985 won hij als 19-jarige tijdens het concours van het Middelsee Jazztreffen in Leeuwarden de solistenprijs, zijn allereerste prijs als jazz-muzikant.
In het CV van Van Vliet duiken verder ook namen op van andere grootheden uit de Nederlandse jazz-wereld, zoals altsaxofinist Paul van Kemenade en jazz-trompettist Eric Vloeimans. Het was Van Kemenade die in 1988 de kwaliteit in het spel van Van Vliet ontdekte. Het bezorgde de laatste een plek als pianist in het nieuwe kwintet van Van Kemenade. Voor beiden vormde het bovendien het begin van een langdurige samenwerking.
De Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard is kortom zeer verheugd met het feit dat een groot pianist als Van Vliet aan een leuke opdracht wilde meewerken: het schrijven van vrij werk voor de beiaardautomaat voor in de maand oktober. In een interview met deze website zegt de pianist dat beiaardiers, net als zovele andere culturele en kunstzinnige uitingen, van levensbelang zijn voor het voortbestaan van een evenwichtige samenleving. “Ik vind de aanwezigheid van een beiaard in de stad, en zeker als die regelmatig bespeeld wordt en er nieuwe composities worden uitgevoerd, een geweldige rijkdom”, aldus Van Vliet.
– Kun je meer vertellen over je achtergrond? Kom je bijvoorbeeld uit een muzikale familie?
“Mijn ouders zijn beiden met een creatief beroep gestart, namelijk als etaleur bij een groot kledingbedrijf, en mijn vader heeft zijn hele leven gezongen en kende een groot Gregoriaanse repertoire uit zijn hoofd. Maar zij bespeelden geen instrument. Vreemd genoeg was ik al vanaf mijn zevende jaar geïnteresseerd in pianomuziek en luisterde ik oeverloos naar pianoconcerten van Mozart, Beethoven en Chopin. Op mijn tiende kreeg ik mijn eerste piano-les waarin ik zowel het van blad spelen als het improviseren leerde.”
– Waar heb je gestudeerd of welke muziekopleiding(en) volgde je als muzikant in spe?
“Ik begon op de muziekschool in Goirle, waar ik woonde, met lessen van Willem Kühne. Op mijn achttiende startte ik de klassieke opleiding aan het Brabants Conservatorium bij Theo Bles, en na 2 jaar verruilde ik mijn hoofdvak klassiek piano voor het hoofdvak piano-geïmproviseerde muziek. Na de ‘Docerend Musicus’-opleiding volgde ik bij Bert van den Brink en Jasper van ‘t Hof de ‘Uitvoerend Musicus’-opleiding aan de HKU in Utrecht.”
– Je bent pianist, maar heb je ook altijd pianist willen worden?
“Ik wist na mijn eerste piano-les al dat dat het zou gaan worden en heb nooit een ander beroep voor ogen gehad.”
– Je recentste cd is het duo-album Pluis. Die maakte je samen met (tenor)saxofonist Mete Erker. Als ik de muziek op dit album beluister, word ik daar erg vrolijk van. Is dat ook de bedoeling, dat je muziek een goede vibe opwekt bij de luisteraar?
“Dat is mooi meegenomen! Wat ik beoog, ook samen met Mete, is om oprechte muziek te maken die iets persoonlijks uitdrukt en waar mensen zich mee kunnen verbinden en waar ze zich door laten raken, op wat voor manier dan ook.”
– De cd Pluis heeft ook een speciaal hoesje gemaakt van vilt. Was dat bedoeld om een speciale stemming op te roepen bij de muziek, nog voor het afspelen van de cd?
“Min of meer wel, ja. Het gaat ons om de ervaring, of die nou taktiel of auditief is. Net als geur bijvoorbeeld kan iets tasten misschien iets openzetten. Maar elke interpretatie is uiteraard okay. We willen mensen niet sturen in hun beleving van de muziek.”
– Een krant schreef over je cd dat de muziek zich op de grens bevindt van compositie, improvisatie en kamermuziek. Is dat ook de beste omschrijving?
“Dat past allemaal, maar voor mijzelf zijn de labels niet zo van belang. Waar het mij om gaat is om steeds in het moment te volgen wat zich muzikaal aandient, en de mogelijkheid te hebben dat ook te doen. Composities zijn vastgelegde en bijgeschaafde improvisaties, die als het goed is kunnen dienen als route om ter plekke iets muzikaals uit te drukken.”
– Je eerste solo-cd Who’s Afraid nam je op in de befaamde Rainbow Studio in Oslo. Hoe was het om in die studio te werken en muziek op te nemen?
“Die eerste keer – ik ben er inmiddels vier keer geweest – was dat erg indrukwekkend. De groten der aarde hadden daar met technicus Jan Erik Kongshaug gewerkt en daar kwam ik als broekie van 29 jaar solo piano opnemen. Maar het was een geweldige ervaring die me veel gebracht heeft in termen van presentie en klankbewustzijn.”
– Een andere cd die je onder je eigen naam uitbracht is Wait. Op de cd staat hele sfeervolle, bijna cinematografische muziek die me een beetje doet denken aan het werk van de beroemde pianist en filmcomponist Michael Nyman. Is dat ook één van je idolen?
“Nee, eerlijk gezegd niet. Wat Nyman maakte voor de film ‘The Piano’ is heel treffend en functioneel voor de film. Wat ik met Wait wilde maken, was mijn eigen kleur en kwaliteit die wat mij betreft ook autonoom overeind zou moeten kunnen staan. De muziek van Wait is overigens vaak ook veel abstracter.”
– Je eerste muziekprijzen won je al in 1985. Je was toen twintig jaar. Hoe is het om zo jong al prijzen te winnen?
“Dat geeft moed. En moed kan ik bij tijd en wijle wel gebruiken. Zelfzekerdheid is niet mijn eerste natuur. Dus dat was fijn en het heeft me geholpen om door te zetten.”
– In 2014 kreeg je de belangrijkste Nederlandse jazz-prijs toegekend, de Boy Edgar-prijs. Hoe was het om die prijs te krijgen? En legt zo’n prijs niet veel meer druk op jezelf als muzikant, omdat mensen mogelijk meer van je gaan verwachten?
“Die druk was, naast de verwondering en de blijdschap, een groot obstakel in het begin. Het ontregelde me eerst. De prijs gaf me wel de mogelijkheid om nieuwe projecten te ontwikkelen, zoals Moon Trio, en veel te spelen, zoals met de ‘Zeeland Suite Revisited’ die ik toen net gemaakt had.”
– Je speelde met heel veel mensen/muzikanten samen. Eén van de bekendste muzikanten waarmee je samenwerkte is jazztrompettist Eric Vloeimans. Hoe was het om met hem samen te werken?
“Ik werk nog steeds met hem samen! Dat is een feest, Eric weet supergoed wat hij wil en heeft een ongelooflijk sterke podium-presence. De muziek komt uit z’n tenen en daarmee overtuigt hij. In januari gaan we met Gatecrash, zijn elektrische quartet, weer touren door Nederland.”
– Samen met Herman Coenen maakte je ook een album met Nederlandstalige songs. Je schreef daar ook de composities voor. Wat trekt jou in het maken van Nederlandstalig werk?
“De twee cd’s die met Herman Coenen maakte, ‘Alleen nog maar de zon schilderen’ en ‘Tegen de keer’, bestaan beide uit gesproken proza en poëzie waarbij ik steeds uit de eerste hand heb geïmproviseerd. Ik hou erg van het werk van Herman. Hij neemt je mee naar vaak verstilde plekken en subtiele ervaringen.”
– In de groep Moon Trio speel je niet alleen piano, je verzorgt ook de elektronische effecten. Hoe belangrijk is elektronica in je werk/composities?
“Elektronica is al jaren een intrigerend speelgoed voor mij. Het geeft de mogelijkheid een instrument te verrijken en ‘aan te kleden’. Het kan muzikale sferen en contexten genereren die de akoestische piano juist laat glanzen. Hoewel ik het erg leuk vind om daarmee te werken, is het ook vaak een zoeken naar de balans tussen die twee werelden.”
– In hoeveel muziekgroepen heb je eigenlijk al gespeeld? En speelde je in die groepen altijd op de toetsen?
“Ik kan ze na al die jaren niet meer tellen, het zijn er vele. Ik speelde altijd piano en/of Fendare Rhodes, Würlitzer-piano of synthesizers.”
– Voor de Tilburgse beiaardautomaat heb je de vrije compositie gecomponeerd voor de maand oktober. Ben je tevreden met hoe de compositie is geworden?
“Toch wel, ook dat was natuurlijk zoeken. Ik probeerde me voor te stellen hoe de beiaard in de stad zou klinken, en voor mij is klokgelui iets vertrouwds dat me ook even wakker maakt uit hetgeen ik aan het doen ben. Dat wakker maken wilde ik erin hebben. Ik heb geprobeerd dat te bereiken door middel van ‘reveille-achtige’ klanken die als een soort signalen zouden moeten werken.”
– Heeft de vrije compositie ook een naam gekregen?
“Vanwege bovenstaande heet het nu ‘Signalen’.”
– Biedt het componeren voor een beiaardautomaat je dezelfde vrijheid als componeren voor piano of zijn er bepaalde beperkingen waar je rekening mee moet houden?
“De beperkingen zijn natuurlijk de omvang maar vooral de klank van de klokken: veel samenklanken zijn onhandig en ook sommige modulaties werken niet. Wat wel handig was, aangezien het werk door een beiaardautomaat wordt uitgevoerd, was dat ik geen rekening hoefde te houden met de twee handen van een beiaardier. En ook niet met muzieknotatie. Daardoor had ik meer vrijheid in het schrijven ervan.”
– Hoe zie jij de toekomst van de stadsbeiaardier? Kan hij/zij nog lang mee of denk je dat de ouderwetse beiaardier een uitstervend ras is?
“Het zou geweldig zijn als het in ere wordt gehouden. Ik vind de aanwezigheid van een beiaard in de stad, en zeker als die regelmatig bespeeld wordt en er nieuwe composities worden uitgevoerd, een geweldige rijkdom. Deze traditie heeft een verbindende rol voor de bewoners van de stad.”
– Er dreigen nu al beiaardiers te worden wegbezuinigd. Horen we over tien jaar alleen nog maar beiaardautomaten?
“Hopelijk niet. Ik hoop dat we gaan begrijpen dat beiaardiers en zovele andere culturele en kunstzinnige uitingen, van levensbelang zijn voor het voortbestaan van een evenwichtige samenleving. Ik zie om me heen dat dat besef bij veel mensen leeft en ik hoop dat dat ook door beleidsmakers meer en meer wordt begrepen en wordt omgezet in duurzaam en genereus cultuurbeleid.”
Hij werd opgeleid tot accordeonist en was ooit dichter. In beide hoedanigheden trad hij ook op. Volgens eigen zeggen kwam hij er echter al snel achter dat hij liever iets creëert dan dat hij op het podium staat. Het was daarom dat hij zich ontwikkelde tot componist en interdisciplinair kunstenaar. De in Eindhoven geboren Merijn Bisschops (1981) heeft inmiddels een groot aantal kunstwerken op zijn naam staan, waarin verschillende disciplines, zoals tekst, beeld en geluid, onlosmakelijk met elkaar zijn verweven.
Wie foto’s van Bisschops bekijkt op de website van de kunstenaar ontdekt een schitterende, verstilde en bijna mythische wereld in het hoge noorden van Europa. De foto’s hebben volgens de maker ook allemaal iets muzikaals, waarbij de kleurrijke landschappen perfect aansluiten bij Bisschops’ muzikale werk dat door hemzelf in drie woorden wordt omschreven als ‘pulserend, stuwend en mijmerend’. In de muziek van Bisschops klinkt vooral een filmisch geluid met als contrast een ongepolijste en eigenzinnige ritmiek.
Zijn werk was al te zien en te horen op muziek-en filmfestivals en verschillende musea, zoals het muziekfestival November Music, museum De Pont, het Van Abbemuseum, het EYE filmmuseum, het Theaterfestival Boulevard en het Museum Beeld en Geluid. Werk van de kunstenaar reisde bovendien de halve wereld rond: van Italië tot Taiwan. Ook de Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard staat inmiddels op zijn lijst opdrachtgevers. Van Bisschops zijn in oktober ieder weekend korte uurstukken te horen via de beiaardautomaat. Reden voor een kennismaking met deze allround kunstenaar.
– Kun je iets vertellen over je achtergrond?
“Kunst en muziek in het bijzonder zijn al lang een belangrijk onderdeel van mijn leven. Ik speelde accordeon op de muziekschool, maakte toen mijn eerste composities, en heb performances gedaan als dichter. Ik heb de opleiding accordeon docerend musicus afgerond aan het Fontys Conservatorium in Tilburg, maar ik kwam er vrij snel na mijn studie achter dat ik liever creëer dan dat ik op het podium sta. Ik ben gestopt met optreden als accordeonist en dichter en heb me ontwikkeld als componist en interdisciplinair kunstenaar. Ik heb wat compositielessen gehad, maar ik ben grotendeels autodidact; hetzelfde geldt voor mijn ontwikkeling als fotograaf en filmmaker.”
– Op je website noem je jezelf een ‘audiovisual artist’. Geluid en beeld zijn dus twee belangrijke onderdelen van je werk. Heb je ook een lichte voorkeur voor audio ten opzichte van beeld of andersom? Of vind je beide even interessant?
“Ik heb enkele vaste uitgangspunten voor mijn interdisciplinaire werk en de belangrijkste daarvan is dat de disciplines in hun uitvoering gelijkwaardig zijn. Ze werken samen, versterken en beïnvloeden elkaar, zitten elkaar soms in de weg, maar kunnen ook zelfstandig worden gepresenteerd en gewaardeerd. Omdat ik korter professioneel bezig ben met beeldend werk is in die discipline voor mij nu meer in te ontdekken, maar muziek zal er altijd op gelijke hoogte naast blijven staan.”
– Jouw werk wordt omschreven als een combinatie van visuele esthetiek, muziek en relativerende humor. Kun je een voorbeeld geven van hoe je humor toevoegt aan je werk?
“Humor speelt vooral een rol als ik met tekst en/of film werk. Deze teksten schrijf ik zelf; liedteksten of het script voor een film of performance. Als ik thematisch werk heb ik een sterke voorkeur voor zwaardere thema’s, dat kan heel universeel of zeer persoonlijk zijn, als het mij maar filosofisch uitdaagt. Al dat gewicht is gebaat bij een tegenwicht. Wanneer mensen kunnen lachen om iets wat tegelijkertijd pijn doet schept dat een boeiend spanningsveld. Bij een uitvoering van mijn productie House of Fun – torture euphemism enkele jaren geleden, over de manier waarop martelen wordt verbloemd door overheden, media en taalgebruik, zaten zowel bezoekers te lachen als te huilen. Lachen tegen beter weten in zet mensen aan het denken.”
– In je werk zitten veel foto’s van overweldigende natuur, bijna zoals je deze alleen maar ziet in bladen als National Geographic. Wat heb je met natuur?
“Ik verblijf veel in de natuur om rust en ruimte te ervaren. Die rust en ruimte is steeds meer in mijn werk terug te horen en te zien.”
– Voor je werk verbleef je ook een tijdje op IJsland. Was dat voor jou tot nog toe ook de meest inspirerende plek om goede foto’s en composities te kunnen maken?
“De geomorfologie van het landschap, het licht, het weer, de ruimte, de eenzaamheid: IJsland is een enorm dankbare plek voor kunstenaars en ik zou er graag weer eens naar terugkeren. Maar de abstractie die ik door mijn lens zoek in het landschap is niet exclusief voorbehouden aan IJsland. Voor de oplettende kijker is die overal te vinden, ook in Nederland.”
– Hoe moeilijk is het om muziek te schrijven voor zelfgemaakte foto’s en vooral om de sfeer van die foto’s terug te laten keren in je muziek?
“Niet iedere foto leent zich voor het maken van muziek. Het is een intuïtief proces. Ik kan heel grafisch door een foto laten inspireren; de gelaagdheid, vormen, texturen en kleuren. Maar ik wil niet dat het een letterlijke vertolking van de foto wordt. Daarom laat ik me ook inspireren door mijn emotionele ervaring van de plek waar de foto is gemaakt. Die kan nog wel eens afwijken van wat er in de foto te zien is.”
– Het gerenommeerde Prisma Strijktrio speelde de muziek bij je foto’s uit IJsland. Past strijkmuziek ook het beste bij IJsland?
“Hoewel ik denk dat IJsland zich wel leent voor andere klanken, zijn strijkinstrumenten wel een goede keus geweest voor het project Textures. Veel positieve reacties uit het publiek komen van mensen die zelf in IJsland zijn geweest. Ik heb van meerdere mensen te horen gekregen dat ik hun gevoel bij IJsland in de muziek heb weten te vangen. Een beter compliment kon ik niet krijgen.”
– Als ik je fotografisch werk bekijk, dan zie ik daar ook een bepaald soort ritme in. Is dit bewust door jou gedaan of is het toch meer toeval?
“Ik krijg vaker te horen dat mijn foto’s in zichzelf iets muzikaals hebben. Ik kan me voorstellen dat mijn muzikaliteit invloed heeft op hoe ik omga met de compositie van een foto.”
– Draaien jouw muzikale composities ook veel om ritme of meer om sfeer?
“In mijn werk is sfeer meestal belangrijker dan ritme, omdat muziek bij mij begint bij de emotionele zeggingskracht. Ik zie ritme meer als een middel om een complexe gemoedstoestand over te brengen.”
– Je hebt composities geschreven voor instrumenten als basklarinet, saxofoon, trombone, piano, elektrische gitaar en pijporgel en ook voor combinaties van deze instrumenten. Zijn er ook instrumenten waar je het liefst stukken voor componeert – en zo ja waarom?
“Strijkinstrumenten passen wel bij mij. Ik houd van instrumenten waarbij iedere toon die klinkt nog een ontwikkeling kan doormaken door hele subtiele variaties in technieken toe te passen.”
– Een van je meest recente projecten, Crash Blossom, was een muzikale en visuele trip samen met de sopraan Rianne Wilbers. De voorstelling was een combinatie van beelden, teksten en muziek. Waar gingen de beelden en teksten over?
“Crash Blossom is het meest persoonlijke project dat ik tot nu toe heb gemaakt. De beelden en teksten zijn geïnspireerd op ervaringen in het leven van mijzelf en dat van de zangeres. Het gaat over maskers die we optrekken, zingeving en zelfdestructie. Met relativerende humor als tegenhanger, uiteraard.”
– In je nieuwste compositie genaamd Far-field heb je een stuk muziek gecomponeerd voor accordeonist Vincent van Amsterdam. In die compositie maak je op een ongewone manier gebruik van de registers van de accordeon, wat een zeer elektronisch klinkend stuk muziek oplevert. Wist je van tevoren al hoe de accordeon zou gaan klinken of ontdekte je dit bij toeval?
“Ik heb meer dan tien jaar geen accordeon meer gespeeld. Far-field is voor mij een herontdekking van een instrument dat ik heel goed ken. In mijn klankonderzoek voor deze compositie heb ik misschien niet echt nieuwe technieken ontdekt, maar heb ik door alle ervaring die ik in de tussentijd heb opgedaan toch een onvoorzien geluid gevonden.”
– Voor de Tilburgse beiaardautomaat heb je de korte uurstukken gecomponeerd voor de maand oktober. Was het leuk om muziek te maken voor de beiaardautomaat?
“Ik vond het leuk om na te denken over een stuk dat echt voor de automaat is geschreven en dat ik niet door een muzikant zou laten uitvoeren.”
– Wat was voor jou het meest uitdagende bij het componeren van de uurstukken?
“Ik moest eerst over een negatieve associatie heen stappen (die te maken heeft met het carillon van de Wasknijper bij het centraal station in Tilburg) om tot de schoonheid van het instrument te komen, die wat mij betreft – niet zo verbazingwekkend – in de lage klokken van de beiaard in de Heikese kerk is te vinden.”
– Ben je tevreden met hoe de composities uiteindelijk zijn geworden?
“Ik zie de uurstukken als korte, subtiele interventies in de openbare ruimte. Het zijn een soort klankwolken die dicht bij het bekende klokgebeier liggen. De oplettende voorbijganger zal opvallen dat er sprake is van ritmische nuances; versnellingen en vertragingen die licht ontwrichtend werken: je kunt er niet meer mee in de pas lopen.”
– Is de beiaard volgens jou nog ‘modern’ genoeg voor het maken van hedendaagse muziek?
“Muziekinstrumenten hebben geen houdbaarheidsdatum. Ieder instrument heeft zijn eigen muzikale functie en zeggingskracht, ook in nieuwe muziek. Zolang er mensen én beiaarden zijn maakt dit instrument onderdeel uit van het klankenpallet dat gebruikt kan worden.”
– Wat is volgens jou het meest speciale aan de beiaard als instrument?
“Ik ben voor deze compositie meteen gaan nadenken over de luisteraars in de stad. Meestal heb ik te maken met een publiek dat min of meer weet wat er gaat gebeuren bij een uitvoering. Bij de beiaard gaat het vooral om mensen die per ongeluk onder mijn muziek doorlopen of het misschien niet eens bewust horen. Ik vond het interessant om erover na te denken wat ik als componist met dat gegeven kon doen.”
Op zaterdag 7 en zondag 8 september 2019 staat het hele centrum van Tilburg weer bol van de optredens en concerten gedurende De Opening, de feestelijke start van het nieuwe culturele seizoen 2019-2020 in Tilburg. Het is niet alleen een voorproefje van wat het nieuwe seizoen gaat brengen maar ook een mooie presentatie van de Tilburgse podiumkunsten van nu. Wat de Tilburgse beiaard betreft, is het gastbeiaardier Janno Den Engelsman die op zondag 8 september de klokken van de beiaard bespeelt in het tweede van in totaal vier concerten (getiteld: de September Songs).
Janno speelt sonates van Bach en Haydn die de kleine, heldere klokken alle recht aan doen en enkele karakterstukjes van de Franse klassieke componist Claude Balbastre, waaronder een heuse ‘Cannonade’. Daarnaast kiest hij resoluut voor de populaire muziek: van de evergreens uit ‘The Sound of Music’ tot nummers van David Poltrock (lid van de rockband De Mens) en Coldplay. Met de zuiderse lichtheid van Albeniz’ Prelude laat hij de laatste klokkenklanken in de septemberlucht oplossen.
Beiaardier Janno Den Engelsman studeerde orgel, klavecimbel en kerkmuziek aan het Utrechts Conservatorium. Na deze studie volgde hij privélessen bij de organist Liuwe Tamminga in Bologna. Hij won prijzen op orgelconcoursen in Leiden (1996) en Nijmegen (2002). In 2006 werd hem voor zijn muzikale werkzaamheden de Sakko Cultuurprijs voor Kunsten en Letteren toegekend. Na het behalen van het Master-diploma in 2007 aan de Nederlandse Beiaardschool in Amersfoort, volgde hij aanvullende beiaardcursussen bij Geert D’hollander. Van 2009 tot 2013 was hij bestuurslid van de Nederlandse Klokkenspel Vereniging (NKV). Hij concerteerde onder meer in de Verenigde Staten en Polen. Als beiaardier speelde hij bij het Festival Oude Muziek in Utrecht. Janno den Engelsman is organist-titularis van de Gertrudiskerk in Bergen op Zoom en stadsbeiaardier van Middelburg, Bergen op Zoom en Zierikzee.
De beiaardier die op 1 september aftrapt met een concert is stadsbeiaardier Carl Van Eyndhoven. Beiaardconcerten in de maand september zijn verder nog gepland op 15 september en 22 september. Op 15 september bespeelt Wim Van den Broeck samen met zijn dochter Elien Van den Broeck de Tilburgse klokken. De Utrechtse stadsbeiaardier Fiebig Malgosia sluit de September Songs-reeks af op zondag 22 september. Alle concerten beginnen om 15 uur ‘s middags.
Haar composities worden omschreven als gevarieerd, sympathiek en bijzonder fantasierijk in klank. Lof krijgt ze vooral voor haar inventieve klanklandschappen. Composities gaan ook regelmatig vergezeld van filosofische teksten die ze zelf bedenkt. Uitvoeringen van haar werk vonden verder op opmerkelijke locaties plaats. Een compositie voor bij een videoinstallatie over ondergronds mijnwater, gemaakt door beeldend kunstenares Alien Oosting, was bijvoorbeeld te horen in een Zuidlimburgse fietsenkelder. In de compositie waren onder meer rollende stenen, stromend water, stemgeluiden en het geluid van stoom te horen, deels bewerkt door elektronica. Dat alles kwam daarbij uit maar liefst zes luidsprekers tegelijk.
Componiste Nicoline Soeter, van wie in de maand augustus korte uurstukken op de Tilburgse beiaard zijn te horen, is niet alleen een opvallende bedenker van inventieve klankwerelden. Naam maakte ze ook met VONK, een ensemble waarvan de muziek beïnvloed wordt door hedendaags gecomponeerde muziek en avant-garde pop. Als groepslid van VONK werkte Soeter samen met een rij van schrijvers, compononisten, theatermakers en muzikanten. VONK trad verder op tijdens allerlei speciale muziekdagen en muziekfestivals als Incubate, November Music, Muziektheaterdagen Amsterdam, Cross-Linx, Gaudeamus Muziekweek, Transit Festival en Huddersfield Contemporary Music Festival. In 2018 werkte VONK aan zijn eerste album ‘Whose arm is that?’, een cd vol met liedjes van verschillende componisten, waaronder Soeter. Sinds september 2017 is Soeter ook artistiek leider van podium De Link in Tilburg.
Over de vier voorslagen die ze schreef voor de Tilburgse beiaard zegt de componiste: “Die horen bij elkaar. Het zijn fragmenten van dezelfde compositie, ‘Circles & Squares’ geheten, die ik oorspronkelijk voor VONK schreef. Bij de compositie hoort ook een tekst die ik baseerde op de mythe van de bolmens van de Griekse blijspeldichter Aristophanes. De gedachte waarmee ik ‘Circles & Squares’ maakte, vind ik ook mooi om boven de stad te laten zweven.”
– Kun je meer vertellen over je achtergrond? Waar en wanneer ben je geboren, wanneer en waarom heb je besloten om componiste te worden? En was je daarvoor al zeer actief als muzikante?
“Ik ben geboren in 1974 in Velp als dochter van een Nederlandse vader en een Zwitserse moeder. Ik heb nog niet zo lang geleden gehoord dat mijn Zwitserse overgroot oma pianiste bij stomme films was. Daar voel ik me wel verwant aan. Ik maakte als kind heel graag hoorspelen en was altijd bezig met verhalen schrijven en liedjes maken. Na mijn studie klassiek viool, was ik vooral met improvisatie bezig en dat leidde als vanzelf tot de behoefte om te componeren. En uiteindelijk voel ik me veel meer thuis in de rol van maker.”
– Jouw composities worden vaak omschreven als bijzonder fantasierijk, zowel in klank als in instrumentkeuze. Is dat je doel ook: muziek maken waarvan mensen kunnen zeggen of denken: dit heb ik nog nooit eerder gehoord?
“Nee, dat zou een te groot streven zijn. Er is door de eeuwen heen zoveel muziek gespeeld en geschreven, verwantschappen zijn altijd te vinden. Wat ik zoek in klankkleur heeft vaak een emotionele betekenis. Als ik een ander instrument of een andere techniek zou kiezen is het niet op dezelfde manier doorleefd. Alsof het niet ademt of gewoonweg niet de juiste zeggingskracht heeft.”
– Wanneer ben je tevreden over een eigen compositie?
“Dat gebeurt niet zo snel. Composities zijn momenten in de tijd oftewel in een persoonlijk ontwikkelingsproces. Er is bijna altijd wel iets dat ik later nog wil veranderen. Toch kan ik best genieten van een moment, zeker als ik geraakt word door een uitvoerder die alles geeft. En soms ben ik later positief verbaasd. Dan vraag ik me af hoe ik het heb kunnen maken.”
– Hoeveel composities heb je eigenlijk al op je naam staan en welke compositie is je het dierbaarst en waarom?
“Ik ben nu bezig aan opus dertig. Mijn muziektheatervoorstelling Wunderkammer is me het meest dierbaar. Het was een soort levende klankinstallatie, maar ook binnenwereld, museum, werkplaats en publieke ruimte, geïnspireerd op de rariteitenkabinetten in de 17e en 18e eeuw. Het woord ‘raar’ heeft vandaag de dag een negatieve connotatie, maar betekende oorspronkelijk vooral zeldzaam, net als in het Engels. De rariteitenkabinetten uit de 17e en 18e eeuw waren voor veel apothekers en artsen de eerste aanzetten tot natuurwetenschappelijk onderzoek. Tegelijkertijd vervulden ze een publieke functie, waren het een soort musea. In de tekst van Wunderkammer speelden insecten een bijzondere rol. Veel kevers hebben de meest wonderlijke namen, zoals tapijtbok, soldaatje, eenhoorn of heilige pillendraaier. Pas recent bleek hoe slecht het met insecten gaat en was een ode behoorlijk op z’n plaats. De voorstelling is me dierbaar omdat Wunderkammer toch vooral over m’n eigen binnenwereld ging. Dat persoonlijk durven zijn mooie reacties oplevert en ook herkenning vond ik een bijzondere ontdekking.”
– In je werk combineer je muziek met filosofische teksten die je ook zelf schrijft. Wanneer ben je teksten gaan schrijven voor bij je muziek en waarom?
“Ik ging teksten schrijven omdat het me de mogelijkheid bood om muziek en tekst echt goed bij elkaar aan te laten sluiten in een lied. En ik wilde de onderwerpen zelf kunnen kiezen omdat ik dan over iets kon schrijven dat me ook echt raakt. Eigenlijk zoals een singer-song writer. Maar samenwerken met een schrijver bevalt me ook goed. Zo werk ik op dit moment aan een voorstelling samen met de Tilburgse schrijver Anton Dautzenberg. Hij schrijft de theatermonoloog, ik de songteksten. De voorstelling gaat in maart 2020 in première bij Tilt.”
– Je bent erg actief met je eigen ensemble genaamd VONK. Die naam is in Tilburg vrij bekend onder muzikanten. VONK was namelijk van 1986 tot 2000 het Tilburgse muziekpodium. Heeft jouw ensemble daar ook nog iets mee te maken?
“De naam VONK is verzonnen door één van onze musici, zonder dat we de historie van deze naam in Tilburg kenden. Achteraf gezien is het prima, want een verwantschap is er zeker.”
– Voor VONK componeerde je onder meer een stuk voor elektrische gitaar, vibrafoon en koebellen. Daarvoor moet je wel een zeer fantasierijke componiste zijn. Of niet?
“Koebellen zijn op zich gebruikelijk slagwerk instrumentarium, maar ik kies wel bewust voor klankcombinaties. In een later stuk combineerde ik Thaise gongetjes met marimba, omdat de wat zwevende stemming van de gongetjes prachtig bij het geluid van de hout paste.”
– Je hebt meer bijzondere projecten op je naam staan: zoals een project waarin je muziek componeerde voor bij een video-installatie over mijnwater. De installatie en muziekperformance vonden letterlijk onder de grond plaats in een Limburgse fietsenkelder. Hoe was dat en zijn daar nog veel mensen komen kijken?
“Dat was een erg tof project. In eerste instantie voelde ik enige schroom om iets te maken in het kader van het jaar van de mijnen. Als buitenstaander vond ik de korte periode die er was om aan het project te werken niet toereikend om op een integere manier iets over het mijnverleden te kunnen zeggen. Maar toen ik in de mijnverhalen dook ontdekte ik een aantal zeer tot de verbeelding sprekende gebeurtenissen, zoals het verhaal over Geleen. Op het moment dat de mijnen in Limburg gesloten werden was er een serieus voorstel van de directeur van een Canadese werkgeversvereniging om heel Geleen naar Canada te verhuizen. Er was daar een plek op de landkaart geprikt die Nieuw-Geleen zou gaan heten. De man bood twee schepen aan om alle mijnwerkers samen met hun hele sociale omgeving – de slager, de bakker, de kerk, de fanfare, de voetbalclub – om echt alles naar Canada te verplaatsen. Men heeft er uiteindelijk toch vanaf gezien. De performance was meerdere dagen tijdens Cultura Nova te bezoeken en er zijn heel wat bezoekers met ons mee onder de grond gegaan.”
– Voor de Tilburgse beiaardautomaat heb je de korte uurstukken gecomponeerd voor de maand augustus. Ben je tevreden met hoe de composities zijn geworden?
“Ik heb een variant op eerder werk gemaakt. De compositie met de Thaise gongetjes bleek zo goed te passen bij het geluid van het carillon. Ik werd er heel vrolijk van om dit werk terug te horen in een nieuwe versie. En dat terwijl ik normaal gesproken dus niet graag een compositie naar andere instrumenten omzet. Dit paste zo goed dat ik het niet kon laten. De vier voorslagen horen ook bij elkaar. Het zijn fragmenten van dezelfde compositie ‘Circles & Squares’ die ik oorspronkelijk voor VONK schreef. Bij de compositie hoort ook een tekst die ik schreef op basis van de mythe van de bolmens van Aristophanes, vrij naar de dialogen van Plato.”
– Interessant, vertel eens meer daarover…
“Volgens de mythe waren mensen lang geleden bolvormige wezens. Ze hadden vier armen, vier benen, twee hoofden en bewogen zich voort in een soort radslag. Er waren drie soorten. Eén van hen bestond uit twee mannelijke helften, de ander uit twee vrouwelijke helften en de derde had zowel een mannelijke als een vrouwelijke helft. In het licht van de gender-discussie vond ik het interessant om te zien hoe oud het idee al is. In mijn versie kunnen ze zich voortbewegen zonder ‘picto’s of frames’. Omdat niemand ze in een hokje plaatst, is het niet nodig om zichzelf af te vragen wie ze zijn. De noten zelf hebben ook zowel hoekige als circulaire bewegingen. Ondanks dat de tekst niet te horen is kan de compositie prima op zichzelf staan en de gedachte waarmee ik ‘Circles & Squares’ maakte vind ik ook mooi om boven de stad te laten zweven.”
– Als componiste voor de beiaardautomaat in de maand augustus beleefde je een valse start. Eind juli begaf de automaat het tot ieders schrik. Heb je daar nog iets van meegekregen?
“Jazeker. Ik hoorde ervan omdat mijn compositie niet gespeeld kon worden. Wel bijzonder dat met vereende krachten het probleem zo snel weer verholpen was.”
De vier voorslagen maken onderdeel uit van de compositie getiteld ‘Circles & Squares’ die Soeter oorspronkelijk voor VONK schreef. De uitvoering door VONK is ook op YouTube te beluisteren. Klik hiervoor op onderstaande video.
Doet ie het of doet ie het niet? De klanken in het centrum van Tilburg klinken toch een stuk minder aangenaam zonder beiaard. Of beter gezegd: zonder beiaardautomaat. Afgelopen week werd er in Tilburg ook een aantal bezorgde telefoontjes uitgewisseld. Was de beiaardautomaat nog in orde of was hij knock-out gegaan door het extreem warme weer? Na een telefoontje met de klokkenfirma Eijsbouts uit Asten, werd de automaat grondig nagekeken, maar helaas zonder positief resultaat.
De Stichting Vrienden van de Tilburgse beiaard hoefde zich desondanks geen zorgen te maken en kreeg de belofte dat het probleem nog in de vakantieperiode zou worden opgelost.
Begin augustus stonden de uurslagen van componiste Nicoline Soeter geprogrammeerd. Maar de playlist van Soeter bleek niet op de voorgeprogrammeerde tijden te kunnen worden afgespeeld door het mysterieuze zwijgen van de beiaardautomaat.
Het verlossende woord kwam afgelopen maandag van Ernst Bonis, algemeen bestuurslid en de technische man van de Stichting Vrienden van de Tilburgse beiaard. Het speelwerk werkte eindelijk weer als vanouds. Sinds afgelopen maandagmiddag is de automaat ook weer op vaste tijden te horen. In een mail liet Bonis verder weten nog eens goed uit te zullen zoeken wat de oorzaak was van het hele probleem. “Het is zeer waarschijnlijk een softwarefout geweest. Na 12 augustus, als het verlof voorbij is, hoop ik echter erachter te komen wat nou precies het euvel was”, schreef hij in een mail.
Zondag 14 juli, Pittsburgh PA – Heerlijk om in een zonovergoten Pittsburgh wakker te worden na een intense week van beiaardconcerten. Vijf concerten op rij in het noord-westen van de staat New York en in Pennsylvania.
Zoals vaak voorkomt in de USA waren vier van de vijf beiaarden te vinden op prachtige campussen van universiteiten. In Rochester NY hingen de klokken van het Hopeman Carillon hoog in de koepel van een prachtige bibliotheek op de campus van Rochester University, waarmee de befaamde Eastman School of Music verbonden is.
Het is altijd even wennen aan het ‘Amerikaanse klavier’ waarvan de afmetingen nogal afwijken van onze Europese standaard. Maar verder was het heerlijk spelen op dit lichte instrument. De beiaard van Alfred University (Alfred NY), uitkijkend over een prachtig park, heeft enkele ‘problematische’ klokken die ronduit vals klinken. Maar dat leek het publiek, dat grotendeels in hun auto met de ramen open en voorzien van drank en eten luisterde, niet te deren. Zoals op de andere plaatsen waren zij erg gul met hun applaus, hier in de vorm van toeterende auto’s…
De beiaard van Williamsville NY hangt in de Calvary Episcopal Church, een mooi kerkje in een groene woonwijk. De beiaard uit 1959 is een schenking van D. B. Niederlander. Hier werd de straat afgesloten en zaten de luisteraars tussen de bomen, op de straat.
Het enthousiasme van beiaardierster Gloria Werblow, die al meer dan 40 jaar dit mooie instrument bespeelt, was aanstekelijk. Opmerkelijk was ook dat college-studenten als onderdeel van hun curriculum vrijwilligerswerk deden door te helpen bij de organisatie van het concert, inclusief een hotdogkraam.
Het voorlaatste concert vond plaats in Erie PA, gelegen aan het indrukwekkende Eriemeer. Ook deze beiaard is een schenking, met name van Larry & Kathryn Smith en hangt in de toren van de gelijknamige kapel op de campus van het Behrend College. Het was heerlijk spelen op dit instrument, dat uit 2002 dateert. De klokken werden gegoten door Meeks, Watson & Co uit Georgetown (Ohio). Heldere en transparante klokken die andermaal over een onberispelijk mooie campus klonken. Het ‘slotconcert’ vond plaats in New Wilmington PA op de campus van Westminster College: een oase van rust met de uitstraling van een oud Engels college.
Totaal onverwacht heb ik op vraag van de beiaardierster Paula Kubik in de namiddag nog een korte workshop gegeven waarbij zij met één van haar studenten vierhandige beiaardbewerkingen speelde.
Terugblikkend op deze concerten stel ik vast dat de beiaarden (en de torens waarin zij hangen) bijna altijd via schenkingen tot stand kwamen. Ook de beiaardconcerten worden gesponsord via individuele bijdragen of donaties en zijn goed georganiseerd. Het publiek komt soms al een uur op voorhand (!) plaats nemen en voedsel en drank ontbreken zelden tijdens het concert. Wat wel zorgen baart is de onzekerheid over de opvolging van de beiaardiers wanneer zij met pensioen (moeten) gaan. Zo wordt er bijvoorbeeld in Alfred al bijna drie jaar niet meer op reguliere basis gespeeld wegens een gebrek aan middelen om een opvolger aan te stellen.
Ik speelde erg gevarieerde programma’s. Hierbij waren het vooral de bewerkingen van 18de eeuwse muziek (Bergamaska, Une Jeune Fillette) en de jazz-improvisaties die erg in de smaak vielen.
En nu, via Washington en Philadelphia, op weg naar New York!
Ze heeft de beiaard niet in een persoonlijke ‘top 3’ van favoriete instrumenten staan, maar kan wel enorm genieten van de beiaardnoten die dagelijks over Tilburg worden uitgestrooid. “De beiaard van de Heikese kerk vind ik heel erg mooi en zuiver. Ik hou ook veel van beiaards met hele zware klanken, zoals die in het Belgische Mol. Ik ben in de loop der jaren ook veel bewuster gaan luisteren naar beiaards”, zegt Annemiek Reynders (1943).
Als lid van de beiaardcommissie en mede-oprichter van de Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard, praat Annemiek graag over het carillon, waaraan ze allerlei bijzondere persoonlijke herinneringen heeft, zoals die aan het moment waarop ze thuis in de tuin zat en voor het eerst de beiaard van de Heikese kerk hoorde spelen, terwijl binnen haar huis werd verbouwd.
– Kun je vertellen hoe je ooit bij de Tilburgse beiaard betrokken bent geraakt? Bestond de stichting toen überhaupt al?
“Ik ben gevraagd om bij de Tilburgse beiaardcommissie te komen. Dat is nu 22 jaar geleden. Ik zag de plaatselijke notabelen bij Anvers naar beiaardconcerten zitten luisteren op zondagmiddag. Voor die concerten werd in die tijd nog weinig reclame gemaakt in de plaatselijke krant. Maar we gingen wél luisteren. Die luisteraars behoorden tot een club die was opgericht door een oud notaris en ‘Vrienden van de Beiaard’ werd genoemd. Het was dus nog geen stichting, al kon je wel geld doneren aan de club. En er werd ook een blaadje over de beiaard uitgegeven. Via die notaris ben ik gevraagd om bij de commissie te komen. Hij was op zoek naar jongeren, en ik was nog jong uiteraard. Ik vond het ook leuk om lid te worden. Jan van Dijk, een componist die ook doceerde aan het conservatorium, was de voorzitter van de commissie. Ik heb als enige vrouw bij het clubje mannen gezeten en veel mensen zien komen en gaan. De commissie was overigens een gemeentelijke aangelegenheid. Leden werden ook eerst gescreend voordat ze lid mochten worden. Beiaardier Carl van Eyndhoven was al tien jaar stadsbeiaardier. Later kwam ook Fons Mommers erbij, die voorzitter van de commissie werd. Wat we vooral wilden, was vernieuwing in het speelprogramma van de beiaard. En die is er ook gekomen.”
– Wanneer werd de stichting opgericht?
“Dat was voorafgaand aan de viering van het 50-jarige bestaan van de beiaard. We kwamen er toen achter dat je geen geld bij de gemeente kon aanvragen als je niet een losse stichting bent. Drie jaar geleden werd daarom de stichting opgericht.”
– In het biootje van jou op de site van de Tilburgse beiaard staat dat je het belangrijk vindt om de beiaard zichtbaar te maken bij een groot publiek. Dat is vooral door hem vaak te laten horen en zo bekender te maken in de stad. Was de beiaard twintig jaar geleden ook minder in de stad te horen dan nu?
“Zichtbaar en hoorbaar, ja. Maar de beiaard was toen al even vaak te horen als nu. Er waren ook evenveel concerten. De wekelijkse bespelingen zijn er ook altijd geweest. Er was altijd een cyclus van zomerconcerten of lente- of najaarsconcerten. Dat is niet veranderd. Ook toen was de beiaard vier keer per uur te horen.”
– Er is dus geen groei geweest in het aantal gespeelde concerten?
“Nee, dat is niet helemaal waar. We hebben wel meer ‘extra’ concerten georganiseerd. Maar dat was afhankelijk van de hoeveelheid geld die de commissie kreeg van de gemeente. We moesten roeien met de riemen die we hadden. Door meer andere fondsen aan te spreken dan vroeger kunnen we nu wel meer doen.”
– Hoe oud was je eigenlijk toen je bewust werd van de aanwezigheid van een beiaard bij jou in de buurt?
“Ik moet piepjong zijn geweest. Ik kwam in de Tilburgse binnenstad wonen. De Tilburgse beiaard leerde ik kennen op een zonnige zondagmiddag in 1974. Door verbouwingen in het huis zat ik buiten in de tuin en hoorde ik de beiaard spelen. Ik voelde me ineens helemaal ontspannen en dacht, wow, hier voel ik me thuis! Ik ben in 1943 in Amsterdam-Zuid geboren op een plek waar geen beiaard in de buurt was. Maar ik ging wel naar de Dam en hoorde ook beiaards in de stad. Ik dacht toen: dit hoort bij de stad en op de één of andere manier ook bij mij. Toen ik dat terugherkende in mijn tuin gaf me dat het gevoel van thuis zijn. Heel wonderlijk.”
– Staat de beiaard bij jou ook in een persoonlijke top 3 van favoriete instrumenten?
“Nee.”
– Staat hij dan wel in je top 10?
“Ik heb geen top 3 of top 10 van favoriete instrumenten. Ik kan wel enorm genieten van de klanken van een beiaard. De beiaard van de Heikese kerk vind ik heel erg mooi en zuiver. Ik hou ook veel van beiaards met hele zware klanken, zoals die in het Belgische Mol. Ik ben in de loop der jaren ook bewuster gaan luisteren naar beiaards in mijn omgeving. Ik ben daarom ook op zoek gegaan naar programma’s met concerten.”
– Hoe belangrijk is het volgens jou dat een stad een vaste beiaardier heeft, zoals Carl Van Eyndhoven, iemand die ook echt betrokken is bij de toekomst van de Tilburgse beiaard?
“Heel belangrijk, absoluut! Met zo’n beiaardier als Carl heb je als commissielid ook weer een speciale band, omdat je samen plannen kunt maken.”
– Wat is het leukste wat Carl Van Eyndhoven jou heeft geleerd over carillons of beiaards?
“Je weet dat Carl vol met anekdotes zit, die hij zo uit zijn mouw schudt. Ik lach me ook vaak rot om zijn verhalen. Een anekdote die hij wel eens gebruikt, is dat hij de hoogst geplaatste ambtenaar is van Tilburg. Dat vind ik wel grappig.”
– Er was sprake van dat de Heikese kerk ontheiligd gaat worden en een andere functie krijgt. Zou dit gevolgen kunnen hebben voor de toekomst van de Tilburgse beiaard?
“Voordat ik dat wist, was ik daar al bang voor dat dat zou gaan gebeuren. Maar het is wel zo dat de kerk een nieuwe culturele functie krijgt. Zo’n kerk heeft echter ook onderhoud nodig. Dus hoe maak je dat betaalbaar? Als je de kerk in de winter niet zou verwarmen, lijkt me dat niet goed voor de orgels in de kerk. De toren, inclusief inhoud, waaronder de beiaard en de beiaardautomaat, is eigendom van de gemeente. Die zal dus geld op tafel moeten leggen.”
– Als je over beiaards praat is het onderwerp steeds vaker de beiaardautomaat. Die automaat levert ook allerlei technische problemen op. Vind jij het leuk om je in dat soort zaken te verdiepen en hierover mee te praten?
“Niet over de techniek, nee. Ik heb een heel dik boek over beiaards gekocht of gekregen en daar staan allemaal van die moeilijke beschrijvingen in. Ik ben helemaal niet a-technisch, maar ik vind het zo ongelooflijk ingewikkeld. Het is mooi om te weten hoe de klepel via de aanslag bespeeld wordt. Maar ook het gieten van klokken is heel interessant. Daarom zou ik het ook heel leuk vinden om een keertje naar de Eijsbouts Klokkengieterij in Asten te gaan om daar eens rond te kijken. Dan kunnen we ook meteen naar het beiaardmuseum, want dat is daar vlak in de buurt.”
– Kun je je eigenlijk voorstellen dat de beiaardier ooit wordt vervangen door een automaat, maar dat niemand dat merkt?
“Natuurlijk zal dat wel door iemand worden opgemerkt. Als Carl speelt of een andere beiaardier, dan hoor je gewoon dat er live gespeeld wordt. Dat heeft een frisheid en een directheid wat een automaat nooit kan hebben. Je hoort het ook aan het iets harder of zachter spelen. De automaat is absoluut niet de oplossing voor het ophouden met spelen.”
– De stichting vergadert altijd op zaterdagmorgen in Anvers. Jij maakt de notulen bij deze vergaderingen. Hoe lang doe je dat al?
“Daar ben ik in 2015 mee begonnen. Om kosten te besparen vergaderden we in het begin altijd bij mij thuis. Als stichting hadden ook helemaal geen geld, toen we hiermee begonnen. Daarom leek het mij handig om bij mij thuis samen te komen. Voor de koffie kon ik dan zelf wel zorgen. Anvers kwam in zicht toen Carl vaak afspraken had bij de toren en we dus het beste daar in de buurt konden afspreken.”
– De commissieleden zijn bijna allemaal ouder dan 60 jaar. Maak je je al zorgen over de toekomst van de stichting als deze mensen weg gaan vallen?
“Het is heel fijn dat jij er als ‘jongere’ bij bent gekomen. Maar het moeten er natuurlijk meer worden. Dat kan alleen door erover te praten. Mensen moeten zich ook thuisvoelen in ons clubje. Dat is heel belangrijk.”
– Eind juni werd de 53ste verjaardag van de Tilburgse beiaard gevierd. Was het jubileum dit jaar anders dan in andere jaren?
“De eerste keer dat we zo’n viering hadden, was toen de beiaard precies vijftig jaar bestond. Toen hebben we de plaquette onthuld op de dag van de verjaardag van de Tilburgse beiaard. Er was verder een receptie in het Paleis Raadhuis en er waren op meerdere dagen beiaardconcerten. In de Concertzaal was een groot concert, waarin allerlei instrumenten waren te horen samen met de beiaard. Het was een heel groot programma dat we hadden samengesteld, niet te vergelijken met wat we dit jaar hebben gedaan. Het heeft ons ook heel veel energie gekost om het programma van toen te organiseren.”
De Tilburgse beiaard mocht onlangs een aparte bezoekster verwelkomen hoog in de toren van de Heikese kerk. Niemand minder dan de 10-jarige Tilburgse scholiere Astrid Lennarts bracht samen met haar moeder een bliksembezoek aan het Tilburgs carillon. Dat alles met een speciale reden: “Op school zijn een aantal commissies waar kinderen lid van zijn”, vertelt Astrid. “Zelf zit ik in de kunstcommissie. Daarin mogen leerlingen zelf bedenken wat we aan de klas willen laten zien. Als de hele commissie het daar dan mee eens is, kun je gaan organiseren. De commissie koos voor de Tilburgse beiaard. Daarom kom ik nu alvast langs om een kijkje te nemen.”
Volgens Astrid was het een hele aparte ervaring om de tocht omhoog te maken. Boven was vooral de beiaard zelf leuk om te zien, maar ook het mooie uitzicht over Tilburg. “In de toren heb ik ook de automatische beiaard gezien. De uitleg die ik daarover kreeg was niet al te moeilijk.” Over het geluid dat de klokken maken zegt ze: “Dat geluid vind ik wel grappig en apart, haha, vooral omdat de meeste instrumenten niet zo hard klinken. De beiaard hoor je over de hele stad. En daarom kun je ook iets spelen dat iedereen beneden kan horen.”
Uiteraard mocht Astrid ook zelf een stukje op de beiaard spelen. “Als het goed is, heeft de hele stad mij heel kort Vader Jacob horen spelen. Maar dan wel iets langzamer dan normaal.”
Op vrijdag 28 juni as. krijgt de groep van Astrid op Den Bijstere ook nog bezoek van beiaardier Carl van Eyndhoven. “Die gaat ons dan dingen vertellen over zijn werk. En zelf mag ik ook nog iets vertellen. Bijvoorbeeld dat ik voor mijn klimtocht naar boven in totaal 202 treden op moest. En als je dan boven je hoofd naar buiten kunt steken, zijn er in totaal nog tien treden te gaan door een kleine ladder te beklimmen.”
Of ze ook vragen had aan de beiaardier? “Ja hoor. Ik heb eerst vragen gesteld over de klokken. Maar ik wilde ook weten in hoeverre de beiaard lijkt op een piano en of deze instrumenten iets mee elkaar te maken hebben.” Moeder Myra zegt verder dat er deze keer wel een heel apart onderwerp is uitgekozen voor een speciale les. “Meestal verzint de kunstcommissie iets met tekenen of schilderen. De beiaard is toch weer heel iets anders.”
Dat haar moeder mee klom naar boven, vond Astrid overigens wel zo prettig. “Het was toch wel spannend zo’n hele tocht naar boven. Al ben ik onderweg niet zo heel moe geworden. Tijdens het klimmen was er telkens een stukje waar ik even kon uitrusten en uitleg kreeg over iets dat met de beiaard te maken had.”
Stadsbeiaardier Van Eyndhoven kijkt met een leuk gevoel terug op het bezoek van de Tilburgse tiener. “Het was een heel leuke ervaring omwille van de totaal onbevangen, frisse blik die Astrid had op de toren, de klokken en het beiaardklavier. Een heel slimme opmerking of vraag van haar was, toen ik de automaat liet spelen en zij veel toetsen tegelijkertijd zag bewegen, ‘dat het voor mij toch niet mogelijk was om dit ook zelf te spelen’. Met andere woorden: zij had perfect door wat het verschil is tussen een beiaardautomaat en een beiaardier die zelf speelt.”
Grappig vond Van Eyndhoven daarnaast dat het nummer ‘Arcade’ van Duncan Lawrence dat hij als extraatje speelde Astrids lievelingslied bleek te zijn.
Hoelang de les aan groep 7 van Den Bijstere gaat duren, kan de beiaardier nog niet precies vertellen. “Dat is nog niet bepaald”, zegt hij. “Maar ik vermoed een uur tot maximaal tachtig minuten. Wat ik de klas zeker ga vertellen, is hoe klokken of beiaarden al heel veel eeuwen muziek en klank in de stad hebben gebracht die door iedereen beluisterd kunnen worden. Ik vergelijk de beiaard of beiaardautomaat ook vaak met een populaire radiozender. Wat ik verder hoop is dat we samen het Tilburgs klokkenlied in de klas kunnen gaan zingen. We zullen wel zien.”