“Het is een uitdaging voor een componist om de beperkingen van een beiaard uit te buiten”

FOTO: Ingrid Bertens

FOTO: Ingrid Bertens

Van de Tilburgse pianist en componist Jo Sporck (1953) ging in Tilburg op meerdere plekken nieuw werk in première. De Tilburgse Concertzaal was daarvan misschien wel de mooiste en meest prestigieuze plek. Maar ook bovenin de Heikese kerk was het een compositie van Sporck die in oktober 2018 haar première beleefde op de fonkelnieuwe beiaardautomaat. Het werk, met de titel ‘Imprecaties’, was zelfs het allereerste muziekstuk dat voor de nieuwe automaat werd gecomponeerd en twee weken lang een paar keer per uur over de straten van de Tilburgse binnenstad rolde.

In dezelfde maand oktober kreeg Sporck op zijn 65ste verjaardag een eigen muziekevenement: het vijf dagen durende pianofestival ‘Tilburg op Vleugels’. Met als één van hoogtepunten een optreden van pianist Antal Sporck, de zoon van Jo, die het festival afsloot met Zindering, een nieuwe compositie van zijn vader, gevolgd door een beroemd pianostuk van de ‘Engel van Salzburg’, de geniale Wolfgang Amadeus Mozart, te weten Pianoconcert nr. 22 in Es Dur.

Sporck, die geboren en getogen werd in het Limburgse Heerlen, beleefde zijn vorming tot muzikant al op zeer jonge leeftijd als koorzanger op school en in de kerk. Voor zingen bleek Sporck ook een bijzonder talent te hebben. “Het was een feest om met de klas te zingen. Ik had een mooie jongenssopraan. Het kerkkoor was ook een bron van verbinding”, zo vertelde hij later hierover in een interview met Omroep Tilburg. Naast een solistenopleiding piano aan het conservatorium in Maastricht volgde hij in Tilburg een studie compositie bij de vermaarde componist en dirigent Jan van Dijk en bij componist en muziekpedagoog Hans Kox. Met beiden zou hij jarenlang een vriendschappelijke band als collega-componist onderhouden. Wonen in Tilburg bleek ook zeer aangenaam. Voor veel mensen werd Sporck, ondanks zijn Limburgse afkomst, een rasechte Tilburger.

Behalve als een van Tilburgs bekendste klassieke componisten, geldt Sporck ook als één van de meest veelzijdige. Afgelopen veertig jaar schreef hij onder meer muziek voor piano, kamermuziekensembles, koren en vocalisten. Zijn werk was daarnaast op verschillende grote concertpodia te horen in steden als Moskou, New York, Montevideo en Seattle. Een bijzonder jaar voor Sporck was 1988, het jaar waarin hij de allereerste Nederlandse componist zou worden wiens werk op de Russische staatsradio te horen was en die ook zelf bij de uitvoering van zijn werk aanwezig was. Het zou een memorabele avond worden. “Een dag voor de première stond de hoboïst nog te stoeien met de noten, was het slagwerkensemble niet komen opdagen en moest ik de pianist van mijn trio nog wijzen op sleutelwisselingen”, aldus Sporck terugkijkend op deze gebeurtenis in het interview hieronder.

Een goede omschrijving geven van Sporcks muziek is anno 2020 nog niet zo makkelijk. Zijn eigen website helpt ons hier echter een handje bij. Op de site wordt de muziek omschreven als ‘herkenbaar en uniek’. Toonformules zijn door de componist zelf ontwikkeld, terwijl het handschrift van de componist te herkennen is aan de sterk ‘polyfoon getinte’ klanken. In zijn muzikale werk genaamd Spacemusic zijn het vooral de ruimtelijke effecten die een opvallend onderdeel vormen van de compositie.

Tilburgers enthousiast maken voor klassieke muziek: ook daar had ‘zendeling’ Sporck zijn handen vol aan, maar dan wel in positieve zin. Zo verzorgde hij muzikale lezingen voor buurtgenoten en verenigingen en schreef hij boek over het belang van muzikale vorming onder de titel ‘Uit de doeken, uit de kleren’. Succesvol was hij vooral met het in 1986 door hemzelf opgerichte kamermuziekpodium De Link, dat tien jaar lang kriskras door de stad naar wisselende locaties zou reizen voordat het in 1998 een definitieve locatie vond in de gerestaureerde kapel van Het Cenakel. Samen met De Smet zou De Link uitgroeien tot de belangrijkste Tilburgse plek voor het horen van kamermuziek. In totaal zou Sporck twaalf jaar voorzitter zijn van het podium.

In 2013 ontving Sporck de grote zilveren legpenning van Tilburg als blijk van dank voor zijn inzet voor de stad.

– Komt u uit een muzikale familie?

“Deels. Van vaderskant. Minstens zo doorslaggevend voor mijn muzikale ontwikkeling is de basisschool geweest waar elke meester of juffrouw iedere dag zong met de klas en ons zelfs met het gregoriaans liet kennismaken.”

– Uw muzikale loopbaan begon eigenlijk al in Heerlen in het kerkkoor. U bleek een mooie jongenssopraanstem te hebben. Heeft u later in uw loopbaan nog veel aan dit zangtalent gehad?

“Na het breken van mijn stem is het nooit meer iets geworden. Dat neemt niet weg dat de stem en de zang voor mij leidraad zijn gebleven voor het musiceren.”

– Uw kinderen Antal en Misha zijn muzikaal opgevoed en net als u beroepsmuzikant geworden. Wat heeft u ze vooral meegegeven om ze zover te krijgen dat ze in uw voetsporen zijn getreden?

“Muziek heeft hen vanaf de geboorte omgeven. Er is altijd bij hen in huis gemusiceerd, ook door de mensen die bij hen op bezoek kwamen. Dan gaat de rest eigenlijk vanzelf.”

– U komt oorspronkelijk uit Limburg, maar woont al ruim 40 jaar in Tilburg. Dankzij u heeft Tilburg een nieuw festival voor klassieke muziek gekregen. Toch is de kruikenstad vooral de stad van de popmuziek. Vindt u dat niet jammer?

“Tilburg is inderdaad een popstad en dat is jammer. Niet omdat popmuziek er niet mag zijn, maar omdat de serieuze muziek wordt verwaarloosd. Door het onderwijs en door de politiek. De oorzaken daarvan heb ik al eerder op een rijtje gezet in mijn boek ‘Uit de doeken, uit de kleren’.”

– Zou u een paar van die oorzaken kunnen noemen?

“Die vraag is te omvangrijk om echt goed te kunnen beantwoorden. Het gaat om een waaier aan gebeurtenissen: misschien te beginnen met de Mammoetwet in de jaren zeventig, waardoor Kweekschool veranderde in Pedagogische academie zonder verplichte muzieklessen, wat culmineert bij het marktgerichte afbraakproces van Zijlstra en doorsuddert met het opheffen van gemeentelijke muziekscholen.”

– Voelt u zich intussen wel een Tilburger?

“Kennelijk is hier mijn plek om te wonen. Ik woon al 43 jaar in deze stad en we zijn elkaar daarmee iets verschuldigd. Wanneer je al zo lang in een stad woont, komt er vanzelf een band waardoor je betrokken raakt bij het culturele leven. Je bent dan als burger – die gebruikmaakt van de faciliteiten van een stad – ook verplicht daarvoor iets terug te doen. Een vanzelfsprekendheid. En dat zou ook omgekeerd moeten zijn.”

– Er bestaat zelfs een naar u vernoemde stichting die zich belangeloos inzet om composities van u en uw geestverwanten te promoten. Doet u nog wel eens dingen voor deze stichting?

“Minstens een maal per jaar organiseert de Stichting Sporck een concert waarvoor ik een nieuw werk schrijf. Afgelopen jaar was dat ‘Switch’ voor cellokwartet.”

– Uw grootste muzikale vrienden wonen niet in Nederland, maar in Rusland en Engeland. Is het werkelijk zo dat u met deze vrienden veel beter over muziek en het componeren van muziek kunt praten dan met uw Tilburgse vakbroeders? Zo ja, waar zit dan met name het verschil in?

“Vrienden op afstand zijn vaak loyaler. Bovendien wil ik geen deel uitmaken van een coterie, nergens bij horen. Dat autonome gedrag heeft natuurlijk een oorzaak.”

– In 1988 was u ook de eerste Nederlandse componist wiens werk op de Russische staatsradio te horen was. De Russische muzikanten hadden echter niet op uw muziek gestudeerd. De uitvoering was verschrikkelijk, vertelde u ooit in een podcast van Omroep Brabant. Kunt u daar iets meer over vertellen, hoe dat was?

“Inderdaad: een dag voor de première stond de hoboïst nog te stoeien met de noten, was het slagwerkensemble niet komen opdagen en moest ik de pianist van mijn trio nog wijzen op sleutelwisselingen. Maar op het concert zat iedereen op het puntje van zijn stoel, kwam er een staande ovatie uit een zaal die goeddeels bestond uit Sovjetcomponisten en moest ik ook nog een liefdesverklaring van de opnameleidster in ontvangst nemen. Het kan verkeren. De studiobanden die mij mee zijn gegeven heb ik nooit meer willen beluisteren.”

– Op internet is een hele lange lijst te vinden van werken die u schreef, waaronder vocale nummers, werken voor koor, orkest, solo-werken, maar ook kamermuziek en muziek voor theatergezelschappen. Waar heeft u in uw loopbaan het meeste plezier aan beleefd? Of waar schreef u het liefst muziek voor?

“In principe is mij alles eender. Je zou zeggen dat je als pianist het gemakkelijkst voor piano schrijft, maar laat juist dát niet zo zijn.”

– In uw werk is polyfonie erg belangrijk. Alle stemmen in een compositie moeten gelijkwaardig zijn. Daarmee bent u ouderwets. U vergelijkt uzelf wat dit betreft met Bach, die ook ouderwets was door terug te grijpen op muziek uit de middeleeuwen. Klopt dat?

“Met de taal van Bach net zoals die van alle andere grote componisten ben ik nu eenmaal opgevoed. Originaliteit zit niet in de taal zelf maar in het gebruik ervan.”

– U heeft ooit gezegd: muziek begint bij de menselijke stem en het instrument is de imitatie van de stem. Is het daarom ook dat u zoveel vocaal werk heeft geschreven in uw loopbaan als componist?

“Beslist.”

– Het schijnt dat u nooit lang bezig bent met het schrijven van muziek. Is het klaar dan bent u alweer met iets nieuws bezig. Uw hoofd zit vrij snel weer vol met nieuwe klanken. U probeert uzelf ook steeds te verbeteren in uw werk. Is dat nog steeds zo of hoeft u zich niet meer zo nodig te verbeteren?

“Een enkele keer kost het me weinig tijd een werk te voltooien. Maar dat is eerder uitzondering dan regel. Verbeteren blijft een dwangneurose.”

– Behalve componist ben u ook pianist. Om Chopin te kunnen spelen, moet je minstens 20 jaar lang zijn werk hebben gespeeld, zei u ooit. Bent u zelf al zover dat u Chopins werk geheel in de vingers heeft zitten?

“Misschien dat deze uitspraak uit zijn verband is gehaald en heb ik willen zeggen dat je vanaf je eerste les twintig jaar nodig hebt om het oeuvre van Chopin te beheersen. Het schrijven van muziek heeft mijn pianospel behoorlijk naar de achtergrond gedrongen. Dat neemt niet weg dat ik de dag wil beginnen met Bach en een paar Chopin-etudes.”

– Een bijzonder onderdeel van uw werk zijn composities met ruimtelijke effecten erin, ofwel Spacemusic zoals deze muziek wordt genoemd. Een van die werken is een stuk getiteld ‘Subito Sera’. Beschrijf eens in het kort hoe Spacemusic ontstaat en hoe het klinkt?

“Voor mij is muziek niet alleen beweging in de tijd maar ook in de ruimte. En daarmee ben ik allesbehalve de eerste, zie de titel van het eerder aangehaalde en door mij geschreven boek. Deze optie doelbewust in je compositie verwerken blijft voor mij een extra uitdaging en een extra sensatie voor het oor. Jammer genoeg zijn er maar weinig concertzalen, die dit faciliteren.”

– Uw muziek wordt deels als moeilijk toegankelijk ervaren door luisteraars. Dat geldt niet voor uw Spacemusic. Is die ook beter toegankelijk door de algehele harmonie die deze ademt?

“Die moeilijke toegankelijkheid ken ik alleen van mensen die nooit verder zijn gekomen dan Debussy. De harmonieën van het door u genoemde werk wijken echter nauwelijks af van veel andere composities. Voor het overige heb ik het idee dat ik als hedendaags componist behoorlijk toegankelijk wordt gevonden.”

– U heeft ook veel kamermuziek gecomponeerd. In Tilburg wordt op veel plekken kamermuziek gespeeld door allerlei gezelschappen. Is de kwaliteit van de uitgevoerde werken ook hoog naar uw maatstaven? En blijft het genre in deze stad ook vitaal genoeg door nieuwe composities, onverwachte bezettingen en verrassende speellocaties?

“Natuurlijk wordt er van alles geprobeerd om kamermuziek te promoten en is er inderdaad sprake van afwijkende programmering. Wat het niveau betreft: gezien de geringe vraag en het grote aanbod kan het niet anders of de lat is als maar hoger gelegd.”

– In 1985 schreef u ‘Als de groote klokke luidt’, een nummer voor de Tilburgse beiaard. Koos u expres voor een oud-Nederlandse titel om de lange geschiedenis van de beiaard te benadrukken?

“Nee. Het had meer van doen denk ik met de man die mij informeerde over mogelijkheden en repertoire van de beiaard.”

– De bladmuziek van het stuk was lange tijd zoek, maar werd in 2019 teruggevonden door oud-muziekdocent Henk Stoop. Gebeurt dat vaak met composities van u: dat ze verdwijnen en na zoveel tijd weer ergens opduiken?

“Nee. Het werk was en is gewoon gedocumenteerd bij Donemus, nadat het een beiaardprijs had gekregen.”

– U bent ook de eerste componist geweest die in 2018 voorslagen voor de nieuwe beiaardautomaat schreef, een compositie getiteld ‘Imprecaties’. Was u achteraf tevreden over deze compositie en wat waren de reacties van uw vakgenoten of naaste omgeving?

“Wanneer is een componist tevreden? Reacties van vakgenoten krijg ik in de regel niet, tenzij uit het buitenland.”

– Waar sloeg de titel Imprecaties op?

“Imprecaties dient hier opgevat te worden volgens Van Dale, namelijk bezwering.  Klokkengelui heeft voor mij een bezwerende functie.”

– Is componeren voor de beiaard veel anders dan componeren voor een ander instrument?

“Elk instrument heeft zijn mogelijkheden en zijn beperkingen. Steeds weer opnieuw voor welke bezetting dan ook. Wat beperkingen betreft: daar kan ik een aantal van opnoemen. Maar juist die gebreken zijn een uitdaging voor een componist. Ik bedoel daarmee: hoe ga je als componist daarmee om en hoe buit je deze beperkingen het beste uit?”

Continue reading...

“Ik vond het interessant om de beiaard te verbinden aan een gladde bluesstijl”

Xavier van de Poll samen met violiste Ruoyun Li

Jong en succesvol: hoe doe je dat? Vraag het aan de in Tilburg geboren violist en componist Xavier van de Poll (1995). Werk van hem werd onlangs in China uitgevoerd, met de jong muzikant zelf als eregast. Slechts weinig jonge Nederlandse componisten hebben zo’n unieke prestatie al op hun CV staan.

Van de Polls  interesse voor muziek ontstond al op 4-jarige leeftijd tijdens een bezoek aan de muziekschool, alwaar hij in een kerstconcert kennismaakte met de viool, het instrument dat zijn hart zou veroveren en hij twee jaar later zelf zou leren bespelen als leerling violist. Maar niet voordat hij de wens van zijn ouders zou vervullen om eerst zijn zwemdiploma te halen. Op zijn twaalfde jaar had Van de Poll echter al een CV van drie kantjes.

Zijn liefde voor orkestmuziek en opera ontdekte hij acht jaar later bij het JeugdOrkest Nederland, waar hij gedurende zeven jaar bekende symfonieën, symfonische gedichten, soloconcerten en opdrachtwerken op de lessenaar kreeg. Van 2005–2011 was hij student aan de JongTalent Klas, de jeugdafdeling van het Fontys Conservatorium in Tilburg.

Van de Poll is niet alleen talentvol als violist. Als componist bouwde hij ook al een aardige loopbaan op. De basis daarvan legde hij op zijn negentiende met een opleiding aan het Conservatorium van Amsterdam en een studie Muziekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Dat Van de Poll als student geen moeilijke materie uit de weg ging, bleek uit de scriptie die hij schreef met als titel: “What’s the matter with atonality? On the perception of atonal music from a neuropsychological viewpoint”.

Na Amsterdam zou hij terugkeren naar Tilburg, om aldaar de bachelor Compositie Klassiek af te ronden met als docent onder andere de Tilburgse stadscomponist Anthony Fiumara. Van de Poll zou ‘summa cum laude’ afstuderen met een 9,5 als eindcijfer en een portfolio bestaande uit werken voor orkest, kamermuziek en solo-instrumenten.

Afgelopen jaren maakte Van de Poll zijn reputatie ook internationaal waar. Zo werd zijn muziek al enkele malen in het buitenland uitgevoerd. In 2018 was hij bovendien winnaar van de Vierde Internationale Compositie Competitie ‘Sinfonietta per Sinfonietta’ met zijn dubbelconcert getiteld The Tale of Prince Ivanovich. En recentelijk woonde hij dus in China de wereldpremière bij van een eigen compositie getiteld Spring Lantern Festival, geheel geschreven in Chinese stijl en door een jury van Chinese componisten uitverkoren om te worden uitgevoerd door de Master-studente en concertmeester van het Central Conservatory Orkest Ruoyun Li.

Met de Tilburgse beiaard kwam Van de Poll enkele jaren geleden al in aanraking. Zo kreeg zijn compositie ‘The Cool Carillon’ in 2018 een eervolle vermelding in een speciale competitie ter gelegenheid van het 100-jarig jubileum van de Nederlandse Klokkenspelvereniging. De wereldpremière van het door blues beïnvloede werk zou in Tilburg plaatsvinden met stadsbeiaardier Carl Van Eyndhoven op het klavier. Dat alles inclusief live videobeelden, in een programma waarin ook composities van andere Tilburgse muziekstudenten te horen waren.

– Jouw interesse voor muziek – en specifiek de viool – zou zijn ontstaan tijdens een kerstconcert op de muziekschool. Na dat concert wilde je net zo goed viool leren spelen als de violist in dat concert. Klopt dat?

“Dat klopt inderdaad! Ik was erg jong, zo’n vier jaar oud, en bracht een bezoek aan de lokale muziekschool waar ik verschillende instrumenten kon beluisteren. De viool was klaarblijkelijk liefde op het eerste gezicht, haha!”

– Je ouders wilde je echter niet op vioolles doen voordat je je zwemdiploma had gehaald. Had je je diploma ook eerder dan je eerste vioolles?

“Correct. Ik heb eerst mijn zwemdiploma gehaald en ben vervolgens vrijwel direct op vioolles gegaan,  omdat ik het nog steeds graag wilde.”

– Kom je ook uit een muzikale familie?

“Qua beroepsmusici ben ik de enige uit mijn gezin, maar er is altijd wel waardering voor geweest aan het thuisfront. Muzikaal plezier is er in ieder geval wel genoeg in de familie.”

– Als 12-jarige bestond je CV al uit drie kantjes. Op welke dingen die toen al op je CV stonden was je het meest trots?

“Jeetje… Ik weet het niet! Ik heb überhaupt vrijwel nooit een gevoel van trots, omdat ik tevens niet het gevoel heb dat ik nou zo supergoed bezig ben. Ex-Berliner Philharmoniker chef Sir Simon Rattle verwoordde het in een portret-documentaire het beste, naar mijn mening: ‘There are two types of musicians: the ones who are supremely confident about themselves and the ones who are constantly in doubt about themselves’, zo zei hij. Ik behoor zeker tot de tweede categorie en eigenlijk heeft dat altijd zo gevoeld, voornamelijk omdat ik in het verleden heel vaak afgewezen ben voor audities. Na elke afwijzing word je harder en ga je óf stoppen óf nog harder werken zodat het de volgende keer niet meer gebeurt. Dat heeft me veel goeds gedaan!”

– In 2008 trad je als violist toe tot het Jeugdorkest Nederland. Daarin was je zeven jaar lang actief als violist. In  het orkest speelde je een heleboel klassieke werken. Wat waren destijds je favoriete klassieke werken om te spelen en zijn ze dat nog steeds, zo ja waarom?

“Het Jeugdorkest Nederland was voor mij absoluut een eindeloze schatkist aan waardevolle basiskennis over het functioneren van een orkest, de rol van de dirigent, het sociale aspect wat betreft het samen spelen met andere jongeren, hoe alle klassieke westerse instrumenten klinken live, hoe het is om reizend concerten te geven, noem maar op! Zonder het Jeugdorkest was ik beslist niet geweest waar ik nu ben. Het heeft niet alleen de technische basis gelegd op gebied van mijn orkestrale composities, maar ook een sociale basis en netwerk waar ik nog altijd dankbaar gebruik van maak. Ik was verder altijd onderdeel van één van de vioolsecties die de solist begeleidde. Mijn favoriete projecten, om op je eigenlijke vraag te komen, waren beslist het spelen van Tchaikovsky’s Zesde Symfonie ‘Pathétique’ tijdens een tournee door Italië. Steden zoals Ancona, Montecatini Terme en Firenze werden aangedaan. Het Piazza del Signoria zat stampvol tijdens het avondconcert. Een ander favoriet project was Mahler’s Eerste Symfonie ‘Titan’, waar nog een mooie opname van te vinden is op YouTube. Dat is wellicht een opname waar ik wél met trots op terug kan kijken, dat ik dat in een collectief van negentig andere musici voor elkaar heb weten te krijgen. Uiteindelijk is het lastig te zeggen wat ik precies het leukste vond: er was elk half jaar een nieuw programma met nieuwe solisten en nieuwe musici. Dat maakte het vooral leuk om er zeven jaar in te zitten. Het was ook best uniek,  aangezien de normale duur van een lid twee of drie jaar is. Ik wist toen al dat dit voor mij een fantastische leerschool was en bleef maar al te graag hangen!”

– Jouw wens als jonge violist was om veel te spelen met grote orkesten en over de wereld te reizen voor optredens. Hoeveel reizen heb je inmiddels achter de rug? Welke landen heb je al aangedaan en waar zou je nog graag een keertje willen spelen?

“Haha, ja die droom als violist is nu vervangen door compositie, geloof ik… Maar ik reisde als violist al tamelijk veel. Zeker met het Jeugdorkest Nederland ben ik in veel Europese landen geweest. En ik heb een mooie reis gemaakt naar Canada voor het 75-jarig jubileum van de bevrijding van Nederland.  Waar ik het liefst nog een keer gespeeld zou willen worden? In de recentelijk voltooide ‘state-of-the-art’ concertzaal in Hamburg, de Elbphiharmonie. Die akoestiek daar wil ik graag een keer meemaken!”

– Je bent onlangs zelfs in China geweest om de wereldpremière van een eigen compositie bij te wonen. Dit werk van jou, de acht minuten durende compositie Spring Lantern Festival, was geselecteerd door een jury van Chinese componisten in een internationale competitie. Je was daar ook als enige Westerse componist bij aanwezig. Hoe was het om daar bij te zijn?

“China was voor mij een fantastische ervaring. Het begon toen een Chinese vriendin van me hier op Fontys mij een bericht stuurde over een competitie ergens in China, en dat de deadline over 36 uur was. Dat vond ik wel een leuke uitdaging, om een werk van acht minuten te schrijven in een dag. Na dertien uur was het af en stuurde ik het op zonder er verder nog aan te denken. Vervolgens kreeg ik drie uur voordat ik naar Londen vertrok voor mijn master-audities een e-mail dat ik een uitnodiging ontvangen had van de Central Conservatory of Music in Beijing. Ik was geselecteerd als één van de finalisten en de uitvoering was over slechts twee weken. Dat was wel even schrikken, om dat op je bordje te krijgen voordat je vertrekt. Uiteindelijk is het allemaal goed gekomen en heb ik de reis gemaakt. Het concert zelf was interessant: ik heb zestien werken gehoord van Chinese componisten van meerdere conservatoria en gespeeld door zestien verschillende Chinese violisten. Ze hadden mij  daar verder zeker niet verwacht, maar het contact met de Chinese studenten was heel erg fijn!”

– Een Chinese violiste verzorgde de wereldpremière van je werk. Heb je ook nog veel leuke reacties op je compositie gehad? Of wat vonden de mensen ervan?

“Tot mijn verbazing kreeg ik tamelijk vaak te horen dat het ontzettend Chinees klonk. Geen idee hoe, maar ik kreeg mooie complimenten en heb ook vaak andere studenten mogen complimenteren op hun werken. Het waren beslist werken van ontzettend hoog niveau en ik was onder de indruk dat ze heel goed weten hoe ze voor viool moeten schrijven. Viool is een ongelofelijk lastig instrument om voor te componeren als je het werk niet zelf speelt.”

– Je compositie was in Chinese stijl geschreven, las ik ergens. Wat moet ik me daarbij voorstellen?

“Natuurlijk dacht ik tijdens het schrijven: wat is nou precies Chinese stijl? Wat moet ik daaronder verstaan? Ik had, los van mijn kennis opgedaan tijdens mijn bachelor Muziekwetenschap, niet veel praktische kennis van het Chinees repertoire. Ik wist ook niet of ik gigantisch de plank mis zou slaan. Uiteindelijk ben ik intuïtief afgegaan op wat ik zeker wél wist. Met die elementen ben ik gaan spelen. Verbazend genoeg klonken veel werken die avond niet typisch ‘Chinees’, want überhaupt de vraag beantwoorden wat Chinees is, is knap lastig. Daarnaast kan je opperen dat alles wat nu van Chinese hand komt per definitie een onderdeel is van de Chinese stijl, waardoor alle esthetische voorkeuren door elkaar lopen, zoals dat altijd is geweest in elke stijlperiode, maar dan binnen de perken van wat het kader van die periode toestaat. Als we die gedachte nou verder doortrekken, had ik dan eigenlijk wel mee mogen doen? Ik ben immers geen onderdeel van het Chinees canon, maar het Westers, met een eigen traditie. Anderzijds kan het ook een teken zijn dat het Chinese canon nu plaats maakt voor het Westen, wat andersom natuurlijk ook gebeurt.”

– Je had eerder al een internationale compositie competitie gewonnen, te weten de ‘Sinfonietta per Sinfonietta’. Daarvoor componeerde je het dubbelconcert The Tale of Prince Ivanovich. Wat is precies een dubbelconcert? En wie is Prince Ivanovich?

“Een dubbelconcert is een compositievorm waarbij er twee instrumenten soleren, begeleid door vaak een orkest of ensemble. De competitieopdracht was een werk voor strijkorkest, cello en viool. Ik baseerde de compositie op het leven van de Russische prins Ivanovich, die in 1917 vluchtte naar Zweden om de Sovjet-revolutie te ontwijken. Dat turbulente verhaal was voor mij de inspiratiebron  voor de muziek die ik uiteindelijk heb geschreven.”

– Composities die je maakte, schreef je onder meer voor blazers, violisten, alt-sopranen, ensembles en orkesten. Voor wie componeer je eigenlijk het liefst en waarom?

“Mijn grote liefde is het orkest. Ik vind het orkest een fantastisch apparaat met bijna oneindig veel knopjes, paneeltjes en hendeltjes. In het verlengde daarvan ligt opera. Wellicht stiekem in typisch Wagneriaanse stemming kan ik ook zeggen dat opera voor mij voelt als het summum van klassieke muziek: een samenwerking tussen tekst, poëzie, muziek, decor en toneel. Het is het perfecte canvas om je fantasie op los te laten in samenwerking met anderen. Om dát voor elkaar te krijgen, is een gigantische uitdaging die ik nog even op me laat wachten, maar hopelijk niet al te lang.”

– In je bio op je site schrijf je dat je niet bang bent voor het gebruik van conventionele compositiemethodes, zoals tonaliteit, om je muzikale ideeën uit te kunnen drukken. Kun je voor de leek uitleggen wat je daar precies mee bedoelt?

“Tamelijk lang heb ik me beziggehouden met de dichotomie tussen wat we noemen tonaliteit en atonaliteit. Dit zijn twee technische begrippen die – héél beknopt – uitdrukken of de muziek die je gaat horen toegankelijk is om naar te luisteren. Atonaliteit is moeilijk om naar te luisteren, omdat dat een heel ander luisterkader vereist, eentje waarbij training vrijwel altijd aanwezig moet zijn. Anderzijds is tonaliteit het gros van muziek die we horen: het is muziek die makkelijker te volgen is, omdat het continu herkenningspunten bevat voor het gehoor. Een soort psychologisch comfort wordt vervolgens gecreëerd in je brein omdat de klanken ‘lekker in het gehoor liggen’. Wat ik dus probeer te zeggen met die zin is dat ik het niet schuw om alle middelen te gebruiken die ik aan kan grijpen om mijn verhaal te vertellen. Het stamt van een ietwat gedateerde discussie die ik al student intern heb moeten voeren: in de vorige eeuw lag het ontzettend gevoelig om als componist tonaliteit te gebruiken. Dat was in veel Europese kringen onacceptabel. Nu is dat allemaal veel losser geworden gelukkig. Dus eigenlijk is de discussie tussen tonaliteit en atonaliteit wel zo’n beetje voorbij voor mij. Het zijn slechts twee labels om een spectrum mee uit te drukken. Waar je op dat spectrum wil zitten als componist, en dus wil bepalen hoe uitdagend je muziek wordt om naar te luisteren, dat bepaal je zelf.”

– In welke rol ben je eigenlijk het liefst actief. In de rol van violist of die van componist?

“Zeker als componist. Het past nou eenmaal beter bij me. Ik heb er meer succes en plezier mee, dus ik kijk terug op de viool als een absoluut noodzakelijke basis die ik heb moeten leggen voordat ik nu als componist ben geworden wie ik ben. Wellicht is viool studeren een te mechanisch proces voor mij. Ik had als violist soms al merkwaardige interpretaties van standaardwerken, en dat is achteraf een duidelijk signaal dat jezelf wijden aan een instrument wellicht niet de beste keus is. Die signalen zie ik achteraf pas en ben ik nu nog altijd aan het ontdekken.”

– Op je blog beschrijf je je avonturen als straatmuzikant in de VS. In Aspen verdiende je genoeg geld om leuk rond te kunnen reizen. Jij bent ook de enige componist in ons project die in Tilburg straatmuzikant is geweest. Reageren Tilburgers anders op straatmuzikanten dan Amerikanen? En waren Tilburgers net zo gul?

“In Nederland is de reactie best wel hetzelfde, of ik nou in Tilburg, Rotterdam of Den Haag speel. Amerika is wel erg anders. Intern is daar natuurlijk veel meer diversiteit. In het rustige Aspen word je ook anders benaderd dan downtown Denver, maar ik speel altijd met plezier op straat. In Tilburg wordt altijd positief gereageerd. Vooral in de zomerdagen kun je ook best aardig verdienen op straat, het uurloon kan dan wel twintig euro per uur zijn, maar je moet wel staan bakken in de zon. Zo raakte ik tijdens een food-festival, waar Amerikanen erg veel van houden, ontzettend bruin in 2018. Ik verdiende ongeveer 60 dollar per uur en kon daarmee bijna heel mijn trip betalen. Ik kreeg zelfs een keer maar liefst 200 dollar van een koppel – dat zou hier nooit gebeuren, uiteraard vanwege culturele verschillen.”

– Speelde je in Tilburg ook ander werk dan in de VS?

“Nee, omdat ik dit ook doe als soort van sociaal experiment, maak ik er een punt van om altijd hetzelfde repertoire te spelen, waar ik ook ben. Dat geeft natuurlijk de meest objectieve resultaten.”

– Je mocht van de Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard vrij werk componeren voor de beiaardautomaat. Was je achteraf tevreden over het resultaat?

“Ja! Ik schreef een best aardige compositie in bluesstijl, vandaar ook de naam The Cool Carillon. Ik wilde de klank een soort gladde bluessmaak geven, en vond het wel interessant om die stijl te verbinden aan een beiaard.”

– In oktober 2018 speelde Carl Van Eyndhoven je werk al live op de beiaard van de Heikese kerk. De wereldpremière van je compositie was dus al eerder, klopt dat?

“Dat klopt, de première was al in oktober 2018. Terwijl Carl speelde in de kerktoren werd er een live audio- en videofeed doorgegeven aan de concertzaal op school.”

– Wat zijn jouw ideeën over de toekomst van de beiaard? Blijft het originele handwerk van een beiaardier bestaan of wordt het vervangen door de automaat?

“Ik hoop dat er wellicht een balans kan worden gezocht tussen moderne technologie en klassieke ‘handarbeid’ op de beiaard. Ik ben er absoluut wel zeker van dat de beiaardtraditie zal blijven leven: dat instrument is zó ontzettend verbonden aan onze gemeenschappelijke historie, dat zal gelukkig nooit verdwijnen.”

– Wat is er volgens jou zo bijzonder aan de klank van de beiaard?

“Ten eerste is de beiaard een gigantisch apparaat, dat vind ik al tamelijk imposant. Het is ook heel bijzonder om van een toren een instrument te maken waarmee hamers slaan op een individuele bel. Het is deze ‘antiekheid’ die mij ook wel aanspreekt. Daarnaast is er veel verschil in klank in de laagte en hoogte. De Tilburgse beiaard van de Heikese Kerk heeft prachtige hoge bellen met een zeer heldere klank. De allergrootste bellen klinken natuurlijk altijd zeer luid en doordringend. De rest ertussen is simpelweg een spectrum.”

– Wat ik heb begrepen is dat je naar Londen vertrekt om daar je muziekstudie voort te zetten aan de Royal College of Music. Maar je keert ook tijdelijk terug naar China. Hoe zit dat?

“Ja, ik hoop in mei terug naar Beijing te gaan voor vier maanden. De Central Conservatory of Music heeft me uitgenodigd om een kort studietraject te volgen, waarbij ik op de campus mag wonen, gebruik mag maken van de faciliteiten en kan deelnemen aan festivals. En ik krijg een gratis taalcursus Chinees aangeboden! Dat is dan ter voorbereiding van mijn PhD, die ik aldaar wil behalen. Op dat alles ben ik me nu ook aan het focussen. Het merendeel van mijn tijd probeer ik Chinees te leren,  zodat ik – voordat ik naar Londen ga – een redelijke basis heb gelegd om er zelf op voort te kunnen bouwen. Ik denk dat dat wel gaat lukken. Intussen ben ik hard aan het werk voor muziek voor Gwyneth Wentink voor de Dutch Harp Festival in mei en bereid ik me voor op het studieleven in Londen. Kortom, er is genoeg te doen voor mij!”

Continue reading...

“Het komt heel heavy binnen als jouw noten zo over de stad denderen”

Over Henk Stoop, de in Tilburg bekende muziekdocent en componist, is online helaas maar weinig info voorradig. Probeer op het internet maar eens een biografie van de man te vinden. Een paar alinea’s, veel meer duikt er via de door ons gebruikte zoekopdrachten niet op in de zoekresultaten van Google. Collega-muzikanten die les kregen van Stoop en hem ook goed kennen, zijn echter vol bewondering. Eén van hen zegt: “Zijn liefde voor de muziek is zeer groot, naturel en compleet onbaatzuchtig. Daarbij heeft ie veel muziek gespeeld, gedirigeerd en, niet te vergeten, geschreven voor zogenaamde amateurs. Zijn verdiensten als muziekpedagoog zijn ook even groot als zijn verdiensten als componist.”

Uit de paar karige loopbaanbeschrijvingen die we online vinden, valt ook wel enigszins op te maken dat Stoop een bijzondere muzikale carrière op zijn naam heeft staan en nog steeds actief is als begeleider van muziekgezelschappen en solisten. Tijdens kamerconcerten in Tilburg en elders in Brabant duikt hij nog regelmatig achter de piano op. Kamermuziek, vooral de laatste jaren is Stoop er veel mee bezig. Het element van samenspel geldt voor Stoop ook als een belangrijk onderdeel van de muzikale ontwikkeling van zangers en instrumentalisten. Vandaar ook zijn voorliefde voor kleine, enkelvoudige bezettingen. Bij kamermuziek draait het om balans, timing en goede onderlinge klankverhoudingen.

Als student gaf hij al les in piano en contrabas, begeleidde hij zangers en dansers en deed hij ervaring op in grote orkesten. Als contrabassist speelde hij onder meer in het Nederlands Kamerorkest, het Radio Kamerorkest en Het Brabants Orkest. Een orkestbaan zou hij echter nooit ambiëren. De reden? Zijn baan aan de Tilburgse Muziekschool, later Factorium geheten, was zodanig veelzijdig dat zijn specialiteiten hier beter tot hun recht kwamen dan in een orkest. Als docent kon hij muziekles geven, zelf muziek schrijven, arrangeren, ensembles begeleiden en meer, ofwel de dingen doen die hij leuk en interessant vond of waar hij liever mee bezig was.

Behalve als docent was de in 1943 in Breda geboren Stoop ook als componist zeer actief. En veelgevraagd. Componeren deed hij onder meer in opdracht van het Brabants Orkest, de Provincie Noord-Brabant en het fonds voor de scheppende toonkunst. Het leverde hem ook prijzen op. Zo ontving hij in 1983 de Compositieprijs van het Brabants Conservatorium.

In 1985 vertolkte Het Brabants Orkest onder leiding van dirigent André van der Noot zijn Symfonie nr. 1. Compositieopdrachten kreeg hij ook voor grotere koorwerken met orkestbegeleiding. Stoop componeerde daarnaast de muziek voor de Nederlandse films Waterlanders (1994) en Erwt (1997) van filmmaakster Simone van Dusseldorp. Het waren volgens Stoop twee arbeidsintensieve klussen, waarvoor hij wel eens tot laat moest doorwerken om de filmmaakster tevreden te kunnen stellen. Terugkijkend noemt hij het echter een zéér dankbaar werk.

– Je studeerde piano, contrabas , orkestdirectie en compositie aan het Brabants Conservatorium. Je kreeg les van onder andere de gelauwerde Tilburgse componist Jan van Dijk. Bewaar je ook goede of leuke herinneringen aan deze tijd en jouw leermeesters?

“Jan van Dijk was een zéér goede en prettige leermeester. Hij verbeterde de bestaande lacunes, die bij elke student anders liggen, met het respect voor de eigenheid en de talenten. Hij gaf veel voorbeelden en werkte vanuit zijn eigen ervaring en muzieknotatie-ontwikkeling. Hij was ook zeer verbonden met zijn studenten. Er ontstond ook een vriendschap die gedurende heel zijn leven zou voortduren. Mijn ervaring met André Rieu sr. waren iets minder. Piano studeerde ik bij Jan Wijn. Bij hem heb ik héél veel geleerd, waar ik later veel aan had. Ook hij was een heel belangrijke meester.”

– Na je studie ben je gaan werken in het muziekonderwijs. Waarom ben je niet in een groot orkest terechtgekomen, maar koos je ervoor om muziekleraar te worden?

“Geruime tijd gaf ik al les en begeleidde ik zang en dans, terwijl ik nog studeerde. Ook had ik al ervaring opgedaan in diverse orkesten. Hierbij had ik niet het idee dat een orkestbaan het ideale bestaan was. Mijn baan aan de Tilburgse Muziekschool, later TDMS en nog later Factorium geheten, was zodanig veelzijdig, dat mijn kwaliteiten en specialiteiten daar meer uitkwamen dan in een orkest. Ik was actief als docent piano en contrabas, schreef zelf muziek, kon arrangeren en ensembles begeleiden.”

– Aan de Tilburgse Muziekschool gaf je compositiecursussen. Uit mijn interviews met Tilburgse componisten die les bij jou hebben gehad, begrijp ik dat dit een zeer vruchtbare tijd was voor jezelf en voor de Tilburgse muziek in het algemeen. Heb je speciale herinneringen aan deze tijd?

“Het is begonnen in de tachtiger jaren op instigatie van weer Jan van Dijk. Er werd door mij een leerplan gemaakt. Contrapunt, harmonie- en vormleer, compositietechnieken, notaties en stijlen werden behandeld. Het voordeel hiervan is dat je meteen met de inhoud bezig bent: met de klank en de noten. Een stapje verder is het zelf componeren. Er werd samen gespeeld en er werden muziekuitvoeringen georganiseerd. Tot mijn genoegen zijn hier enige ‘vakbroeders’ uit voortgekomen die nog steeds succesvol bezig zijn.”

– Voelde je jezelf ook in de wieg gelegd voor het vak van muziekonderwijzer?

“Mijn lesgeven was al officieel begonnen in 1963 aan de Bredase muziek- en balletschool. Het lesgeven is voortdurend in mijn systeem aanwezig gebleven. Maar ook het zelf muziek beoefenen, alleen of in samenspelverband, heeft mij altijd aangetrokken en ben ik blijven doen. Het individueel muziekonderwijs is nog steeds een stiefkind van de samenleving. Die spanning was er vroeger ook al en zal blijven bestaan zolang er niets wordt gedaan om deze fundamentele zaak op een of andere manier te verankeren. Er zijn in mijn tijd leerplannen en leergangen opgesteld. En er werden examens en uitvoeringen georganiseerd, waardoor er een duidelijker structuur ontstond. Dat heb ik altijd als prettig ervaren.”

– Speelde je als kind al op de piano of op een ander instrument en wanneer ontstond het plan om iets in de muziek te gaan doen?

“Ik speelde ik al heel vroeg piano. Zo vanaf vanaf mijn zesde, denk ik. Via de dirigent van het kerkkoor in Breda, waar ik toen op zat, evenals al mijn broers, werd ik gestimuleerd om naar de muziekschool te gaan, omdat tijdens de repetities bleek dat er al een vaardigheid was in deze richting. Daar kreeg ik les van Kees Heerkens en later van Hein Zomerdijk.”

– Kom je ook uit een muzikale familie?

“Jawel, mijn vader speelde mandoline, mijn broers zaten op het zangkoor en mijn twee zussen speelden ook piano. Als niet iedereen actief muziek beoefende, dan was er toch altijd aandacht en respect voor. En bij feestjes zong iedereen zijn partijtje mee.”

– Via via hoorde ik dat je uitstekend contrabas speelt. Je hebt ook in diverse orkesten gespeeld als contrabassist. Die functie kwam ooit voor jou aan de orde bij het Concertgebouw-orkest. Het idee om daar te gaan spelen, heb je echter laten varen. Wat was daarvoor de reden? Kwam dat door je voorliefde voor de piano?

“Dat kwam door mijn leraar van destijds in Amsterdam. Een leraar is vaak pas tevreden als zijn leerling zijns inziens op de juiste plek zit. En dat is bijvoorbeeld een goede positie in een orkest. Die positie heb ik echter zelf niet geambieerd, al heb ik wel erg goed les gehad van mijn contrabasleraar destijds. Behalve dat, heeft hij ook gepoogd mij aan te laten sterken door eieren met spek te bakken voor de les en daarna nog een uurtje of drie door te laten zwoegen op het instrument. Het is een instrument wat fysiek wel eens veel vraagt.”

– Collega’s van jou zeggen dat je alle bladmuziek zonder problemen speelt zonder deze van te voren gezien of geoefend te hebben. Heb je het ‘á-vue’-spel , zoals het zo mooi heet, in de loop van je muzikale loopbaan zelf geleerd, of is het eerder een gave?

“Dat heb ik ontwikkeld door het moeten en door de praktische ervaring van een doorlopende leerschool. Maar het is ook een gave, ja, dus een combinatie van factoren, zoals een goed ontwikkelde basistechniek. Maar er zijn grenzen aan het vlot prima vista spelen als het atonaal wordt of bij fuga’s van bijvoorbeeld Bach. Het is wel een uitdaging om zomaar een muziekboek open te slaan op een willekeurige bladzijde en het dan goed te kunnen spelen met meteen het juiste begrip voor de muziek.”

– Je staat bekend om je ijzersterke geheugen voor klassieke muziek. En dan niet alleen qua pianomuziek. Leer je nog wel eens nieuwe dingen bij op dat vlak of ontdek je nog wel eens een nieuwe componist van klassiek werk?

“Natuurlijk, ik blijf leren en zoeken. Het muzikale idioom is eigenlijk het interessantste onderdeel van het ontdekken van onbekend werk. Er is nog genoeg te ontdekken bij bijvoorbeeld hedendaagse  Franse, Catalaanse en Georgische componisten. Ze hoeven echter niet altijd hedendaags te klinken. Een heel mooie eigen stijl heeft bijvoorbeeld iemand als Carlos Guastavino.”

– De laatste jaren componeerde je veel kamermuziek. Kun je in een paar zinnen vertellen wat je zo bijzonder vindt aan kamermuziek?

“Gedurende mijn gehele tijd op Factorium heb ik veel ensembles geleid. Vooral strijkers, waarvoor ik zowel heb gecomponeerd als bestaande muziek heb gespeeld. Het samenspel-element is een belangrijk onderdeel van de muzikale ontwikkeling. Alles draait om balans en evenwichtige onderlinge klankverhoudingen, om timing en het leren en ontdekken van verschillende muzieksoorten. Je leert daardoor ook te begrijpen dat techniek in dienst staat van muzikaliteit. Dat alles is bijzonder belangrijk. De laatste tijd heb ik veel geschreven voor het Tilburgse blaastrio F3. Het prettige is dan dat je zelf ook mee kunt spelen. Een erg goede ervaring.”

– Je schijnt ook zelf nog wel eens tijdens een kamerconcert op te duiken achter de piano. Bijvoorbeeld om een sopraan te begeleiden. Heb je in 2019 nog als begeleider opgetreden tijdens een kamerconcert? En blijf je ook solo-artiesten, koren of muziekgezelschappen begeleiden?

“Jazeker. In 2019 heb ik gespeeld met het koor Scampolo en bij enkele andere gelegenheden, zoals in de Sacramentskerk in Breda, waar liederen van Schubert en Duparc werden gezongen. Ook met het mannenkoor La Renaissance heb ik nog opgetreden. In 2020 zijn er verder concerten met zangers gepland in Oisterwijk, Tilburg en Chaam. Het is wel iets minder structureel dan vroeger, maar wel fijn om te doen.”

– Gedurende je loopbaan heb je veel in opdracht gecomponeerd. Opdrachtgevers waren onder meer het Brabants Orkest, de Provincie Noord-Brabant en het fonds voor de scheppende toonkunst. Wie waren eigenlijk je favoriete opdrachtgevers en waarom?

“Mijn meest favoriete opdrachtgever is toch meestal een koor of een individuele instrumentalist. Natuurlijk krijg je de meeste eer als het een groot orkest betreft. Maar ik componeer niet voor de eer. Het klinkende resultaat is het mooist als het mij bekende mensen zijn die het uitvoeren. Daar heb ik dan zelf het meeste invloed op.”

– Je hebt een grote hoeveelheid muziek geschreven die niet, nog niet of te weinig is gespeeld. Vind je dat niet jammer?

“Voor mij is het niet zo jammer, wel voor degenen die het niet spelen of uitvoeren. Het is altijd bevredigend als er weer een stuk af is. Het uitvoeren is niet altijd meteen noodzakelijk.”

– Je schreef ook filmmuziek. Muziek van jou was in twee Nederlandse speelfilms te horen. Waarom is dat maar tot twee films beperkt gebleven? Had je geen ambities in die richting?

“Het componeren van muziek en muziekpartituren maken voor film is een kostbare aangelegenheid. Bij die twee films kon het alleen door de vrijwillige inzet van een aantal professionele instrumentalisten. Het is voor een componist ook heel arbeidsintensief. Men moet nog wel eens tot laat doorwerken om de filmmaker tevreden te stellen. Maar het is zéér dankbaar werk. Ik heb er goede herinneringen aan.”

– Hoe lang ben je eigenlijk al met pensioen en mis je het vak van muziekdocent niet een beetje?

“Mijn officiële pensioen is in 2008 ingegaan, dus ik ben al bijna twaalf jaar weg bij het Factorium Podiumkunsten. Maar ik ben nog wel ingesprongen bij uitvoeringen en heb tot 2018 meegedaan aan de strijkerdag. Nog iedere dag ben ik met muziek bezig door te componeren en te studeren. Het vak van muziekdocent mis ik niet zo, want een aantal dingen gaan gewoon door.”

– Je was de eerste componist die in 2019 vrij werk voor de Tilburgse beiaardautomaat schreef in het kader van het componistenproject, een idee van stadscomponist Anthony Fiumara. Dit zei toch wel iets over jouw betekenis als Tilburgse componist. Was je daar zeer vereerd mee?

“Het is altijd een eer om te componeren in opdracht en ik heb mij daar graag mee beziggehouden. Het is ook een héél leuk project geworden, omdat hierdoor iets meer samenhang en bekendheid kon ontstaan voor Tilburgse componisten. Het was dan ook een verrassing dat daar bijvoorbeeld Andreas van Zoelen bij was, die ik vroeger op Factorium vaak heb begeleid toen Andreas nog heel jong was.”

– Heb je je eigen compositie, getiteld ‘De Heike Preludes’, ook op de automaat horen spelen, zo ja, hoe was dat? En was je ook tevreden over de compositie?

“Het is speciaal en ook indrukwekkend. Het komt heel heavy binnen als jouw noten zo over de stad denderen. Je leert er veel van. Voor wat betreft de tevredenheid: van ontevredenheid heb ik geen last. Als een werk klaar is, moet dat meestal zo blijven. Ideeën voor veranderingen hebben pas consequenties voor een volgend werk. Ik had echter al eerder voor de beiaard geschreven, waaronder Een Partita voor beiaard en Bachiana voor beiaard, beide in 2006, en Poëtische Momenten 50 stukken voor beiaard in 2010. De uitvoering van het werk Septimus voor beiaard, in de zaal van  Factorium in 2017, was zelfs spectaculair te noemen.”

– Moest je je voor de compositie nog extra in de beiaard als instrument verdiepen?

“Je blijft je steeds verdiepen, waardoor je denkt dat het nog beter wordt en dat het plan wat je had, de verbeelding en de klank precies wordt wat je bedoelde. Dat blijft altijd.”

– In de toekomst zijn er misschien door bezuinigingen geen beiaardiers meer en wordt beiaardmuziek alleen nog op de automaat geprogrammeerd. Waarom moet de handbespeelde beiaard behouden blijven?

“Ook de automaat heeft zijn beperkingen. Dynamiek en veranderingen in tempo zijn nog problematisch. De automatische mechanische bespeling is van alle tijden maar met de huidige mogelijkheden is het toegankelijker geworden om muziek in te voeren. Maar de handbespeelde beiaard is natuurlijk ideaal, maar ook noodzakelijk op een plek waar zich al een beiaard bevindt. De beiaard is een bewijs van een klank-creatieve georganiseerde beschaving van een samenleving. Die is uniek!”

– Wat maakt de klank van de beiaard volgens jou zo bijzonder?

“De beiaard van de Heikese kerk is van een uniek karakter. Door een lichte speelsheid en sprankeling van de prachtig klinkende klokken, door het eigen specifieke geluid, de aparte bouw en de hoogte van de beiaard. De beiaard is een omlijsting van het bestaan. Het uiten van die stedelijke eigenheid is van uitzonderlijk belang voor de stad en voor iedereen die hier leeft.”

Continue reading...

“Ik wil de beiaardautomaat als Sanne laten klinken”

Foto: Pieter Rambags

Ze is een gevierd zangeres met een fluwelen stem en een buitengewoon gevoel voor jazz. Sanne Rambags (1994), geboren te Goirle, groeide op in een muzikaal gezin, waar muziek klonk van grote Amerikaanse sterren die mede de basis legden voor Sannes improvisatietalent, haar muzikaliteit en de behoefte aan subtiele stiltes daarin. In haar bio op internet stelt de zangeres en componiste dat ze haar luisteraars wil ‘bewegen’ op haar eigen weloverwogen en zeer persoonlijke manier. Ze gebruikt haar stem om haar diepste gevoelens vrij te uiten, zonder grenzen, in interactie met haar collega-muzikanten, lezen we in de bio.

Rambags deed er ook alles aan om haar droom om zangeres te worden te kunnen verwezenlijken. Ze nam initiatieven en risico’s en leerde van ervaren en inspirerende muzikanten. Door zichzelf bloot te geven, werd ze bijvoorbeeld gezien door Martin Fondse, de dirigent en artistiek directeur van het Nationaal Jeugd Jazz Orkest van Nederland. Ondertussen voltooide ze in 2017 in Tilburg een Bachelor of Music in Jazz Studies (richting: Vocal Performance) aan de Academy of Music and Performing Arts (AMPA). Het was ook tijdens haar studie dat ze de muziek van zangeres Susanne Abbuehl ontdekte onder wie ze zou studeren in Luzern. De zangeres won verder al een belangrijke prijs, de Edison Jazz/World, die ze eerder dit jaar in ontvangst mocht nemen. Die prijs kreeg ze voor het album Listen To The Sound Of The Forest, dat ze maakte samen met pianist Sjoerd van Eijck en trompettist Koen Smits onder de naam Mudita.

Inmiddels maakte Rambags drie tijdloze albums, met het prijswinnende album als de opvallendste en meest betoverende plaat, die volgens de deskundigen ver buiten de grenzen van het veilige muzieklandschap treedt. De plaat is vooral ook een hommage aan de natuur. In een interview met deze site zegt ze over één van haar grote inspiratiebronnen. “De natuur is onbevooroordeeld. Ik kan daar zijn wie ik ben, daar is het goed. Het is natuurlijk altijd al goed en ik kan altijd zijn wie ik ben, maar in de stad, tussen de mensen, vind ik dat moeilijker. De natuur is stil, ze kan luisteren, ze kan troosten en ze waarborgt de mooiste schatten.”

De voorslagen die ze voor de maand november bedacht voor de Tilburgse beiaardautomaat, klinken helaas ver van de natuur, sterker: ze klinken midden in de stad. Voor Rambags betekende dat juist een uitdaging. “Ik zag deze compositie-opdracht als een kans om een groter publiek een positieve intentie te laten horen via muziek. Zo heb ik drie stukken geschreven: ‘Geloof (in) Jezelf’, ‘Ik ben, ik ben, ik ben bijzonder’ en ‘Luister naar je hart, volg de innerlijke stem’. Als de klokken luiden dan hoor je indirect deze krachtige affirmaties. Misschien voelen mensen ze zelfs wel”, aldus Rambags.

– Kun je iets vertellen over je achtergrond? Wanneer en waarom heb je besloten om zangeres te worden en kom je uit een muzikale familie?

“Ik ben opgegroeid in een muzikaal gezin en grootgebracht met de muziek van Pat Metheny, Jan Garbarek, Joni Mitchell en vele anderen. Er werd veel jazzmuziek geluisterd thuis. Dit heeft veel invloed gehad op mijn latere keuze in het maken van de muziek die ik nu maak: verstild, experimenteel, geïmproviseerd. Toen ik nog heel jong was zong ik al met deze muziek mee, met instrumentalisten, ik zong de solo’s. Zo heb ik op jonge leeftijd al geleerd om mijn stem als instrument te gebruiken.”

– Je noemt jezelf zangeres, componiste en improvisator. Wat doe je precies als improvisator?

“Letterlijk, vrij improviseren. In het moment voelen wat er zich aandient en die ideeën verklanken met mijn stem. Er spelen veel factoren mee tijdens het improviseren. De plek, de musici, het publiek: ze zijn allemaal van belang voor de improvisatie en voor het creëren van een stuk muziek dat er nog nooit is geweest en ook nooit meer op die manier zal terugkomen.”

– Jij ziet muziek maken als een soort noodzaak, zeg je in een interview op YouTube. Dat wat diep in je zit moet eruit gehaald worden. Verlies je met zo’n streven niet een beetje het spontane plezier in het maken van muziek als er zo’n drang in je zit om jezelf te uiten?

“Die diepe noodzaak, de drang om het diepste van mijzelf te voelen en naar buiten te laten en te delen, is het grootste geluk wat er is. Het is magie. Ik ben op zo’n moment in een diepe verbinding met mijzelf en alle andere aanwezigen. Die verbinding is heel bijzonder, want we zijn allemaal gelijk op dat moment. Dat wat diep in je zit moet eruit gehaald worden. Het klinkt zo inderdaad vrij dwangmatig, maar ik bedoel het juist als iets heel fijns: datgene wat diep in mij zit mag ik tijdens een concert of het schrijven van een compositie delen. Die noodzaak die ik daarbij voel is de intensiteit waarmee ik dan musiceer. Dat zorgt er weer voor dat de diepe verbinding kan ontstaan en alles om mij heen kan verdwijnen.”

– De muziek die je maakt wordt door muziekkenners en jezelf omschreven als ‘droomachtig’. Vind je dat ook de beste omschrijving van je werk?

“Ik zou eigenlijk niet zo goed weten hoe ik mijn eigen muziek zou moeten omschrijven. Droomachtig is één element. Je wordt door de muziek uitgenodigd om een soort reis te maken, alles los te laten en te sluimeren met jezelf en met elkaar. Om dus naar binnen te keren.”

– Hoe ben je eigenlijk in de wereld van de jazz-muziek terechtgekomen?

“Door mijn ouders. Door het luisteren naar hun muziek van jongs af en aan. Later natuurlijk door het volgen van een studie aan het conservatorium. Via die weg bouw je aan een netwerk en leer je veel musici en podia of festivals kennen.”

– Je bent ook componiste. Zitten er in jouw composities ook vaak jazz-achtige invloeden?

“Totaal niet. Ik zou mijn eigen muziek niet eens meer ‘jazz’ willen noemen. Het enige element uit de jazz dat hoorbaar is in mijn composities is de improvisatie. Mijn composities zijn niet gegrond op theoretische kennis uit de jazz. Ik verklank wat ik voel, ik schrijf heel intuïtief. De scholing die ik heb gehad op het conservatorium zorgt dat ik datgene dan ook kan noteren en delen met anderen.”

– Denk je dat je ook in de jazz-muziek was beland als je niet in Tilburg was opgeleid? Tilburg is wel een beetje dé Nederlandse jazz-stad.

“Zeker! Maar dit ligt bij jezelf, niet in een stad. Tilburg heeft een bloeiende jazz-scene met Paradox als tempel voor de muziek. Paradox voelt als mijn ‘tweede thuis’. Ik ben er al zeven jaar vrijwilliger. Ik heb er veel kansen gekregen om me muzikaal te ontwikkelen en nieuwe muziek te ontdekken. Maar jazz is overal, muziek is overal. Ik denk niet dat het uitmaakt waar je vandaan komt, waar je woont of waar je hebt gestudeerd. Het is maar net hoe je er zelf naar op zoek bent gegaan, welke keuzes je hebt gemaakt en wat je er zelf  hebt uitgehaald.”

– Met het album Listen To The Sound Of The Forest won je een Edison. Het album is een hommage aan de natuur en mystiek van het hoge noorden. Welke speciale band heb je met de natuur? En, wat heb je met het hoge noorden?

“De natuur is onbevooroordeeld. Ik kan daar zijn wie ik ben, daar is het goed. Het is natuurlijk altijd al goed en ik kan altijd zijn wie ik ben, maar in de stad, tussen de mensen, vind ik dat moeilijker. De natuur is stil, ze kan luisteren, ze kan troosten, ze waarborgt de mooiste schatten, ze is puur en oprecht, ze nodigt mij uit om ook te ‘zijn’. Noorwegen voelt als mijn thuis. Al sinds mijn babyjaren ga ik er elk jaar op vakantie, eerst met mijn ouders, nu alleen met mijn vriend. En sinds een paar jaar mag ik er ook naartoe voor de muziek. De stilte en sereniteit is heel bijzonder daar. Als ik naar de Fjorden kijk of boven op de bergen naar het nevelige berglandschap, het uitzicht, dan voelt het alsof ik daar mezelf zie. Ik ben daar, net als in het maken van muziek, helemaal verbonden met mezelf.”

– Voor je muziek heb je je ook laten inspireren door het werk de Noorse schilder Edvard Munch. Is dat niet heel erg lastig om schilderijen te vertalen naar muziek?

“Het vertalen van de schilderijen naar muziek is één van mijn manieren van componeren. Ik heb een lichte vorm van synesthesie. Dat betekent dat ik bij getallen en letters kleuren zie. Ik zie ze bij woorden, maanden en bepaalde situaties. Ze hebben kleuren en een bepaalde sterke sfeer. Wat ik met die schilderijen heb gedaan, is de kleuren vertalen naar de noten. Zo is blauw bijvoorbeeld A of Ab en groen F. Zo dient het als een soort opzet om een nieuw stuk te schrijven.”

– Je treedt op over de hele wereld. Wat was volgens jou tot nog toe het ultieme hoogtepunt in je muzikale loopbaan?

“Oei, daar heb ik geen antwoord op. Ieder moment is speciaal in haar eigen manier. Ik heb door de reizen en alle kansen en ervaringen in mijn muzikale loopbaan zoveel al mogen leren. Allereerst over mijzelf, maar ook over muziek en het leven in het algemeen. Ik heb zoveel mooie plekken ontdekt en mensen ontmoet. Dat is voor mij allemaal waardevol.”

– Voor de Tilburgse beiaardautomaat heb je vrij werk gecomponeerd voor de maand november. Ben je tevreden met hoe je compositie is geworden?

“Ja, ik ben tevreden. Ik heb nog nooit zoiets gedaan: driestemmig componeren. En al helemaal niet voor een beiaard.  Dat was dus heel bijzonder. Het componeren voelde verder als een ‘gevoelspuzzel’ maken en oplossen. Ik ben de composities op een bepaalde manier gaan schrijven volgens eenzelfde soort uitgangspunt als de kleuren vertalen naar noten: zo heeft elke letter van het alfabet een cijfer: A=1 B=2 C=3, etcetera. Ik ben woorden en zinnen gaan maken en die heb ik omgezet naar noten. In elke compositie ben ik op de C begonnen. De compositie-opdracht zag ik verder als een kans om een groter publiek een positieve intentie te laten horen via muziek. Ik heb uiteindelijk drie composities  geschreven: ‘Geloof (in) Jezelf’, ‘Ik ben, ik ben, ik ben bijzonder’ en ‘Luister naar je hart, volg de innerlijke stem’. Als de klokken luiden dan hoor je indirect deze krachtige affirmaties. Misschien voelen mensen ze zelfs wel!”

– Hebben je composities ook een titel gekregen?

“Geen algehele titel, al is het leuk om daar nog over na te denken. Voor nu hebben de drie stukken afzonderlijk van elkaar de bovengenoemde titels.”

– Wat was verder het moeilijkste onderdeel van het componeren voor de beiaardautomaat?

“Het puzzelen van de samenklinkende noten. Maar dat was ook weer het leukste. Als ik het dan had gevonden wat het moest zijn, voelde dat heel bijzonder. Toen ik de composities voor het eerst terughoorde, gespeeld door de beiaardautomaat, hoorde ik wel waar ik nog veel kan leren voor dit instrument. Niet alle harmonieën klinken even mooi of hoe ik ze bedoeld had. Dit in verband met de boventonen en het uitklinken van de noten. Daar zou ik nog meer in kunnen duiken voor een volgende keer.”

– Wanneer ben je tevreden over een eigen compositie?

“Ik ben heel snel tevreden over een compositie. Het kleinste idee is al iets krachtigs op zichzelf en heeft al iets te vertellen. Zolang je het maar met intensiteit speelt. Daarom speel ik een nieuwe compositie heel snel, ook om het meteen al vanaf het begin te laten ontwikkelen. Dat komt ook omdat de composities veel vrijheid hebben en open plekken waar ruimte is voor improvisatie. Als je improviseert is er geen goed of fout. Maar er is vaak wel één ‘criterium’ dat ik heb. Dat klinkt streng, maar de muziek moet kloppen en goed zijn. Ik moet om een eigen stuk kunnen huilen. Alsof het mijzelf heeft geraakt.”

– Heb je voor je compositie voor de Tilburgse beiaardautomaat ook aan jazz-muziek gedacht? Kun je überhaupt een beiaard jazzy laten klinken?

“Daar heb ik niet over nagedacht. Ik zou de beiaard ook niet jazzy willen laten klinken. Ik wil de beiaard laten klinken als de klanken die ik diep van binnen voel en wil delen. Ik wil de beiaardautomaat als Sanne laten klinken.”

– Je bands zijn vaak trio’s, zoals Under the Surface en Mudita. Je werkt ook nog niet onder je eigen naam. Wat ik begrijp is dat je wel muzikanten zoekt die onder jouw naam willen gaan optreden, klopt dat?

“Dat klopt. Op dit moment zit ik nog in mijn onderzoekende fase. Ik ben op zoek naar musici die op álle niveaus matchen met hoe ik mijn muziek wil vertolken. Ik ben op zoek naar de balans tussen Sanne, de zangeres, en Sanne, de instrumentalist. Ik ben net een onderzoek gestart getiteld SONNA, ‘The Resonating Voice’. Ik ga volgend jaar een solo- album maken en uitgeven onder mijn eigen label, SONNA Records, dat ik ook volgend jaar met de release van het album ga oprichten. Met het onderzoek en het solo-album wil ik nog meer de diepte in mezelf verkennen. Waar kan ik bijvoorbeeld nog naar toe met mijn stem en muziek, waar ik nog niet bij kan? Ik wil een stevige basis creëren en mijzelf met mijn stem en muziek totaal doorgronden. Zodat ik vanuit dat gevoel alles aan kan en verschillende projecten en samenwerkingen kan starten, waaronder mijn eigen ensemble. Ik begin al vaag een idee te krijgen hoe dat eruit gaat zien. Geen trio, maar een kwartet. Met een cello, een contrabas en drums.”

Bekijk hier video’s van optredens van Sanne Rambags.

Continue reading...

“Het publiek zit er soms al een uur voor de aanvang van het concert”

Zondag 14 juli, Pittsburgh PA – Heerlijk om in een zonovergoten Pittsburgh wakker te worden na een intense week van beiaardconcerten. Vijf concerten op rij in het noord-westen van de staat New York en in Pennsylvania.

Zoals vaak voorkomt in de USA waren vier van de vijf beiaarden te vinden op prachtige campussen van universiteiten. In Rochester NY hingen de klokken van het Hopeman Carillon hoog in de koepel van een prachtige bibliotheek op de campus van Rochester University, waarmee de befaamde Eastman School of Music verbonden is.

Het is altijd even wennen aan het ‘Amerikaanse klavier’ waarvan de afmetingen nogal afwijken van onze Europese standaard. Maar verder was het heerlijk spelen op dit lichte instrument. De beiaard van Alfred University (Alfred NY), uitkijkend over een prachtig park, heeft enkele ‘problematische’ klokken die ronduit vals klinken. Maar dat leek het publiek, dat grotendeels in hun auto met de ramen open en voorzien van drank en eten luisterde, niet te deren. Zoals op de andere plaatsen waren zij erg gul met hun applaus, hier in de vorm van toeterende auto’s…

De beiaard van Williamsville NY hangt in de Calvary Episcopal Church, een mooi kerkje in een groene woonwijk. De beiaard uit 1959 is een schenking van D. B. Niederlander. Hier werd de straat afgesloten en zaten de luisteraars tussen de bomen, op de straat.

Het enthousiasme van beiaardierster Gloria Werblow, die al meer dan 40 jaar dit mooie instrument bespeelt, was aanstekelijk. Opmerkelijk was ook dat college-studenten als onderdeel van hun curriculum vrijwilligerswerk deden door te helpen bij de organisatie van het concert, inclusief een hotdogkraam.

Het voorlaatste concert vond plaats in Erie PA, gelegen aan het indrukwekkende Eriemeer. Ook deze beiaard is een schenking, met name van Larry & Kathryn Smith en hangt in de toren van de gelijknamige kapel op de campus van het Behrend College. Het was heerlijk spelen op dit instrument,  dat uit 2002 dateert. De klokken werden gegoten door Meeks, Watson & Co uit Georgetown (Ohio). Heldere en transparante klokken die andermaal over een onberispelijk mooie campus klonken. Het ‘slotconcert’ vond plaats in New Wilmington PA op de campus van Westminster College: een oase van rust met de uitstraling van een oud Engels college.

Totaal onverwacht heb ik op vraag van de beiaardierster Paula Kubik in de namiddag nog een korte workshop gegeven waarbij zij met één van haar studenten vierhandige beiaardbewerkingen speelde.

Terugblikkend op deze concerten stel ik vast dat de beiaarden (en de torens waarin zij hangen) bijna altijd via schenkingen tot stand kwamen. Ook de beiaardconcerten worden gesponsord via individuele bijdragen of donaties en zijn goed georganiseerd. Het publiek komt soms al een uur op voorhand (!) plaats nemen en voedsel en drank ontbreken zelden tijdens het concert. Wat wel zorgen baart is de onzekerheid over de opvolging van de beiaardiers wanneer zij met pensioen (moeten) gaan. Zo wordt er bijvoorbeeld in Alfred al bijna drie jaar niet meer op reguliere basis gespeeld wegens een gebrek aan middelen om een opvolger aan te stellen.

Ik speelde erg gevarieerde programma’s. Hierbij waren het vooral de bewerkingen van 18de eeuwse muziek (Bergamaska, Une Jeune Fillette) en de jazz-improvisaties die erg in de smaak vielen.

En nu, via Washington en Philadelphia, op weg naar New York!

groet,

Carl Van Eyndhoven, stadsbeiaardier van Tilburg

Continue reading...

“De Tilburgse beiaard hoort bij de stad en op de één of andere manier ook bij mij”

Ze heeft de beiaard niet in een persoonlijke ‘top 3’ van favoriete instrumenten staan, maar kan wel enorm genieten van de beiaardnoten die dagelijks over Tilburg worden uitgestrooid. “De beiaard van de Heikese kerk vind ik heel erg mooi en zuiver. Ik hou ook veel van beiaards met hele zware klanken, zoals die in het Belgische Mol. Ik ben in de loop der jaren ook veel bewuster gaan luisteren naar beiaards”, zegt Annemiek Reynders (1943).

Als lid van de beiaardcommissie en mede-oprichter van de Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard, praat Annemiek graag over het carillon, waaraan ze allerlei bijzondere persoonlijke herinneringen heeft, zoals die aan het moment waarop ze thuis in de tuin zat en voor het eerst de beiaard van de Heikese kerk hoorde spelen, terwijl binnen haar huis werd verbouwd.

– Kun je vertellen hoe je ooit bij de Tilburgse beiaard betrokken bent geraakt? Bestond de stichting toen überhaupt al?

“Ik ben gevraagd om bij de Tilburgse beiaardcommissie te komen. Dat is nu 22 jaar geleden. Ik zag de plaatselijke notabelen bij Anvers naar beiaardconcerten zitten luisteren op zondagmiddag. Voor die concerten werd in die tijd nog weinig reclame gemaakt in de plaatselijke krant. Maar we gingen wél luisteren. Die luisteraars behoorden tot een club die was opgericht door een oud notaris en ‘Vrienden van de Beiaard’ werd genoemd. Het was dus nog geen stichting, al kon je wel geld doneren aan de club. En er werd ook een blaadje over de beiaard uitgegeven. Via die notaris ben ik gevraagd om bij de commissie te komen. Hij was op zoek naar jongeren, en ik was nog jong uiteraard. Ik vond het ook leuk om lid te worden. Jan van Dijk, een componist die ook doceerde aan het conservatorium, was de voorzitter van de commissie. Ik heb als enige vrouw bij het clubje mannen gezeten en veel mensen zien komen en gaan. De commissie was overigens een gemeentelijke aangelegenheid. Leden werden ook eerst gescreend voordat ze lid mochten worden. Beiaardier Carl van Eyndhoven was al tien jaar stadsbeiaardier. Later kwam ook Fons Mommers erbij, die voorzitter van de commissie werd. Wat we vooral wilden, was vernieuwing in het speelprogramma van de beiaard. En die is er ook gekomen.”

– Wanneer werd de stichting opgericht?

“Dat was voorafgaand aan de viering van het 50-jarige bestaan van de beiaard. We kwamen er toen achter dat je geen geld bij de gemeente kon aanvragen als je niet een losse stichting bent. Drie jaar geleden werd daarom de stichting opgericht.”

– In het biootje van jou op de site van de Tilburgse beiaard staat dat je het belangrijk vindt om de beiaard zichtbaar te maken bij een groot publiek. Dat is vooral door hem vaak te laten horen en zo bekender te maken in de stad. Was de beiaard twintig jaar geleden ook minder in de stad te horen dan nu?

“Zichtbaar en hoorbaar, ja. Maar de beiaard was toen al even vaak te horen als nu. Er waren ook evenveel concerten. De wekelijkse bespelingen zijn er ook altijd geweest. Er was altijd een cyclus van zomerconcerten of lente- of najaarsconcerten. Dat is niet veranderd. Ook toen was de beiaard vier keer per uur te horen.”

– Er is dus geen groei geweest in het aantal gespeelde concerten?

“Nee, dat is niet helemaal waar. We hebben wel meer ‘extra’ concerten georganiseerd. Maar dat was afhankelijk van de hoeveelheid geld die de commissie kreeg van de gemeente. We moesten roeien met de riemen die we hadden. Door meer andere fondsen aan te spreken dan vroeger kunnen we nu wel meer doen.”

– Hoe oud was je eigenlijk toen je bewust werd van de aanwezigheid van een beiaard bij jou in de buurt?

“Ik moet piepjong zijn geweest. Ik kwam in de Tilburgse binnenstad wonen. De Tilburgse beiaard leerde ik kennen op een zonnige zondagmiddag in 1974. Door verbouwingen in het huis zat ik buiten in de tuin en hoorde ik de beiaard spelen. Ik voelde me ineens helemaal ontspannen en dacht, wow, hier voel ik me thuis! Ik ben in 1943 in Amsterdam-Zuid geboren op een plek waar geen beiaard in de buurt was. Maar ik ging wel naar de Dam en hoorde ook beiaards in de stad. Ik dacht toen: dit hoort bij de stad en op de één of andere manier ook bij mij. Toen ik dat terugherkende in mijn tuin gaf me dat het gevoel van thuis zijn. Heel wonderlijk.”

– Staat de beiaard bij jou ook in een persoonlijke top 3 van favoriete instrumenten?

“Nee.”

– Staat hij dan wel in je top 10?

“Ik heb geen top 3 of top 10 van favoriete instrumenten. Ik kan wel enorm genieten van de klanken van een beiaard. De beiaard van de Heikese kerk vind ik heel erg mooi en zuiver. Ik hou ook veel van beiaards met hele zware klanken, zoals die in het Belgische Mol. Ik ben in de loop der jaren ook bewuster gaan luisteren naar beiaards in mijn omgeving. Ik ben daarom ook op zoek gegaan naar programma’s met concerten.”

– Hoe belangrijk is het volgens jou dat een stad een vaste beiaardier heeft, zoals Carl Van Eyndhoven, iemand die ook echt betrokken is bij de toekomst van de Tilburgse beiaard?

“Heel belangrijk, absoluut! Met zo’n beiaardier als Carl heb je als commissielid ook weer een speciale band, omdat je samen plannen kunt maken.”

– Wat is het leukste wat Carl Van Eyndhoven jou heeft geleerd over carillons of beiaards?

“Je weet dat Carl vol met anekdotes zit, die hij zo uit zijn mouw schudt. Ik lach me ook vaak rot om zijn verhalen. Een anekdote die hij wel eens gebruikt, is dat hij de hoogst geplaatste ambtenaar is van Tilburg. Dat vind ik wel grappig.”

– Er was sprake van dat de Heikese kerk ontheiligd gaat worden en een andere functie krijgt. Zou dit gevolgen kunnen hebben voor de toekomst van de Tilburgse beiaard?

“Voordat ik dat wist, was ik daar al bang voor dat dat zou gaan gebeuren. Maar het is wel zo dat de kerk een nieuwe culturele functie krijgt. Zo’n kerk heeft echter ook onderhoud nodig. Dus hoe maak je dat betaalbaar? Als je de kerk in de winter niet zou verwarmen, lijkt me dat niet goed voor de orgels in de kerk. De toren, inclusief inhoud, waaronder de beiaard en de beiaardautomaat, is eigendom van de gemeente. Die zal dus geld op tafel moeten leggen.”

– Als je over beiaards praat is het onderwerp steeds vaker de beiaardautomaat. Die automaat levert ook allerlei technische problemen op. Vind jij het leuk om je in dat soort zaken te verdiepen en hierover mee te praten?

“Niet over de techniek, nee. Ik heb een heel dik boek over beiaards gekocht of gekregen en daar staan allemaal van die moeilijke beschrijvingen in. Ik ben helemaal niet a-technisch, maar ik vind het zo ongelooflijk ingewikkeld. Het is mooi om te weten hoe de klepel via de aanslag bespeeld wordt. Maar ook het gieten van klokken is heel interessant. Daarom zou ik het ook heel leuk vinden om een keertje naar de Eijsbouts Klokkengieterij in Asten te gaan om daar eens rond te kijken. Dan kunnen we ook meteen naar het beiaardmuseum, want dat is daar vlak in de buurt.”

Kun je je eigenlijk voorstellen dat de beiaardier ooit wordt vervangen door een automaat, maar dat niemand dat merkt?

“Natuurlijk zal dat wel door iemand worden opgemerkt. Als Carl speelt of een andere beiaardier, dan hoor je gewoon dat er live gespeeld wordt. Dat heeft een frisheid en een directheid wat een automaat nooit kan hebben. Je hoort het ook aan het iets harder of zachter spelen. De automaat is absoluut niet de oplossing voor het ophouden met spelen.”

– De stichting vergadert altijd op zaterdagmorgen in Anvers. Jij maakt de notulen bij deze vergaderingen. Hoe lang doe je dat al?

“Daar ben ik in 2015 mee begonnen. Om kosten te besparen vergaderden we in het begin altijd bij mij thuis. Als stichting hadden ook helemaal geen geld, toen we hiermee begonnen. Daarom leek het mij handig om bij mij thuis samen te komen. Voor de koffie kon ik dan zelf wel zorgen. Anvers kwam in zicht toen Carl vaak afspraken had bij de toren en we dus het beste daar in de buurt konden afspreken.”

– De commissieleden zijn bijna allemaal ouder dan 60 jaar. Maak je je al zorgen over de toekomst van de stichting als deze mensen weg gaan vallen?

“Het is heel fijn dat jij er als ‘jongere’ bij bent gekomen. Maar het moeten er natuurlijk meer worden. Dat kan alleen door erover te praten. Mensen moeten zich ook thuisvoelen in ons clubje. Dat is heel belangrijk.”

– Eind juni werd de 53ste verjaardag van de Tilburgse beiaard gevierd. Was het jubileum dit jaar anders dan in andere jaren?

“De eerste keer dat we zo’n viering hadden, was toen de beiaard precies vijftig jaar bestond. Toen hebben we de plaquette onthuld op de dag van de verjaardag van de Tilburgse beiaard. Er was verder een receptie in het Paleis Raadhuis en er waren op meerdere dagen beiaardconcerten. In de Concertzaal was een groot concert, waarin allerlei instrumenten waren te horen samen met de beiaard. Het was een heel groot programma dat we hadden samengesteld, niet te vergelijken met wat we dit jaar hebben gedaan. Het heeft ons ook heel veel energie gekost om het programma van toen te organiseren.”

Continue reading...

10-jarige Astrid bespeelt Tilburgse beiaard

De Tilburgse beiaard mocht onlangs een aparte bezoekster verwelkomen hoog in de toren van de Heikese kerk. Niemand minder dan de 10-jarige Tilburgse scholiere Astrid Lennarts bracht samen met haar moeder een bliksembezoek aan het Tilburgs carillon. Dat alles met een speciale reden: “Op school zijn een aantal commissies waar kinderen lid van zijn”, vertelt Astrid. “Zelf zit ik in de kunstcommissie. Daarin mogen leerlingen zelf bedenken wat we aan de klas willen laten zien. Als de hele commissie het daar dan mee eens is, kun je gaan organiseren. De commissie koos voor de Tilburgse beiaard. Daarom kom ik nu alvast langs om een kijkje te nemen.”

Volgens Astrid was het een hele aparte ervaring om de tocht omhoog te maken. Boven was vooral de beiaard zelf leuk om te zien, maar ook het mooie uitzicht over Tilburg. “In de toren heb ik ook de automatische beiaard gezien. De uitleg die ik daarover kreeg was niet al te moeilijk.” Over het geluid dat de klokken maken zegt ze: “Dat geluid vind ik wel grappig en apart, haha, vooral omdat de meeste instrumenten niet zo hard klinken. De beiaard hoor je over de hele stad. En daarom kun je ook iets spelen dat iedereen beneden kan horen.”

Uiteraard mocht Astrid ook zelf een stukje op de beiaard spelen. “Als het goed is, heeft de hele stad mij heel kort Vader Jacob horen spelen. Maar dan wel iets langzamer dan normaal.”

Op vrijdag 28 juni as. krijgt de groep van Astrid op Den Bijstere ook nog bezoek van beiaardier Carl van Eyndhoven. “Die gaat ons dan dingen vertellen over zijn werk. En zelf mag ik ook nog iets vertellen. Bijvoorbeeld dat ik voor mijn klimtocht naar boven in totaal 202 treden op moest. En als je dan boven je hoofd naar buiten kunt steken, zijn er in totaal nog tien treden te gaan door een kleine ladder te beklimmen.”

Of ze ook vragen had aan de beiaardier? “Ja hoor. Ik heb eerst vragen gesteld over de klokken. Maar ik wilde ook weten in hoeverre de beiaard lijkt op een piano en of deze instrumenten iets mee elkaar te maken hebben.” Moeder Myra zegt verder dat er deze keer wel een heel apart onderwerp is uitgekozen voor een speciale les. “Meestal verzint de kunstcommissie iets met tekenen of schilderen. De beiaard is toch weer heel iets anders.”

Dat haar moeder mee klom naar boven, vond Astrid overigens wel zo prettig. “Het was toch wel spannend zo’n hele tocht naar boven. Al ben ik onderweg niet zo heel moe geworden. Tijdens het klimmen was er telkens een stukje waar ik even kon uitrusten en uitleg kreeg over iets dat met de beiaard te maken had.”

Stadsbeiaardier Van Eyndhoven kijkt met een leuk gevoel terug op het bezoek van de Tilburgse tiener. “Het was een heel leuke ervaring omwille van de totaal onbevangen, frisse blik die Astrid had op de toren, de klokken en het beiaardklavier. Een heel slimme opmerking of vraag van haar was, toen ik de automaat liet spelen en zij veel toetsen tegelijkertijd zag bewegen, ‘dat het voor mij toch niet mogelijk was om dit ook zelf te spelen’. Met andere woorden: zij had perfect door wat het verschil is tussen een beiaardautomaat en een beiaardier die zelf speelt.”

Grappig vond Van Eyndhoven daarnaast dat het nummer ‘Arcade’ van Duncan Lawrence dat hij als extraatje speelde Astrids lievelingslied bleek te zijn.

Hoelang de les aan groep 7 van Den Bijstere gaat duren, kan de beiaardier nog niet precies vertellen. “Dat is nog niet bepaald”, zegt hij. “Maar ik vermoed een uur tot maximaal tachtig minuten. Wat ik de klas zeker ga vertellen, is hoe klokken of beiaarden al heel veel eeuwen muziek en klank in de stad hebben gebracht die door iedereen beluisterd kunnen worden. Ik vergelijk de beiaard of beiaardautomaat ook vaak met een populaire radiozender. Wat ik verder hoop is dat we samen het Tilburgs klokkenlied in de klas kunnen gaan zingen. We zullen wel zien.”

Continue reading...

“Eerlijk gezegd had ik 1,5 jaar geleden nog geen idee wat een beiaard was”

“Lieve vriendjes uit Tilburg, deze maand zal de beiaard van de Heikese Kerk, die tegenover de FHK, nieuwe melodietjes van mijn hand ten gehore brengen, en dat wel vier keer per uur, elke dag”, schrijft componiste en pianiste Eveline Vervliet (1997) trots op haar Facebookpagina. De jonge Belgische musicus in opleiding kreeg van de Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard de leuke klus om korte uurstukken te schrijven voor de Tilburgse beiaardautomaat. Iets wat ze met veel enthousiasme deed.

Als introductie van deze talentvolle Belgische lezen we het beste haar bio op haar persoonlijke website. Als kind nam Eveline viool- en pianolessen op haar plaatselijke muziekschool, zo schrijft ze in haar bio. Aan het einde van de middelbare school besloot ze te doen waar ze al een tijdje van droomde: een professionele pianiste worden. Zo besloot ze na een jaar ‘Kunsthumaniora’ in Antwerpen te hebben gestudeerd over te stappen naar een bachelorstudie aan de Academie voor Muziek en Podiumkunsten in Tilburg, alwaar ze begeleid zou worden door pianodocent Nicolas Callot.

Voor haar opleiding zit ze inmiddels in haar derde bachelor voor piano en tweede bachelor voor compositie. “Door de jaren heb ik verschillende masterclasses gevolgd en deelgenomen aan enkele wedstrijden”, zegt Eveline. “Als musicus ligt mijn focus vooral op de uitvoering van moderne en nieuwe muziek, als pianiste en – in bredere zin – als performer.” Na deelname, in 2016, aan de Nadar Summer Academy, een zomercursus over nieuwe muziek georganiseerd en gecoached door het Belgische Nadar-ensemble, begon ze haar eigen concepten, geluiden en muziek te creëren. Sinds september 2017 studeert Eveline – naast klassieke piano – Compositie in Tilburg en krijgt ze onder meer les van Anthony Fiumara, de Tilburgse stadscomponist. Hoogste tijd dus voor een gesprek met Eveline!

– Kun je nog iets meer over je achtergrond vertellen?

“Ik ben geboren in 1997 en sinds mijn zevende woonachtig in Waasmunster. Dat was ook mijn leeftijd waarop ik begon met vioollessen te volgen. Aangezien ik het niet kon laten om mezelf de liedjes uit de pianoboeken van mijn grote broer te leren, kon ik een jaar later óók met pianolessen starten op de muziekschool. Beide instrumenten heb ik volgehouden tot mijn negentiende. Wegens te weinig tijd en lichamelijke klachten moest ik toen helaas wel stoppen met viool. Maar toen ik 17 jaar was ontstond voor het eerst het idee om piano te studeren.”

– Je bent ook componiste en vooral actief met het componeren van nieuwe muziek. Wat is nieuwe muziek eigenlijk, simpel uitgelegd? En wanneer benoem je een stuk muziek als nieuw?

“Dat is een te moeilijke vraag om een simpel antwoord op te geven. Maar de gemakkelijke oplossing is te zeggen dat nieuwe muziek alle muziek is die kortgeleden gecomponeerd is. Alleen is het begrip ‘kortgeleden’ relatief: zo zal een tien jaar oud liedje in de popwereld simpelweg als oud worden bestempeld, maar durven sommige mensen de muziek van Ferneyhough uit de jaren ’80-’90 nog wel eens ‘nieuw’ te noemen. Ik kies zelf liever voor de term ‘hedendaags’, omdat ik daar gemakkelijker een tijdspanne van 0-10 jaar aan kan geven, terwijl ik de term ‘nieuw’ behoud voor composities van de laatste twee jaar.”

– Als musicus ligt je focus behalve op het uitvoeren van nieuwe muziek ook op je rol als performer, las ik op je website. Communiceer jij ook veel met je publiek en op welke manier doe je dat dan?

“Het is inderdaad zo dat dat mijn doel is, maar tot nog toe ben ik er niet in geslaagd, of heb ik daar nog niet de mogelijkheid toe gehad. Wat me aanspreekt is om concerten zo te programmeren dat afzonderlijke muziekstukken met elkaar verbonden zijn door een samenhangend verhaal, en dit met andere elementen, zoals tekst, objecten, video, audio, vorm te geven, waarbij ik de rol van ‘muzikant’ wil uitbreiden tot die van een veelzijdige ‘performer’.”

– Je maakt niet alleen op het concertpodium muziek, maar ook op vrij ongewone plekken, zoals midden in het bos. En dan ook nog terwijl het daar al nacht is. Kun je daar meer over vertellen?

“Ik ben sinds augustus 2017 lid van het Collectief Publiek Geluid, een groep van circa twaalf (semi-)professionele artiesten die zich focust op het creëren van geluid in de openbare ruimte. We zijn opgericht na een call van de Belgische organisatie Musica. Hun hoofdkantoor ligt in Pelt, vlak naast ‘het Klankenbos’. Dit bos herbergt de grootste verzameling van klankinstallaties in de open lucht van heel Europa. In April 2018 organiseerden we de ‘Klankenbos Nocturne’, een wandeling door het bos met op verschillende plaatsen een performance. Als onderdeel hiervan schreef ik de ‘Etude in het Duister nr.1’, een stuk voor viool, percussie, gitaar.”

– In één van je nachtelijke performances was zelfs een rol weggelegd voor drie gloeilampen. Wat was de functie hiervan?

“Ik wilde een audio-visueel werk maken waarbij beide elementen gelijkwaardig aan elkaar waren, dit om de intensiteit van de ervaring voor het publiek te versterken. De rol van de gloeilampen was daarmee gelijkaardig en gelijkwaardig aan die van de instrumentalisten, alleen brachten ze geen klank maar licht voort. Iedere lamp hing boven één van de muzikanten, en ‘speelde mee’ met diens muziek. Voor het festival OORtreders in oktober 2018, schreef ik de ‘Etude in het Duister nr.2’,  waarbij ik de muzikale en visuele elementen uit het eerste stuk verder uitdiepte. Het eerste stuk was voor ons – de creatoren en uitvoerders – een nieuw experiment, waarbij de muziek, de structuur en de coherentie tussen audio en licht eerder basaal en elementair bleven. In het tweede stuk wilden we deze elementen verder compliceren, zonder het voor het publiek onbegrijpelijk te maken. Het volgende stadium zou kunnen zijn om het aantal lichten uit te breiden, waardoor de coherentie tussen geluid en licht voor het publiek misschien wegvalt. Dan kunnen we zien of de mensen het werk nog steeds waarderen. Zo kun je ook de locatie wijzigen of het instrumentarium veranderen of vergroten, etc. We hebben nog veel ideeën dus.”

– Wat vind je zo bijzonder of leuk aan dit soort nachtelijke projecten?

“Het ging zowel om het feit dat het donker was, als om het feit dat het optreden in de buitenlucht in een bos plaatsvond. Wanneer we overdag in het bos repeteerden, kwam het stuk niet volledig tot zijn recht. Dit heeft deels natuurlijk te maken met het feit dat er een belangrijke rol voor de lampen was weggelegd. Maar door het donkere bos ontstaat er een heel andere, speciale sfeer. Wij zijn als mensen meer op onze hoede in het donker, omdat ons nachtelijk zicht zeer beperkt is. Een ander groot verschil is dat de vogels ’s nachts ophouden met fluiten. Deze twee elementen zorgen er volgens mij voor dat onze visuele en auditieve zintuigen scherper worden, waardoor het stuk intenser wordt beleefd dan wanneer het in een concertzaal wordt uitgevoerd.”

– Hoe schrijf je muziek voor de nacht zonder de nacht te verstoren?

“Interessante vraag. Zo had ik er nog niet over nagedacht. Ik vond eerder dat de nachtelijke geluiden mijn stuk verstoorden, haha. Goh ja, voor nu heb ik daar eerlijk gezegd nog geen antwoord op. Maar ik houd de vraag in mijn achterhoofd voor de volgende keer als ik weer een nachtelijk optreden doe of een werk voor het duister maak.”

– Met je compositie Proprius Capio maakte je zelfs een uitstapje naar de wereld van neurologie. Jij wilde met je compositie te weten komen hoe het is om in plaats van het gevoel met je lichaam via je zogenaamde ‘proprioceptie’,  je gevoel met je instrument te verliezen. Vertel daar eens iets meer over…

“Dit werk schreef ik voor mijn deelname aan de Nadar Summer Academy 2017, een jaarlijkse zomeracademie in Sint-Niklaas, georganiseerd door het Belgische Nadar Ensemble die zich specialiseert in het uitvoeren van hedendaagse muziek. Het werk is geschreven voor klarinet, percussie, piano, viool en cello en bestaat uit vier delen. Het eerste deel, ‘Forschung’, is als het ware de ontdekking van het verlies van hun capaciteiten, waarbij de muzikanten opnieuw moeten leren hoe het instrument eigenlijk werkt. Zo kloppen de violist en cellist op hun klankkasten en probeert de klarinettist op zijn instrument te blazen. Het tweede en derde deel ‘Angst… und Begeisterung’ gaan op een meer abstracte manier om met de gevolgen van dit verlies. De muzikanten spelen hierbij wel op hun instrumenten zoals ze voorheen konden, maar verklanken de emoties die ze in het vorige deel zouden voelen: eerst en vooral angst en woede, maar ten slotte moed om door te gaan. Het vierde deel is een overgang van het normale spel tot het onderzoek van het eerste deel, waarbij je het omgekeerde effect van het eerste deel krijgt.”

– Eén van de Tilburgse ensembles waarin je actief was, was FC Jongbloed. Waar kwam die naam vandaan?

“Dit heb ik me zelf ook een tijdje afgevraagd. Nu weet ik dat F.C. staat voor Fontys Conservatorium.”

– Hoeveel composities heb je eigenlijk al op je naam staan? En welke compositie is je het dierbaarst en waarom?

“Momenteel heb ik twaalf composities op mijn naam staan, waaronder twee audiovisuele werken en drie elektro-akoestische werken. De rest zijn puur akoestische composities. Het stuk dat ik als laatste heb geschreven, ‘Jamie’s Super Quick [Vegan] Hummus’, is me echt heel dierbaar. Een connectie als met deze compositie heb ik nog niet eerder zo sterk gevoeld. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat ik momenteel bezig ben met repetities in de aanloop naar de première op 28 november, die trouwens in het Academietheater op de Fontys Hogeschool plaatsvindt. Ik speel zelf namelijk mee als bespeler van de elektronica. Met dit werk ben ik wel een stuk dichter bij het uiteindelijke doel gekomen sinds mijn eerste composities in de zomer van 2016. Ik zou meer kunnen vertellen, maar ik wil nog niets verklappen vóór de première.”

– Voor de Tilburgse Beiaard heb je de korte uurstukken gecomponeerd voor de maand mei. Ben je tevreden met hoe de composities zijn geworden?

“Deze composities zijn, vergeleken met mijn ander werk, een stuk ‘braver’ en ‘tonaler’. Dat was voor mij echt een uitdaging, en ik ben zeker blij met de uitkomst van het werk. Ik vond het sowieso een erg leuke opdracht. Normaal gezien wordt je stuk slechts enkele keren – of soms zelfs maar één keer –  gespeeld, terwijl deze stukken wel tientallen keren op één dag weerklinken. Een groot contrast!”

– Iemand die werk van je heeft gespeeld was onze stadsbeiaardier Carl Van Eyndhoven. Dat was het nummer getiteld ‘Hunted’. Hoe verliep die samenwerking?

“Eerlijk gezegd had ik 1,5 jaar geleden nog geen idee wat een beiaard was. In maart 2018 kregen we als compositiestudenten een masterclass van Carl, en toen werd mijn interesse in het instrument gewekt. Via Carl kreeg ik ook te horen dat de Nederlandse Klokken Vereniging een compositiewedstrijd voor beiaard uitzond. Daar heb ik aan deelgenomen met het werk Hunted, wat ik aan Carl heb opgedragen. Daar heb ik uiteindelijk een hoofdprijs mee gewonnen, en Carl heeft het stuk op de prijsuitreiking gespeeld. Ik heb met hem een erg fijn contact gehad. Hij heeft me inderdaad verteld dat hij Hunted, zoals de compositie heet, een goed werk vindt en het graag speelt.  Aan de andere kant prijs ik hem voor zijn interpretatie.”

– Hoe speciaal is de beiaard voor jou als instrument?

“De beiaard is een zeer speciaal instrument, aangezien elke beiaard op zich uniek is. Dat is een uitdaging die je bij het schrijven voor reguliere instrumenten niet hebt. Net zoals ik graag weet voor welke muzikanten als personen ik schrijf, vind ik het leuk om me tijdens een compositieproces voor te kunnen stellen hoe een bepaalde stem of beiaard klinkt, aangezien elke stem of beiaard uniek is. Dat heb je veel minder met reguliere instrumenten – al is dat soort uniekheid steeds minimaal aanwezig. Zowel Hunted als de pas gecomponeerde uurstukken schreef ik speciaal voor de carillon van de Heikese Kerk. Daardoor creëer je een soort band met dat instrument, wat je met andere beiaarden niet hebt. Anders, maar gelijkaardig, aan de band die je als muzikant met een instrument hebt.”

– Eén van je specifieke interesses is technologie. In welke zin of hoedanigheid vormt technologie ook onderdeel van je werk?

“Ik heb twee cursussen gevolgd in de analoge Willem II-studio’s in Den Bosch. In mijn eigen werk houd ik me vooralsnog vooral bezig met live electronics waarbij ikzelf live – tijdens het concert – samples trigger door middel van de software PD-Extended. Dit heb ik gedaan in mijn stuk ‘ex<IN>tended’ met klarinet en altviool, en in mijn nieuwste werk ‘Jamie’s Super Quick [Vegan] Hummus’ met zang en piano. Enkele weken geleden heb ik de Ableton Live Suite 10 aangekocht, waarmee ik momenteel leer werken. Dan wil ik meer aan de slag gaan met het live manipuleren van akoestische instrumenten, en performances met puur elektronica – zonder instrumenten dus.”

– Verdiep jij je ook in beiaardautomaten? Zo ja, heeft je dat geholpen bij het maken van de korte uurstukken?

“Daar heb ik me nog niet in verdiept, al lijkt het me wel eens interessant om te doen.”

– Dank voor dit interessante interview!

“Graag gedaan!”

Continue reading...

Janno den Engelsman (CV)

Janno den Engelsman studeerde orgel, klavecimbel en kerkmuziek aan het Utrechts Conservatorium. Na deze studie volgde hij privé-lessen bij de organist Liuwe Tamminga in Bologna. Hij won prijzen op orgelconcoursen in Leiden (1996) en Nijmegen (2002) . In 2006 werd hem voor zijn muzikale werkzaamheden de Sakko Cultuurprijs voor Kunsten en Letteren toegekend.

Na het behalen van het Master-diploma in 2007 aan de Nederlandse Beiaardschool in Amersfoort, volgde hij aanvullende beiaardcursussen bij Geert D&#39;hollander. Van 2009 tot 2013 was hij bestuurslid van de Nederlandse Klokkenspel Vereniging. Hij concerteerde o.m. in de Verenigde Staten en Polen. Als beiaardier speelde hij bij het Festival Oude Muziek in Utrecht. Janno den Engelsman is organist-titularis van de Gertrudiskerk in Bergen op Zoom en stadsbeiaardier van Middelburg, Bergen op Zoom en Zierikzee.

Continue reading...

Wim Van den Broeck (CV)

Wim Van den Broeck (1974) startte op volwassen leeftijd met muziekstudies voor orgel en beiaard. Orgel studeerde hij bij Carl Van Eyndhoven en Luc De Winter. Beiaard studeerde Wim vanaf 2008 bij Teun Michiels in de academie voor muziek en woord te Diest en vervolgens in de Koninklijke beiaardschool te Mechelen waar hij les kreeg van Eddy Mariën (beiaardliteratuur- campanologie), Erik Vandevoort (harmonie en compositie) en improvisatie bij Tom Van Peer en aldaar afstudeerde in 2013. In zijn thuisgemeente Meerhout kreeg Wim de gemeentelijke cultuurprijs uitgereikt in 2013 voor zijn diverse muzikale verdiensten. Wim is momenteel beiaardier in Diest, Genk en Peer en organist te Meerhout en Laakdal.

Continue reading...