“Het is een uitdaging voor een componist om de beperkingen van een beiaard uit te buiten”

FOTO: Ingrid Bertens

FOTO: Ingrid Bertens

Van de Tilburgse pianist en componist Jo Sporck (1953) ging in Tilburg op meerdere plekken nieuw werk in première. De Tilburgse Concertzaal was daarvan misschien wel de mooiste en meest prestigieuze plek. Maar ook bovenin de Heikese kerk was het een compositie van Sporck die in oktober 2018 haar première beleefde op de fonkelnieuwe beiaardautomaat. Het werk, met de titel ‘Imprecaties’, was zelfs het allereerste muziekstuk dat voor de nieuwe automaat werd gecomponeerd en twee weken lang een paar keer per uur over de straten van de Tilburgse binnenstad rolde.

In dezelfde maand oktober kreeg Sporck op zijn 65ste verjaardag een eigen muziekevenement: het vijf dagen durende pianofestival ‘Tilburg op Vleugels’. Met als één van hoogtepunten een optreden van pianist Antal Sporck, de zoon van Jo, die het festival afsloot met Zindering, een nieuwe compositie van zijn vader, gevolgd door een beroemd pianostuk van de ‘Engel van Salzburg’, de geniale Wolfgang Amadeus Mozart, te weten Pianoconcert nr. 22 in Es Dur.

Sporck, die geboren en getogen werd in het Limburgse Heerlen, beleefde zijn vorming tot muzikant al op zeer jonge leeftijd als koorzanger op school en in de kerk. Voor zingen bleek Sporck ook een bijzonder talent te hebben. “Het was een feest om met de klas te zingen. Ik had een mooie jongenssopraan. Het kerkkoor was ook een bron van verbinding”, zo vertelde hij later hierover in een interview met Omroep Tilburg. Naast een solistenopleiding piano aan het conservatorium in Maastricht volgde hij in Tilburg een studie compositie bij de vermaarde componist en dirigent Jan van Dijk en bij componist en muziekpedagoog Hans Kox. Met beiden zou hij jarenlang een vriendschappelijke band als collega-componist onderhouden. Wonen in Tilburg bleek ook zeer aangenaam. Voor veel mensen werd Sporck, ondanks zijn Limburgse afkomst, een rasechte Tilburger.

Behalve als een van Tilburgs bekendste klassieke componisten, geldt Sporck ook als één van de meest veelzijdige. Afgelopen veertig jaar schreef hij onder meer muziek voor piano, kamermuziekensembles, koren en vocalisten. Zijn werk was daarnaast op verschillende grote concertpodia te horen in steden als Moskou, New York, Montevideo en Seattle. Een bijzonder jaar voor Sporck was 1988, het jaar waarin hij de allereerste Nederlandse componist zou worden wiens werk op de Russische staatsradio te horen was en die ook zelf bij de uitvoering van zijn werk aanwezig was. Het zou een memorabele avond worden. “Een dag voor de première stond de hoboïst nog te stoeien met de noten, was het slagwerkensemble niet komen opdagen en moest ik de pianist van mijn trio nog wijzen op sleutelwisselingen”, aldus Sporck terugkijkend op deze gebeurtenis in het interview hieronder.

Een goede omschrijving geven van Sporcks muziek is anno 2020 nog niet zo makkelijk. Zijn eigen website helpt ons hier echter een handje bij. Op de site wordt de muziek omschreven als ‘herkenbaar en uniek’. Toonformules zijn door de componist zelf ontwikkeld, terwijl het handschrift van de componist te herkennen is aan de sterk ‘polyfoon getinte’ klanken. In zijn muzikale werk genaamd Spacemusic zijn het vooral de ruimtelijke effecten die een opvallend onderdeel vormen van de compositie.

Tilburgers enthousiast maken voor klassieke muziek: ook daar had ‘zendeling’ Sporck zijn handen vol aan, maar dan wel in positieve zin. Zo verzorgde hij muzikale lezingen voor buurtgenoten en verenigingen en schreef hij boek over het belang van muzikale vorming onder de titel ‘Uit de doeken, uit de kleren’. Succesvol was hij vooral met het in 1986 door hemzelf opgerichte kamermuziekpodium De Link, dat tien jaar lang kriskras door de stad naar wisselende locaties zou reizen voordat het in 1998 een definitieve locatie vond in de gerestaureerde kapel van Het Cenakel. Samen met De Smet zou De Link uitgroeien tot de belangrijkste Tilburgse plek voor het horen van kamermuziek. In totaal zou Sporck twaalf jaar voorzitter zijn van het podium.

In 2013 ontving Sporck de grote zilveren legpenning van Tilburg als blijk van dank voor zijn inzet voor de stad.

– Komt u uit een muzikale familie?

“Deels. Van vaderskant. Minstens zo doorslaggevend voor mijn muzikale ontwikkeling is de basisschool geweest waar elke meester of juffrouw iedere dag zong met de klas en ons zelfs met het gregoriaans liet kennismaken.”

– Uw muzikale loopbaan begon eigenlijk al in Heerlen in het kerkkoor. U bleek een mooie jongenssopraanstem te hebben. Heeft u later in uw loopbaan nog veel aan dit zangtalent gehad?

“Na het breken van mijn stem is het nooit meer iets geworden. Dat neemt niet weg dat de stem en de zang voor mij leidraad zijn gebleven voor het musiceren.”

– Uw kinderen Antal en Misha zijn muzikaal opgevoed en net als u beroepsmuzikant geworden. Wat heeft u ze vooral meegegeven om ze zover te krijgen dat ze in uw voetsporen zijn getreden?

“Muziek heeft hen vanaf de geboorte omgeven. Er is altijd bij hen in huis gemusiceerd, ook door de mensen die bij hen op bezoek kwamen. Dan gaat de rest eigenlijk vanzelf.”

– U komt oorspronkelijk uit Limburg, maar woont al ruim 40 jaar in Tilburg. Dankzij u heeft Tilburg een nieuw festival voor klassieke muziek gekregen. Toch is de kruikenstad vooral de stad van de popmuziek. Vindt u dat niet jammer?

“Tilburg is inderdaad een popstad en dat is jammer. Niet omdat popmuziek er niet mag zijn, maar omdat de serieuze muziek wordt verwaarloosd. Door het onderwijs en door de politiek. De oorzaken daarvan heb ik al eerder op een rijtje gezet in mijn boek ‘Uit de doeken, uit de kleren’.”

– Zou u een paar van die oorzaken kunnen noemen?

“Die vraag is te omvangrijk om echt goed te kunnen beantwoorden. Het gaat om een waaier aan gebeurtenissen: misschien te beginnen met de Mammoetwet in de jaren zeventig, waardoor Kweekschool veranderde in Pedagogische academie zonder verplichte muzieklessen, wat culmineert bij het marktgerichte afbraakproces van Zijlstra en doorsuddert met het opheffen van gemeentelijke muziekscholen.”

– Voelt u zich intussen wel een Tilburger?

“Kennelijk is hier mijn plek om te wonen. Ik woon al 43 jaar in deze stad en we zijn elkaar daarmee iets verschuldigd. Wanneer je al zo lang in een stad woont, komt er vanzelf een band waardoor je betrokken raakt bij het culturele leven. Je bent dan als burger – die gebruikmaakt van de faciliteiten van een stad – ook verplicht daarvoor iets terug te doen. Een vanzelfsprekendheid. En dat zou ook omgekeerd moeten zijn.”

– Er bestaat zelfs een naar u vernoemde stichting die zich belangeloos inzet om composities van u en uw geestverwanten te promoten. Doet u nog wel eens dingen voor deze stichting?

“Minstens een maal per jaar organiseert de Stichting Sporck een concert waarvoor ik een nieuw werk schrijf. Afgelopen jaar was dat ‘Switch’ voor cellokwartet.”

– Uw grootste muzikale vrienden wonen niet in Nederland, maar in Rusland en Engeland. Is het werkelijk zo dat u met deze vrienden veel beter over muziek en het componeren van muziek kunt praten dan met uw Tilburgse vakbroeders? Zo ja, waar zit dan met name het verschil in?

“Vrienden op afstand zijn vaak loyaler. Bovendien wil ik geen deel uitmaken van een coterie, nergens bij horen. Dat autonome gedrag heeft natuurlijk een oorzaak.”

– In 1988 was u ook de eerste Nederlandse componist wiens werk op de Russische staatsradio te horen was. De Russische muzikanten hadden echter niet op uw muziek gestudeerd. De uitvoering was verschrikkelijk, vertelde u ooit in een podcast van Omroep Brabant. Kunt u daar iets meer over vertellen, hoe dat was?

“Inderdaad: een dag voor de première stond de hoboïst nog te stoeien met de noten, was het slagwerkensemble niet komen opdagen en moest ik de pianist van mijn trio nog wijzen op sleutelwisselingen. Maar op het concert zat iedereen op het puntje van zijn stoel, kwam er een staande ovatie uit een zaal die goeddeels bestond uit Sovjetcomponisten en moest ik ook nog een liefdesverklaring van de opnameleidster in ontvangst nemen. Het kan verkeren. De studiobanden die mij mee zijn gegeven heb ik nooit meer willen beluisteren.”

– Op internet is een hele lange lijst te vinden van werken die u schreef, waaronder vocale nummers, werken voor koor, orkest, solo-werken, maar ook kamermuziek en muziek voor theatergezelschappen. Waar heeft u in uw loopbaan het meeste plezier aan beleefd? Of waar schreef u het liefst muziek voor?

“In principe is mij alles eender. Je zou zeggen dat je als pianist het gemakkelijkst voor piano schrijft, maar laat juist dát niet zo zijn.”

– In uw werk is polyfonie erg belangrijk. Alle stemmen in een compositie moeten gelijkwaardig zijn. Daarmee bent u ouderwets. U vergelijkt uzelf wat dit betreft met Bach, die ook ouderwets was door terug te grijpen op muziek uit de middeleeuwen. Klopt dat?

“Met de taal van Bach net zoals die van alle andere grote componisten ben ik nu eenmaal opgevoed. Originaliteit zit niet in de taal zelf maar in het gebruik ervan.”

– U heeft ooit gezegd: muziek begint bij de menselijke stem en het instrument is de imitatie van de stem. Is het daarom ook dat u zoveel vocaal werk heeft geschreven in uw loopbaan als componist?

“Beslist.”

– Het schijnt dat u nooit lang bezig bent met het schrijven van muziek. Is het klaar dan bent u alweer met iets nieuws bezig. Uw hoofd zit vrij snel weer vol met nieuwe klanken. U probeert uzelf ook steeds te verbeteren in uw werk. Is dat nog steeds zo of hoeft u zich niet meer zo nodig te verbeteren?

“Een enkele keer kost het me weinig tijd een werk te voltooien. Maar dat is eerder uitzondering dan regel. Verbeteren blijft een dwangneurose.”

– Behalve componist ben u ook pianist. Om Chopin te kunnen spelen, moet je minstens 20 jaar lang zijn werk hebben gespeeld, zei u ooit. Bent u zelf al zover dat u Chopins werk geheel in de vingers heeft zitten?

“Misschien dat deze uitspraak uit zijn verband is gehaald en heb ik willen zeggen dat je vanaf je eerste les twintig jaar nodig hebt om het oeuvre van Chopin te beheersen. Het schrijven van muziek heeft mijn pianospel behoorlijk naar de achtergrond gedrongen. Dat neemt niet weg dat ik de dag wil beginnen met Bach en een paar Chopin-etudes.”

– Een bijzonder onderdeel van uw werk zijn composities met ruimtelijke effecten erin, ofwel Spacemusic zoals deze muziek wordt genoemd. Een van die werken is een stuk getiteld ‘Subito Sera’. Beschrijf eens in het kort hoe Spacemusic ontstaat en hoe het klinkt?

“Voor mij is muziek niet alleen beweging in de tijd maar ook in de ruimte. En daarmee ben ik allesbehalve de eerste, zie de titel van het eerder aangehaalde en door mij geschreven boek. Deze optie doelbewust in je compositie verwerken blijft voor mij een extra uitdaging en een extra sensatie voor het oor. Jammer genoeg zijn er maar weinig concertzalen, die dit faciliteren.”

– Uw muziek wordt deels als moeilijk toegankelijk ervaren door luisteraars. Dat geldt niet voor uw Spacemusic. Is die ook beter toegankelijk door de algehele harmonie die deze ademt?

“Die moeilijke toegankelijkheid ken ik alleen van mensen die nooit verder zijn gekomen dan Debussy. De harmonieën van het door u genoemde werk wijken echter nauwelijks af van veel andere composities. Voor het overige heb ik het idee dat ik als hedendaags componist behoorlijk toegankelijk wordt gevonden.”

– U heeft ook veel kamermuziek gecomponeerd. In Tilburg wordt op veel plekken kamermuziek gespeeld door allerlei gezelschappen. Is de kwaliteit van de uitgevoerde werken ook hoog naar uw maatstaven? En blijft het genre in deze stad ook vitaal genoeg door nieuwe composities, onverwachte bezettingen en verrassende speellocaties?

“Natuurlijk wordt er van alles geprobeerd om kamermuziek te promoten en is er inderdaad sprake van afwijkende programmering. Wat het niveau betreft: gezien de geringe vraag en het grote aanbod kan het niet anders of de lat is als maar hoger gelegd.”

– In 1985 schreef u ‘Als de groote klokke luidt’, een nummer voor de Tilburgse beiaard. Koos u expres voor een oud-Nederlandse titel om de lange geschiedenis van de beiaard te benadrukken?

“Nee. Het had meer van doen denk ik met de man die mij informeerde over mogelijkheden en repertoire van de beiaard.”

– De bladmuziek van het stuk was lange tijd zoek, maar werd in 2019 teruggevonden door oud-muziekdocent Henk Stoop. Gebeurt dat vaak met composities van u: dat ze verdwijnen en na zoveel tijd weer ergens opduiken?

“Nee. Het werk was en is gewoon gedocumenteerd bij Donemus, nadat het een beiaardprijs had gekregen.”

– U bent ook de eerste componist geweest die in 2018 voorslagen voor de nieuwe beiaardautomaat schreef, een compositie getiteld ‘Imprecaties’. Was u achteraf tevreden over deze compositie en wat waren de reacties van uw vakgenoten of naaste omgeving?

“Wanneer is een componist tevreden? Reacties van vakgenoten krijg ik in de regel niet, tenzij uit het buitenland.”

– Waar sloeg de titel Imprecaties op?

“Imprecaties dient hier opgevat te worden volgens Van Dale, namelijk bezwering.  Klokkengelui heeft voor mij een bezwerende functie.”

– Is componeren voor de beiaard veel anders dan componeren voor een ander instrument?

“Elk instrument heeft zijn mogelijkheden en zijn beperkingen. Steeds weer opnieuw voor welke bezetting dan ook. Wat beperkingen betreft: daar kan ik een aantal van opnoemen. Maar juist die gebreken zijn een uitdaging voor een componist. Ik bedoel daarmee: hoe ga je als componist daarmee om en hoe buit je deze beperkingen het beste uit?”