“Door de beiaard krijgt het stadsgewoel een sonore glans”

Foto: Yuanyuan Chen

Evert van Merode (1980) heeft wel wat studies en opleidingen op zijn naam staan. Zo studeerde hij piano aan het Fontys Conservatorium Tilburg en cultuurwetenschappen aan de Universiteit van Tilburg en volgde hij in Amsterdam lessen in compositieleer. Als kerkmusicus is hij actief in de Dominicusgemeente te Amsterdam. Tevens is hij dirigent van twee profane koren: in Utrecht bij het Gemengd Koor Nootabene en in Tilburg bij het Kleinkoor XingNu.

Van Merode geldt zonder twijfel als een van de meest actieve kerkmusici die Nederland rijk is. Piano en orgel spelen in kleine kerkgemeenschappen, een koor dirigeren, componeren voor grote koren en kleine amateurkoren: het kwam allemaal al eens op zijn pad. De afgelopen jaren componeerde hij voornamelijk werk voor koren, waaronder liturgische muziek. Ook schreef hij kamermuziek voor verschillende gezelschappen. Naast zijn activiteiten als dirigent en begeleider werd hij ook regelmatig gevraagd om solisten te begeleiden.

In een interview met deze site zegt hij over zijn werk als componist: “Misschien schrijf ik wel het liefst voor piano, omdat ik achter de piano al improviserend begin met het componeerproces. Maar het hangt uiteindelijk helemaal af van het doel van of de opdracht voor het stuk. Ik vind het heel leuk om werken voor koor te schrijven – niet in de laatste plaats omdat er koren zijn die het willen zingen.”

In het muzikale bestaan van Van Merode speelt ook de Stichting Muziek-Nu een belangrijke rol. De projecten van de stichting, die hij samen met een collega-musicus oprichtte, laten zien hoe kerkmuziek op een aantrekkelijke en hedendaagse manier is te presenteren. Een voorbeeld daarvan waren de zogenaamde Droomconcerten die de stichting organiseerde voor het ten gehore brengen van nieuwe muziek op een speelse en fantasievolle wijze. Het doel daarbij is vooral om de gangbare concertpraktijk op zijn kop te zetten.

“Sommige muziekstukken waren geïnspireerd door poëzie en hadden ‘dromen’ als rode draad. Niet alleen muziek had dus een plaats binnen de concerten, maar ook andere kunstvormen, zoals beeldende kunst, literatuur en theater”, zegt Van Merode. Eind 2018 bracht de stichting de CD ‘Dromen op Muziek’ uit. Diverse Nederlandse en Vlaamse componisten, waaronder Van Merode zelf, schreven er muziekstukken voor speciaal bedoeld voor piano, viool en cello. Dat alles onder het motto: muziek is er om gehoord en beleefd te worden.

– Hoe oud was je toen je wist: ik word muzikant? En, bespeelde je toen al een instrument. Kom je verder ook uit een muzikale familie?

“Als kind wist ik al vrij vroeg dat ik piano wilde spelen – en geen ander instrument. Toch ben ik relatief laat met pianolessen begonnen, zo rond mijn 10e jaar. Muziek maken werd thuis enorm gestimuleerd. Dat heeft me zeker geholpen om enthousiast te blijven voor ‘de muziek’. Daarnaast speelde kerkmuziek ook een grote rol – ik kreeg een goede reden om muziek te maken, onder andere  als begeleider bij kerkkoren. Een betere leerschool is voor een musicus niet denkbaar naar mijn idee. Ik heb geleerd om te improviseren, te componeren, te dirigeren en te zingen. Dat alles vanuit een zekere muzikale intuïtie. Ik ben overigens ook pas tamelijk laat aan het conservatorium gaan studeren. Na mijn middelbare schooltijd was ik al begonnen aan een studie Cultuurwetenschappen.”

– Je studeerde piano aan het Fontys Conservatorium Tilburg en volgde lessen Compositie in Amsterdam. Kon je niet in Tilburg terecht voor de opleiding Compositie?

“In Tilburg heb ik zowel piano als Compositie gestudeerd aan het Fontys Conservatorium. Na een jaar ging mijn Compositie-docent Willem Jeths over naar Amsterdam. Ik ben hem toen gevolgd en heb een aantal jaren privé-les bij hem gevolgd.”

– Heb je aan je studie Cultuurwetenschappen nog iets gehad voor wat betreft je muzikale carrière?

“Dat was een waardevolle opleiding vanwege de ontwikkeling en verdieping van mijn uiteenlopende interesses voor culturele fenomenen. Achteraf kan ik concluderen dat het een mooie toevoeging was bij mijn muziekstudie.”

– Je speelt orgel en piano binnen een aantal Nederlandse kerkgemeenschappen. Je bent je zelfs een stuk intensiever bezig gaan houden met orgel spelen binnen de kerk. Waarom?

“Orgel speelde ik incidenteel wel eens in de kerk. Pas het afgelopen jaar ben ik serieus werk gaan maken van mijn orgelspel en volg ik lessen aan het conservatorium. Dit heeft direct te maken met het feit dat ik sinds dit jaar als organist en pianist ben aangesteld in de Dominicuskerk in Amsterdam. In Tilburg ben ik sinds afgelopen zomer niet meer actief in de kerkmuziek, het accent heeft zich verschoven naar Amsterdam. Al ben ik in Tilburg nog wel dirigent en begeleider van Kleinkoor XingNu. Verder val ik her en der in bij andere koren.”

– Op internet wordt je vaak aangeduid als kerkmusicus. Zijn kerkmusici nog wel in zwang anno 2019? Het aantal actieve kerken is in elk geval de laatste vijftig jaar sterk afgenomen.

“Kerkgemeenschappen zijn op veel plaatsen in Nederland sterk aan het vergrijzen, en daardoor aan het krimpen – of zelfs aan het verdwijnen. Daarmee staat uiteraard de religieus beleefde, en in kerkelijke context gepraktiseerde. kerkmuziek zwaar onder druk. Kerken sluiten en gemeenschappen ‘verdampen’. Dat is zoals het is – de secularisatie is een feit en zal de komende jaren nog verder doorzetten. Het vak van kerkmusicus is dus niet meer zo vanzelfsprekend – misschien ben ik één van de laatste der Mohikanen, haha. Maar ik prijs me nog steeds gelukkig dat ik in kerkelijke context muziek kan maken. De Dominicus is wat dat betreft een uitstekende plek!”

– Veel kerkgemeenschappen zijn ook in omvang een stuk kleiner geworden. Betekent dit ook dat het daardoor eenvoudiger is geworden om aangenomen te worden als (koor)dirigent?

“Geen idee, maar ik verwacht dat het antwoord ‘ja’ is. Maar ik gun iedere beginnende koordirigent een leerschool ‘in de kerk’.”

– In het kerkje Blauwkapel in Utrecht was je ooit tijdens een concert dirigent én pianist tegelijk. Hoe ging dat?

“Dat gebeurt met enige regelmaat. Hoe het ging? Dat zou je beter aan het publiek kunnen vragen, haha.”

– Behalve composities voor koren staan tussen je composities ook werken voor strijkorkest, harp, viool en orgel. Voor welk instrument componeer je het liefst nieuw werk en waarom?

“Misschien schrijf ik wel het liefst voor piano, omdat ik achter de piano al improviserend begin met het componeerproces. Maar het hangt uiteindelijk helemaal af van het doel van of de opdracht voor het stuk. Ik vind het heel leuk om werken voor koor te schrijven – niet in de laatste plaats omdat er koren zijn die het willen zingen. Een pragmatische overweging dus. Maar uiteindelijk is iedere denkbare bezetting een grote ontdekkingstocht.”

– Een van de composities op je site, die voor twee stemmen en piano, heeft als titel ‘Phones’. Dat is wel een hele aparte titel. Hoe kwam je daarop? En had je compositie ook iets met telefoons te maken?

“Nee, dit stuk heeft helemaal niets met telefoons te maken. Het gedicht ‘Phones’ is van de Griekse dichter Kavafis en betekent zoveel als ‘stemmen’. Het gaat over stemmen van dierbare gestorvenen of mensen die we niet meer kunnen ontmoeten – hun stemmen, die klinken als muziek in onze oren, raken we maar niet kwijt uit onze gedachten en dromen.”

– De afgelopen jaren componeerde je voornamelijk koorwerken. Je schreef daarvoor verschillende liturgische werken. Zijn muziekstukken voor koren tegenwoordig veel anders dan die van, laten we zeggen, een eeuw geleden?

“Misschien kun je zeggen dat we op dit moment in artistieke zin in een zeer eclectische tijd leven – de naweeën van het postmodernisme, zo je wilt. Uiteraard brengt iedere tijd zijn eigen muziek voort, en iedere componist probeert zijn of haar eigen taal of geluid te ontwikkelen. Maar er wordt heden te dage stilistisch veel ‘overgenomen’ uit andere stijlperioden. En toch probeert iedere componist zijn eigen taal en/of geluid te ontwikkelen. Dat heeft zich door de jaren heen ontwikkeld – er was geen moment waarop ik ‘het licht’ zag.”

– Op Spotify vond ik vier composities van jou voor een koor. Twee daarvan duren niet langer dan 1,5 minuut. Maak je graag hele korte composities?

“Ja, ik heb een grote voorkeur voor aforistische stukken. ‘De grote vorm’ heeft me nooit zo gelegen – al hoop ik nog steeds een keer te beginnen aan iets als een Requiem. Ik heb ooit eerder een Stabat Mater geschreven. Ja, religieuze thema’s blijven me inspireren. Maar ook gedichten van Rawie, Rimbaud of Marsman. Composities gebaseerd op teksten van voornoemde dichters zijn doorgaans ook redelijk kort.”

– Je bent ook één van de oprichters van de Stichting Muziek Nu. Wat is dat precies voor een stichting?

“Deze stichting heb ik samen met mede-musicus Arjan van Baest opgericht. De stichting beoogt het organiseren van concerten waarbij diverse kunst-uitingen, waaronder beeldende kunst, literatuur, theater en muziek, op een toegankelijke manier samenkomen en er steeds gezocht wordt naar verrassende, contrasterende motieven. Het afgelopen jaar stond in het teken van de productie van een CD. De zogenaamde Droomconcerten waren eenmalig en bedoeld om de CD ‘Dromen op muziek’ te presenteren aan het publiek. Dit jaar geven we op zondag 22 december in de kapel van Mariëngaarde in Tilburg-West een kerstconcert rond het thema ‘De Pastorale’. Samen met het hedendaagse muziekgezelschap CoMa en een projectkoor proberen we met een kritische blik naar het herderlijk tafereel rond de kerststal te kijken. Arjan en ik hebben nieuwe stukken geschreven rond dit thema en gewezen museumdirecteur Frans Ellenbroek is spreekstalmeester van dienst. Het belooft weer een verrassend uurtje te worden. Wees welkom!”

– Is een Droomconcert het hedendaagse muzikale equivalent van de viering van de heilige mis?

“Nee, totaal niet – alhoewel er over het algemeen wel dramatisch of theatrale parallellen te vinden zijn tussen een seculier concert en religieuze liturgie. Het gaat dan om de vorm waarin de inhoud gepresenteerd wordt – op een betekenisvolle en overtuigende wijze. Misschien gaat het allemaal wel om de ‘levendige wijze’ van presenteren of beleven.”

– Op je site staan dertien composities van jouw hand. Je laatste compositie dateert uit 2015. Ben je niet meer zo actief als componist of worden latere composities nog niet vermeld?

“Uiteraard heb ik meer muziek geschreven dan die stukken die op mijn website vermeld staan. Vanwege de gelukkige omstandigheid dat ik vader ben geworden van een zoon van inmiddels een jaar oud moet ik bekennen dat de productie van nieuwe stukken tot een minimum beperkt is gebleven het afgelopen jaar. Maar mijn website is ook wel enigszins verouderd. Ach ja, zo gaan die dingen… Ik houd het niet voldoende bij. Op de CD ‘Dromen op Muziek’ staat overigens het meest recente stuk van mijn hand, een werk voor cello en piano. De CD is nog altijd op internet te bestellen via de website van de Stichting Muziek Nu.”

– Door de Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard is je gevraagd om voor de maand december korte uurstukken te componeren. Is het ook de eerste keer dat je werken voor een beiaardautomaat hebt gecomponeerd?

“Dit is de eerste keer, ja.”

– Hoe anders is het om een compositie voor de beiaardautomaat te schrijven in vergelijking met andere instrumenten?

“Ieder instrument heeft zijn eigen karakteristieken uiteraard. Nu heb ik me laten vertellen dat het aan te bevelen is om voor de beiaard noten te schrijven die op de piano helder klinken met het rechterpedaal ingedrukt – zodat alles door elkaar klinkt. Dat heb ik dus maar geprobeerd.”

– Ben je tevreden met hoe de composities voor de automaat zijn geworden en hebben ze ook een titel gekregen?

“Ik heb de set van korte stukjes ‘Klanken voor Kai’ genoemd. De drie letters van mijn zoon Kai zijn in muzieknoten te noteren als D-A-B. Dit motief heb ik in alle drie de stukjes op vrije wijze verwerkt. Ik hoop dat de stukken door de automaat transparant genoeg klinken.”

– Heb je je uurstukken al gehoord op de beiaardautomaat, zo ja, hoe was dat?

“Nee, ik heb ze helaas nog niet gehoord.”

– Wat is er volgens jou zo typerend aan de klank van de beiaard of beiaardautomaat?

“Ik ben dol op het geluid van klokken – zowel het ‘beieren’ van kerkklokken als het vertrouwde stadsgeluid van de beiaard in diverse stadscentra. Het heeft een nostalgische component, ik zal het geluid missen wanneer het niet meer op gezette tijden klinkt. Persoonlijk zal ik niet een uur lang naar beiaardmuziek, hoe mooi vertolkt ook, gaan zitten of staan luisteren. Voor mij is het beiaardgeluid een omgevingsfactor en een onmiskenbaar onderdeel van het stadsgeluid. De stad zwijgt niet wanneer de beiaard klinkt of speelt – het stadsgewoel krijgt een ‘sonore glans’ op het moment dat de klokken klinken.”

– Hoe zie jij de toekomst van de (handbespeelde) beiaard? Zal het instrument over tien jaar nog te horen zijn in Nederland?

“Ik mag het hopen! Laten we de positie van stadsbeiaardier ook vooral niet opgeven. De automaat is een prima surrogaat voor de beiaardier op momenten dat die niet ‘live’ speelt. Laten we verder niet vergeten dat juist een beiaardier van ‘vleesch en bloet’ de uitgelezen ambassadeur van de beiaard is. Zijn of haar kennis en kunde moet in ere en in stand gehouden worden. Niet in de laatste plaats om ook nieuwe muziek tot klinken te brengen en variatie en diversiteit in stijlen te waarborgen.”

Continue reading...