Haar composities worden omschreven als gevarieerd, sympathiek en bijzonder fantasierijk in klank. Lof krijgt ze vooral voor haar inventieve klanklandschappen. Composities gaan ook regelmatig vergezeld van filosofische teksten die ze zelf bedenkt. Uitvoeringen van haar werk vonden verder op opmerkelijke locaties plaats. Een compositie voor bij een videoinstallatie over ondergronds mijnwater, gemaakt door beeldend kunstenares Alien Oosting, was bijvoorbeeld te horen in een Zuidlimburgse fietsenkelder. In de compositie waren onder meer rollende stenen, stromend water, stemgeluiden en het geluid van stoom te horen, deels bewerkt door elektronica. Dat alles kwam daarbij uit maar liefst zes luidsprekers tegelijk.
Componiste Nicoline Soeter, van wie in de maand augustus korte uurstukken op de Tilburgse beiaard zijn te horen, is niet alleen een opvallende bedenker van inventieve klankwerelden. Naam maakte ze ook met VONK, een ensemble waarvan de muziek beïnvloed wordt door hedendaags gecomponeerde muziek en avant-garde pop. Als groepslid van VONK werkte Soeter samen met een rij van schrijvers, compononisten, theatermakers en muzikanten. VONK trad verder op tijdens allerlei speciale muziekdagen en muziekfestivals als Incubate, November Music, Muziektheaterdagen Amsterdam, Cross-Linx, Gaudeamus Muziekweek, Transit Festival en Huddersfield Contemporary Music Festival. In 2018 werkte VONK aan zijn eerste album ‘Whose arm is that?’, een cd vol met liedjes van verschillende componisten, waaronder Soeter. Sinds september 2017 is Soeter ook artistiek leider van podium De Link in Tilburg.
Over de vier voorslagen die ze schreef voor de Tilburgse beiaard zegt de componiste: “Die horen bij elkaar. Het zijn fragmenten van dezelfde compositie, ‘Circles & Squares’ geheten, die ik oorspronkelijk voor VONK schreef. Bij de compositie hoort ook een tekst die ik baseerde op de mythe van de bolmens van de Griekse blijspeldichter Aristophanes. De gedachte waarmee ik ‘Circles & Squares’ maakte, vind ik ook mooi om boven de stad te laten zweven.”
– Kun je meer vertellen over je achtergrond? Waar en wanneer ben je geboren, wanneer en waarom heb je besloten om componiste te worden? En was je daarvoor al zeer actief als muzikante?
“Ik ben geboren in 1974 in Velp als dochter van een Nederlandse vader en een Zwitserse moeder. Ik heb nog niet zo lang geleden gehoord dat mijn Zwitserse overgroot oma pianiste bij stomme films was. Daar voel ik me wel verwant aan. Ik maakte als kind heel graag hoorspelen en was altijd bezig met verhalen schrijven en liedjes maken. Na mijn studie klassiek viool, was ik vooral met improvisatie bezig en dat leidde als vanzelf tot de behoefte om te componeren. En uiteindelijk voel ik me veel meer thuis in de rol van maker.”
– Jouw composities worden vaak omschreven als bijzonder fantasierijk, zowel in klank als in instrumentkeuze. Is dat je doel ook: muziek maken waarvan mensen kunnen zeggen of denken: dit heb ik nog nooit eerder gehoord?
“Nee, dat zou een te groot streven zijn. Er is door de eeuwen heen zoveel muziek gespeeld en geschreven, verwantschappen zijn altijd te vinden. Wat ik zoek in klankkleur heeft vaak een emotionele betekenis. Als ik een ander instrument of een andere techniek zou kiezen is het niet op dezelfde manier doorleefd. Alsof het niet ademt of gewoonweg niet de juiste zeggingskracht heeft.”
– Wanneer ben je tevreden over een eigen compositie?
“Dat gebeurt niet zo snel. Composities zijn momenten in de tijd oftewel in een persoonlijk ontwikkelingsproces. Er is bijna altijd wel iets dat ik later nog wil veranderen. Toch kan ik best genieten van een moment, zeker als ik geraakt word door een uitvoerder die alles geeft. En soms ben ik later positief verbaasd. Dan vraag ik me af hoe ik het heb kunnen maken.”
– Hoeveel composities heb je eigenlijk al op je naam staan en welke compositie is je het dierbaarst en waarom?
“Ik ben nu bezig aan opus dertig. Mijn muziektheatervoorstelling Wunderkammer is me het meest dierbaar. Het was een soort levende klankinstallatie, maar ook binnenwereld, museum, werkplaats en publieke ruimte, geïnspireerd op de rariteitenkabinetten in de 17e en 18e eeuw. Het woord ‘raar’ heeft vandaag de dag een negatieve connotatie, maar betekende oorspronkelijk vooral zeldzaam, net als in het Engels. De rariteitenkabinetten uit de 17e en 18e eeuw waren voor veel apothekers en artsen de eerste aanzetten tot natuurwetenschappelijk onderzoek. Tegelijkertijd vervulden ze een publieke functie, waren het een soort musea. In de tekst van Wunderkammer speelden insecten een bijzondere rol. Veel kevers hebben de meest wonderlijke namen, zoals tapijtbok, soldaatje, eenhoorn of heilige pillendraaier. Pas recent bleek hoe slecht het met insecten gaat en was een ode behoorlijk op z’n plaats. De voorstelling is me dierbaar omdat Wunderkammer toch vooral over m’n eigen binnenwereld ging. Dat persoonlijk durven zijn mooie reacties oplevert en ook herkenning vond ik een bijzondere ontdekking.”
– In je werk combineer je muziek met filosofische teksten die je ook zelf schrijft. Wanneer ben je teksten gaan schrijven voor bij je muziek en waarom?
“Ik ging teksten schrijven omdat het me de mogelijkheid bood om muziek en tekst echt goed bij elkaar aan te laten sluiten in een lied. En ik wilde de onderwerpen zelf kunnen kiezen omdat ik dan over iets kon schrijven dat me ook echt raakt. Eigenlijk zoals een singer-song writer. Maar samenwerken met een schrijver bevalt me ook goed. Zo werk ik op dit moment aan een voorstelling samen met de Tilburgse schrijver Anton Dautzenberg. Hij schrijft de theatermonoloog, ik de songteksten. De voorstelling gaat in maart 2020 in première bij Tilt.”
– Je bent erg actief met je eigen ensemble genaamd VONK. Die naam is in Tilburg vrij bekend onder muzikanten. VONK was namelijk van 1986 tot 2000 het Tilburgse muziekpodium. Heeft jouw ensemble daar ook nog iets mee te maken?
“De naam VONK is verzonnen door één van onze musici, zonder dat we de historie van deze naam in Tilburg kenden. Achteraf gezien is het prima, want een verwantschap is er zeker.”
– Voor VONK componeerde je onder meer een stuk voor elektrische gitaar, vibrafoon en koebellen. Daarvoor moet je wel een zeer fantasierijke componiste zijn. Of niet?
“Koebellen zijn op zich gebruikelijk slagwerk instrumentarium, maar ik kies wel bewust voor klankcombinaties. In een later stuk combineerde ik Thaise gongetjes met marimba, omdat de wat zwevende stemming van de gongetjes prachtig bij het geluid van de hout paste.”
– Je hebt meer bijzondere projecten op je naam staan: zoals een project waarin je muziek componeerde voor bij een video-installatie over mijnwater. De installatie en muziekperformance vonden letterlijk onder de grond plaats in een Limburgse fietsenkelder. Hoe was dat en zijn daar nog veel mensen komen kijken?
“Dat was een erg tof project. In eerste instantie voelde ik enige schroom om iets te maken in het kader van het jaar van de mijnen. Als buitenstaander vond ik de korte periode die er was om aan het project te werken niet toereikend om op een integere manier iets over het mijnverleden te kunnen zeggen. Maar toen ik in de mijnverhalen dook ontdekte ik een aantal zeer tot de verbeelding sprekende gebeurtenissen, zoals het verhaal over Geleen. Op het moment dat de mijnen in Limburg gesloten werden was er een serieus voorstel van de directeur van een Canadese werkgeversvereniging om heel Geleen naar Canada te verhuizen. Er was daar een plek op de landkaart geprikt die Nieuw-Geleen zou gaan heten. De man bood twee schepen aan om alle mijnwerkers samen met hun hele sociale omgeving – de slager, de bakker, de kerk, de fanfare, de voetbalclub – om echt alles naar Canada te verplaatsen. Men heeft er uiteindelijk toch vanaf gezien. De performance was meerdere dagen tijdens Cultura Nova te bezoeken en er zijn heel wat bezoekers met ons mee onder de grond gegaan.”
– Voor de Tilburgse beiaardautomaat heb je de korte uurstukken gecomponeerd voor de maand augustus. Ben je tevreden met hoe de composities zijn geworden?
“Ik heb een variant op eerder werk gemaakt. De compositie met de Thaise gongetjes bleek zo goed te passen bij het geluid van het carillon. Ik werd er heel vrolijk van om dit werk terug te horen in een nieuwe versie. En dat terwijl ik normaal gesproken dus niet graag een compositie naar andere instrumenten omzet. Dit paste zo goed dat ik het niet kon laten. De vier voorslagen horen ook bij elkaar. Het zijn fragmenten van dezelfde compositie ‘Circles & Squares’ die ik oorspronkelijk voor VONK schreef. Bij de compositie hoort ook een tekst die ik schreef op basis van de mythe van de bolmens van Aristophanes, vrij naar de dialogen van Plato.”
– Interessant, vertel eens meer daarover…
“Volgens de mythe waren mensen lang geleden bolvormige wezens. Ze hadden vier armen, vier benen, twee hoofden en bewogen zich voort in een soort radslag. Er waren drie soorten. Eén van hen bestond uit twee mannelijke helften, de ander uit twee vrouwelijke helften en de derde had zowel een mannelijke als een vrouwelijke helft. In het licht van de gender-discussie vond ik het interessant om te zien hoe oud het idee al is. In mijn versie kunnen ze zich voortbewegen zonder ‘picto’s of frames’. Omdat niemand ze in een hokje plaatst, is het niet nodig om zichzelf af te vragen wie ze zijn. De noten zelf hebben ook zowel hoekige als circulaire bewegingen. Ondanks dat de tekst niet te horen is kan de compositie prima op zichzelf staan en de gedachte waarmee ik ‘Circles & Squares’ maakte vind ik ook mooi om boven de stad te laten zweven.”
– Als componiste voor de beiaardautomaat in de maand augustus beleefde je een valse start. Eind juli begaf de automaat het tot ieders schrik. Heb je daar nog iets van meegekregen?
“Jazeker. Ik hoorde ervan omdat mijn compositie niet gespeeld kon worden. Wel bijzonder dat met vereende krachten het probleem zo snel weer verholpen was.”
De vier voorslagen maken onderdeel uit van de compositie getiteld ‘Circles & Squares’ die Soeter oorspronkelijk voor VONK schreef. De uitvoering door VONK is ook op YouTube te beluisteren. Klik hiervoor op onderstaande video.
Doet ie het of doet ie het niet? De klanken in het centrum van Tilburg klinken toch een stuk minder aangenaam zonder beiaard. Of beter gezegd: zonder beiaardautomaat. Afgelopen week werd er in Tilburg ook een aantal bezorgde telefoontjes uitgewisseld. Was de beiaardautomaat nog in orde of was hij knock-out gegaan door het extreem warme weer? Na een telefoontje met de klokkenfirma Eijsbouts uit Asten, werd de automaat grondig nagekeken, maar helaas zonder positief resultaat.
De Stichting Vrienden van de Tilburgse beiaard hoefde zich desondanks geen zorgen te maken en kreeg de belofte dat het probleem nog in de vakantieperiode zou worden opgelost.
Begin augustus stonden de uurslagen van componiste Nicoline Soeter geprogrammeerd. Maar de playlist van Soeter bleek niet op de voorgeprogrammeerde tijden te kunnen worden afgespeeld door het mysterieuze zwijgen van de beiaardautomaat.
Het verlossende woord kwam afgelopen maandag van Ernst Bonis, algemeen bestuurslid en de technische man van de Stichting Vrienden van de Tilburgse beiaard. Het speelwerk werkte eindelijk weer als vanouds. Sinds afgelopen maandagmiddag is de automaat ook weer op vaste tijden te horen. In een mail liet Bonis verder weten nog eens goed uit te zullen zoeken wat de oorzaak was van het hele probleem. “Het is zeer waarschijnlijk een softwarefout geweest. Na 12 augustus, als het verlof voorbij is, hoop ik echter erachter te komen wat nou precies het euvel was”, schreef hij in een mail.
Ze heeft de beiaard niet in een persoonlijke ‘top 3’ van favoriete instrumenten staan, maar kan wel enorm genieten van de beiaardnoten die dagelijks over Tilburg worden uitgestrooid. “De beiaard van de Heikese kerk vind ik heel erg mooi en zuiver. Ik hou ook veel van beiaards met hele zware klanken, zoals die in het Belgische Mol. Ik ben in de loop der jaren ook veel bewuster gaan luisteren naar beiaards”, zegt Annemiek Reynders (1943).
Als lid van de beiaardcommissie en mede-oprichter van de Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard, praat Annemiek graag over het carillon, waaraan ze allerlei bijzondere persoonlijke herinneringen heeft, zoals die aan het moment waarop ze thuis in de tuin zat en voor het eerst de beiaard van de Heikese kerk hoorde spelen, terwijl binnen haar huis werd verbouwd.
– Kun je vertellen hoe je ooit bij de Tilburgse beiaard betrokken bent geraakt? Bestond de stichting toen überhaupt al?
“Ik ben gevraagd om bij de Tilburgse beiaardcommissie te komen. Dat is nu 22 jaar geleden. Ik zag de plaatselijke notabelen bij Anvers naar beiaardconcerten zitten luisteren op zondagmiddag. Voor die concerten werd in die tijd nog weinig reclame gemaakt in de plaatselijke krant. Maar we gingen wél luisteren. Die luisteraars behoorden tot een club die was opgericht door een oud notaris en ‘Vrienden van de Beiaard’ werd genoemd. Het was dus nog geen stichting, al kon je wel geld doneren aan de club. En er werd ook een blaadje over de beiaard uitgegeven. Via die notaris ben ik gevraagd om bij de commissie te komen. Hij was op zoek naar jongeren, en ik was nog jong uiteraard. Ik vond het ook leuk om lid te worden. Jan van Dijk, een componist die ook doceerde aan het conservatorium, was de voorzitter van de commissie. Ik heb als enige vrouw bij het clubje mannen gezeten en veel mensen zien komen en gaan. De commissie was overigens een gemeentelijke aangelegenheid. Leden werden ook eerst gescreend voordat ze lid mochten worden. Beiaardier Carl van Eyndhoven was al tien jaar stadsbeiaardier. Later kwam ook Fons Mommers erbij, die voorzitter van de commissie werd. Wat we vooral wilden, was vernieuwing in het speelprogramma van de beiaard. En die is er ook gekomen.”
– Wanneer werd de stichting opgericht?
“Dat was voorafgaand aan de viering van het 50-jarige bestaan van de beiaard. We kwamen er toen achter dat je geen geld bij de gemeente kon aanvragen als je niet een losse stichting bent. Drie jaar geleden werd daarom de stichting opgericht.”
– In het biootje van jou op de site van de Tilburgse beiaard staat dat je het belangrijk vindt om de beiaard zichtbaar te maken bij een groot publiek. Dat is vooral door hem vaak te laten horen en zo bekender te maken in de stad. Was de beiaard twintig jaar geleden ook minder in de stad te horen dan nu?
“Zichtbaar en hoorbaar, ja. Maar de beiaard was toen al even vaak te horen als nu. Er waren ook evenveel concerten. De wekelijkse bespelingen zijn er ook altijd geweest. Er was altijd een cyclus van zomerconcerten of lente- of najaarsconcerten. Dat is niet veranderd. Ook toen was de beiaard vier keer per uur te horen.”
– Er is dus geen groei geweest in het aantal gespeelde concerten?
“Nee, dat is niet helemaal waar. We hebben wel meer ‘extra’ concerten georganiseerd. Maar dat was afhankelijk van de hoeveelheid geld die de commissie kreeg van de gemeente. We moesten roeien met de riemen die we hadden. Door meer andere fondsen aan te spreken dan vroeger kunnen we nu wel meer doen.”
– Hoe oud was je eigenlijk toen je bewust werd van de aanwezigheid van een beiaard bij jou in de buurt?
“Ik moet piepjong zijn geweest. Ik kwam in de Tilburgse binnenstad wonen. De Tilburgse beiaard leerde ik kennen op een zonnige zondagmiddag in 1974. Door verbouwingen in het huis zat ik buiten in de tuin en hoorde ik de beiaard spelen. Ik voelde me ineens helemaal ontspannen en dacht, wow, hier voel ik me thuis! Ik ben in 1943 in Amsterdam-Zuid geboren op een plek waar geen beiaard in de buurt was. Maar ik ging wel naar de Dam en hoorde ook beiaards in de stad. Ik dacht toen: dit hoort bij de stad en op de één of andere manier ook bij mij. Toen ik dat terugherkende in mijn tuin gaf me dat het gevoel van thuis zijn. Heel wonderlijk.”
– Staat de beiaard bij jou ook in een persoonlijke top 3 van favoriete instrumenten?
“Nee.”
– Staat hij dan wel in je top 10?
“Ik heb geen top 3 of top 10 van favoriete instrumenten. Ik kan wel enorm genieten van de klanken van een beiaard. De beiaard van de Heikese kerk vind ik heel erg mooi en zuiver. Ik hou ook veel van beiaards met hele zware klanken, zoals die in het Belgische Mol. Ik ben in de loop der jaren ook bewuster gaan luisteren naar beiaards in mijn omgeving. Ik ben daarom ook op zoek gegaan naar programma’s met concerten.”
– Hoe belangrijk is het volgens jou dat een stad een vaste beiaardier heeft, zoals Carl Van Eyndhoven, iemand die ook echt betrokken is bij de toekomst van de Tilburgse beiaard?
“Heel belangrijk, absoluut! Met zo’n beiaardier als Carl heb je als commissielid ook weer een speciale band, omdat je samen plannen kunt maken.”
– Wat is het leukste wat Carl Van Eyndhoven jou heeft geleerd over carillons of beiaards?
“Je weet dat Carl vol met anekdotes zit, die hij zo uit zijn mouw schudt. Ik lach me ook vaak rot om zijn verhalen. Een anekdote die hij wel eens gebruikt, is dat hij de hoogst geplaatste ambtenaar is van Tilburg. Dat vind ik wel grappig.”
– Er was sprake van dat de Heikese kerk ontheiligd gaat worden en een andere functie krijgt. Zou dit gevolgen kunnen hebben voor de toekomst van de Tilburgse beiaard?
“Voordat ik dat wist, was ik daar al bang voor dat dat zou gaan gebeuren. Maar het is wel zo dat de kerk een nieuwe culturele functie krijgt. Zo’n kerk heeft echter ook onderhoud nodig. Dus hoe maak je dat betaalbaar? Als je de kerk in de winter niet zou verwarmen, lijkt me dat niet goed voor de orgels in de kerk. De toren, inclusief inhoud, waaronder de beiaard en de beiaardautomaat, is eigendom van de gemeente. Die zal dus geld op tafel moeten leggen.”
– Als je over beiaards praat is het onderwerp steeds vaker de beiaardautomaat. Die automaat levert ook allerlei technische problemen op. Vind jij het leuk om je in dat soort zaken te verdiepen en hierover mee te praten?
“Niet over de techniek, nee. Ik heb een heel dik boek over beiaards gekocht of gekregen en daar staan allemaal van die moeilijke beschrijvingen in. Ik ben helemaal niet a-technisch, maar ik vind het zo ongelooflijk ingewikkeld. Het is mooi om te weten hoe de klepel via de aanslag bespeeld wordt. Maar ook het gieten van klokken is heel interessant. Daarom zou ik het ook heel leuk vinden om een keertje naar de Eijsbouts Klokkengieterij in Asten te gaan om daar eens rond te kijken. Dan kunnen we ook meteen naar het beiaardmuseum, want dat is daar vlak in de buurt.”
– Kun je je eigenlijk voorstellen dat de beiaardier ooit wordt vervangen door een automaat, maar dat niemand dat merkt?
“Natuurlijk zal dat wel door iemand worden opgemerkt. Als Carl speelt of een andere beiaardier, dan hoor je gewoon dat er live gespeeld wordt. Dat heeft een frisheid en een directheid wat een automaat nooit kan hebben. Je hoort het ook aan het iets harder of zachter spelen. De automaat is absoluut niet de oplossing voor het ophouden met spelen.”
– De stichting vergadert altijd op zaterdagmorgen in Anvers. Jij maakt de notulen bij deze vergaderingen. Hoe lang doe je dat al?
“Daar ben ik in 2015 mee begonnen. Om kosten te besparen vergaderden we in het begin altijd bij mij thuis. Als stichting hadden ook helemaal geen geld, toen we hiermee begonnen. Daarom leek het mij handig om bij mij thuis samen te komen. Voor de koffie kon ik dan zelf wel zorgen. Anvers kwam in zicht toen Carl vaak afspraken had bij de toren en we dus het beste daar in de buurt konden afspreken.”
– De commissieleden zijn bijna allemaal ouder dan 60 jaar. Maak je je al zorgen over de toekomst van de stichting als deze mensen weg gaan vallen?
“Het is heel fijn dat jij er als ‘jongere’ bij bent gekomen. Maar het moeten er natuurlijk meer worden. Dat kan alleen door erover te praten. Mensen moeten zich ook thuisvoelen in ons clubje. Dat is heel belangrijk.”
– Eind juni werd de 53ste verjaardag van de Tilburgse beiaard gevierd. Was het jubileum dit jaar anders dan in andere jaren?
“De eerste keer dat we zo’n viering hadden, was toen de beiaard precies vijftig jaar bestond. Toen hebben we de plaquette onthuld op de dag van de verjaardag van de Tilburgse beiaard. Er was verder een receptie in het Paleis Raadhuis en er waren op meerdere dagen beiaardconcerten. In de Concertzaal was een groot concert, waarin allerlei instrumenten waren te horen samen met de beiaard. Het was een heel groot programma dat we hadden samengesteld, niet te vergelijken met wat we dit jaar hebben gedaan. Het heeft ons ook heel veel energie gekost om het programma van toen te organiseren.”
De Tilburgse beiaard mocht onlangs een aparte bezoekster verwelkomen hoog in de toren van de Heikese kerk. Niemand minder dan de 10-jarige Tilburgse scholiere Astrid Lennarts bracht samen met haar moeder een bliksembezoek aan het Tilburgs carillon. Dat alles met een speciale reden: “Op school zijn een aantal commissies waar kinderen lid van zijn”, vertelt Astrid. “Zelf zit ik in de kunstcommissie. Daarin mogen leerlingen zelf bedenken wat we aan de klas willen laten zien. Als de hele commissie het daar dan mee eens is, kun je gaan organiseren. De commissie koos voor de Tilburgse beiaard. Daarom kom ik nu alvast langs om een kijkje te nemen.”
Volgens Astrid was het een hele aparte ervaring om de tocht omhoog te maken. Boven was vooral de beiaard zelf leuk om te zien, maar ook het mooie uitzicht over Tilburg. “In de toren heb ik ook de automatische beiaard gezien. De uitleg die ik daarover kreeg was niet al te moeilijk.” Over het geluid dat de klokken maken zegt ze: “Dat geluid vind ik wel grappig en apart, haha, vooral omdat de meeste instrumenten niet zo hard klinken. De beiaard hoor je over de hele stad. En daarom kun je ook iets spelen dat iedereen beneden kan horen.”
Uiteraard mocht Astrid ook zelf een stukje op de beiaard spelen. “Als het goed is, heeft de hele stad mij heel kort Vader Jacob horen spelen. Maar dan wel iets langzamer dan normaal.”
Op vrijdag 28 juni as. krijgt de groep van Astrid op Den Bijstere ook nog bezoek van beiaardier Carl van Eyndhoven. “Die gaat ons dan dingen vertellen over zijn werk. En zelf mag ik ook nog iets vertellen. Bijvoorbeeld dat ik voor mijn klimtocht naar boven in totaal 202 treden op moest. En als je dan boven je hoofd naar buiten kunt steken, zijn er in totaal nog tien treden te gaan door een kleine ladder te beklimmen.”
Of ze ook vragen had aan de beiaardier? “Ja hoor. Ik heb eerst vragen gesteld over de klokken. Maar ik wilde ook weten in hoeverre de beiaard lijkt op een piano en of deze instrumenten iets mee elkaar te maken hebben.” Moeder Myra zegt verder dat er deze keer wel een heel apart onderwerp is uitgekozen voor een speciale les. “Meestal verzint de kunstcommissie iets met tekenen of schilderen. De beiaard is toch weer heel iets anders.”
Dat haar moeder mee klom naar boven, vond Astrid overigens wel zo prettig. “Het was toch wel spannend zo’n hele tocht naar boven. Al ben ik onderweg niet zo heel moe geworden. Tijdens het klimmen was er telkens een stukje waar ik even kon uitrusten en uitleg kreeg over iets dat met de beiaard te maken had.”
Stadsbeiaardier Van Eyndhoven kijkt met een leuk gevoel terug op het bezoek van de Tilburgse tiener. “Het was een heel leuke ervaring omwille van de totaal onbevangen, frisse blik die Astrid had op de toren, de klokken en het beiaardklavier. Een heel slimme opmerking of vraag van haar was, toen ik de automaat liet spelen en zij veel toetsen tegelijkertijd zag bewegen, ‘dat het voor mij toch niet mogelijk was om dit ook zelf te spelen’. Met andere woorden: zij had perfect door wat het verschil is tussen een beiaardautomaat en een beiaardier die zelf speelt.”
Grappig vond Van Eyndhoven daarnaast dat het nummer ‘Arcade’ van Duncan Lawrence dat hij als extraatje speelde Astrids lievelingslied bleek te zijn.
Hoelang de les aan groep 7 van Den Bijstere gaat duren, kan de beiaardier nog niet precies vertellen. “Dat is nog niet bepaald”, zegt hij. “Maar ik vermoed een uur tot maximaal tachtig minuten. Wat ik de klas zeker ga vertellen, is hoe klokken of beiaarden al heel veel eeuwen muziek en klank in de stad hebben gebracht die door iedereen beluisterd kunnen worden. Ik vergelijk de beiaard of beiaardautomaat ook vaak met een populaire radiozender. Wat ik verder hoop is dat we samen het Tilburgs klokkenlied in de klas kunnen gaan zingen. We zullen wel zien.”
Op sociale media als Facebook en Instagram is hij te zien op een flink aantal filmpjes en foto’s, omringd door vrienden, optredend als solist of in groepsverband samen met andere muzikanten. Op het ene kiekje speelt hij gitaar, op het andere kiekje zit hij geconcentreerd achter het elektronisch keyboard. Tussen de vele kiekjes zitten verschillende opnames die niet alleen de ernst maar ook het plezier op de gezichten laten zien. Amin Ebrahimi (22) werd geboren in Mashhad, de op één na grootste stad van Iran in het noordoosten van het land met een bevolking van ongeveer 2,8 miljoen inwoners en tevens de geboortestad van mensen als de Iraanse ayatollah Ali Khamenei en Ehsan Jami, Hollands beroemdste ex-moslim wiens ouders in 1996 naar Nederland vluchtten.
Hoe Amin naar Nederland kwam, blijkt een tamelijk eenvoudig verhaal te zijn. Na een avondje surfen op internet vond hij in Tilburg de opleiding die perfect bij hem paste en waar hij zich nog kon inschrijven als student Compositie. “Dat ik in Nederland terechtkwam en hier in Tilburg ben gaan studeren, is misschien wel mijn lotsbestemming geweest”, zegt Amin. Wat hij echter nooit kon bevroeden, was dat de Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard hem ooit zou vragen om een aantal korte uurstukken te componeren voor de beiaard van de Heikese kerk. Feit is dat werk van de jonge Iraanse componist sinds begin juni te horen is in de Tilburgse binnenstad via de beiaardautomaat.
– Hoi Amin, zou je ons iets meer over jezelf kunnen vertellen? Heb je bijvoorbeeld tot nog toe alleen muziek gestudeerd? En hoe ben je in Tilburg verzeild geraakt?
“Ja hoor. Op mijn tiende jaar ben ik al begonnen met het volgen van muziekonderwijs. Ik kreeg privéles in gitaarspelen van mijn Iraanse muziekleraar Hassan Ghazi Hosseini. Daarna kreeg ik ook pianoles en begon ik mezelf muzikaal verder te ontwikkelen. Voordat ik in Tilburg Compositie ben gaan studeren, deed ik ook een aantal andere studies. Zo heb ik ook nog een studie Architectuur gevolgd. En in Iran heb ik op het conservatorium een jaar lang het vak Wereldmuziek gedaan. Het was aanvankelijk ook geen echt serieuze beslissing om hiernaartoe te komen. Ik keek op een avond op internet en zag dat er een aantal opleidingen waren waar ik me als student nog kon inschrijven. Ik heb toen gedacht: waarom niet eigenlijk, laten we gewoon eens kijken wat er gebeurt? Ik heb de sites van de verschillende opleidingen toen goed bekeken. En uiteindelijk heb ik me ingeschreven voor de AMPA, omdat ik vond dat deze voltijdsbachelor beter bij me paste. Het feit dat er ook ongelooflijke goede docenten werken, zoals Anthony Fiumara, maakte mij nog gemotiveerder dan anders om hiernaartoe te komen en mijn muzikale taal uit te breiden.”
– Op Instagram zag ik dat je op een gitaar speelt met een tekst erop. Wat staat er op je gitaar?
“Het zijn twee handtekeningen van grote flamencogitaristen, te weten Antonio Rey Navas en Jose Carlos Gomez. De handtekeningen zijn nu mooie herinneringen aan de dagen waarop ik veel op de flamencogitaar speelde.”
– Is je hoofddoel om componist te worden of wil je een muzikant worden als lid van een groep?
“Ik kan niet ontkennen dat ik graag muziek met andere muzikanten speel, maar componeren is toch echt wel de activiteit waar mijn grootste passie ligt.”
– Je beschrijft je muziek als ‘upbeat’. Het is vrolijke muziek en muziek die mensen raakt, klopt dat?
“Upbeat and grace notes was de naam van een concert in de week van de hedendaagse muziek, waarin ook een compositie van mij te horen was. De titel van het stuk was ‘Baroon’, wat regen betekent in het Perzisch. De muziek komt van een heel oude folk-maqam, het systeem van melodische modi in traditionele Arabische muziek, uit mijn regio genaamd Derena. In het algemeen roept elke maqam een andere emotie of sfeer op bij een luisteraar, zowel qua klank als songteksten. De regio waaruit ik kom is tamelijk warm. Er valt ook niet veel regen. De melodieën in deze folk komen recht uit het hart van de zigeuners die de regen hard nodig hebben. Ze vragen daarbij niet om regen uit de lucht, maar zoeken contact met de regen zelf die in hun cultuur wordt gezien als een onafhankelijk wezen. Ze vragen letterlijk de regen zelf om regen. De muziek die daarbij hoort, is dus muziek die uit het hart gegrepen is.”
– Hoeveel live uitvoeringen van je werk had je al in Nederland?
“Ik heb hier vier uitvoeringen van mijn stukken gehad en enkele opnames van mijn muziek. Een aantal zogenaamde scores werd ook uitgevoerd voor
een aantal audities.”
– Je eerste stuk voor een strijkkwartet werd onlangs uitgevoerd op de Living Composers Society Live. Was je tevreden over de prestaties van de muzikanten?
“De muzikanten deden hun best, maar gezien het feit dat ik een soort van perfectionist ben, geloof ik dat ik nog een stuk tevredener kan zijn.”
– Zijn beiaarden in Iran eigenlijk een bekend instrument?
“Nee, beiaards zijn helemaal niet bekend in Iran. Ik kan me in elk geval niets herinneren over hun bestaan aldaar. Maar er zijn natuurlijk ook niet veel kerken in Iran, daar waar beiaarden meestal mee worden geassocieerd.”
– Wat is volgens jou het meest speciale aan de beiaard als instrument?
“Het feit dat er een machine is die het stuk speelt. Dat geeft je veel kansen om veel noten tegelijk recht te zetten of dingen te schrijven die niet door mensen kunnen worden gespeeld.”
– Je maakte vier korte composities voor de beiaard van de Heikese kerk. De muziekstukken lijken qua compositie nogal op elkaar. Was dit ook je bedoeling?
“Ja, absoluut. Ik wilde een echte coherentiestructuur maken, zodat je ze zelfs samen als één stuk kunt beschouwen of als een totaal dat is opgebouwd uit vier delen.”
– Wat was voor jou het moeilijkste bij het maken van de korte uurstukken?
“Er waren een paar grote moeilijkheden bij het componeren van de stukken, te weten: de dynamiek van het instrument, het doorklinken van een toon nadat deze is aangezet en het bereik van het instrument. Maar de belangrijkste zorg voor mij was dat mensen naar mijn stukken zullen luisteren met een heel luid volume, vooral mensen die in de buurt wonen. Daarom dacht ik dat het iets moest zijn waardoor ze zich meer ontspannen voelen of in elk geval kalm en niet angstig of zoiets.”
– Hoorden je vrienden je muziek al in de toren van de Heikese kerk spelen, zo ja, hebben ze er iets over gezegd?
“Ja, sommigen van hen hebben het gehoord en ik heb al hele leuke reacties en complimenten gehad die me erg blij maken.”
– Je studeert hier niet alleen, je leert mensen ook over Iraanse folk tijdens speciale avonden hiervoor. In hoeverre verschilt volksmuziek uit Iran met de folk die we in het vrije Westen kennen?
“Ik denk dat er door de eeuwen heen een aantal belangrijke overeenkomsten zijn, want veel volksmuziek is de muziek die uit het hart van de menigte komt. Het is ook muziek die mensen ervan bewust moet maken dat we allemaal hetzelfde zijn. We zijn allemaal mensen. En echte mensenharten denken niet aan onderlinge verschillen.”
“Lieve vriendjes uit Tilburg, deze maand zal de beiaard van de Heikese Kerk, die tegenover de FHK, nieuwe melodietjes van mijn hand ten gehore brengen, en dat wel vier keer per uur, elke dag”, schrijft componiste en pianiste Eveline Vervliet (1997) trots op haar Facebookpagina. De jonge Belgische musicus in opleiding kreeg van de Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard de leuke klus om korte uurstukken te schrijven voor de Tilburgse beiaardautomaat. Iets wat ze met veel enthousiasme deed.
Als introductie van deze talentvolle Belgische lezen we het beste haar bio op haar persoonlijke website. Als kind nam Eveline viool- en pianolessen op haar plaatselijke muziekschool, zo schrijft ze in haar bio. Aan het einde van de middelbare school besloot ze te doen waar ze al een tijdje van droomde: een professionele pianiste worden. Zo besloot ze na een jaar ‘Kunsthumaniora’ in Antwerpen te hebben gestudeerd over te stappen naar een bachelorstudie aan de Academie voor Muziek en Podiumkunsten in Tilburg, alwaar ze begeleid zou worden door pianodocent Nicolas Callot.
Voor haar opleiding zit ze inmiddels in haar derde bachelor voor piano en tweede bachelor voor compositie. “Door de jaren heb ik verschillende masterclasses gevolgd en deelgenomen aan enkele wedstrijden”, zegt Eveline. “Als musicus ligt mijn focus vooral op de uitvoering van moderne en nieuwe muziek, als pianiste en – in bredere zin – als performer.” Na deelname, in 2016, aan de Nadar Summer Academy, een zomercursus over nieuwe muziek georganiseerd en gecoached door het Belgische Nadar-ensemble, begon ze haar eigen concepten, geluiden en muziek te creëren. Sinds september 2017 studeert Eveline – naast klassieke piano – Compositie in Tilburg en krijgt ze onder meer les van Anthony Fiumara, de Tilburgse stadscomponist. Hoogste tijd dus voor een gesprek met Eveline!
– Kun je nog iets meer over je achtergrond vertellen?
“Ik ben geboren in 1997 en sinds mijn zevende woonachtig in Waasmunster. Dat was ook mijn leeftijd waarop ik begon met vioollessen te volgen. Aangezien ik het niet kon laten om mezelf de liedjes uit de pianoboeken van mijn grote broer te leren, kon ik een jaar later óók met pianolessen starten op de muziekschool. Beide instrumenten heb ik volgehouden tot mijn negentiende. Wegens te weinig tijd en lichamelijke klachten moest ik toen helaas wel stoppen met viool. Maar toen ik 17 jaar was ontstond voor het eerst het idee om piano te studeren.”
– Je bent ook componiste en vooral actief met het componeren van nieuwe muziek. Wat is nieuwe muziek eigenlijk, simpel uitgelegd? En wanneer benoem je een stuk muziek als nieuw?
“Dat is een te moeilijke vraag om een simpel antwoord op te geven. Maar de gemakkelijke oplossing is te zeggen dat nieuwe muziek alle muziek is die kortgeleden gecomponeerd is. Alleen is het begrip ‘kortgeleden’ relatief: zo zal een tien jaar oud liedje in de popwereld simpelweg als oud worden bestempeld, maar durven sommige mensen de muziek van Ferneyhough uit de jaren ’80-’90 nog wel eens ‘nieuw’ te noemen. Ik kies zelf liever voor de term ‘hedendaags’, omdat ik daar gemakkelijker een tijdspanne van 0-10 jaar aan kan geven, terwijl ik de term ‘nieuw’ behoud voor composities van de laatste twee jaar.”
– Als musicus ligt je focus behalve op het uitvoeren van nieuwe muziek ook op je rol als performer, las ik op je website. Communiceer jij ook veel met je publiek en op welke manier doe je dat dan?
“Het is inderdaad zo dat dat mijn doel is, maar tot nog toe ben ik er niet in geslaagd, of heb ik daar nog niet de mogelijkheid toe gehad. Wat me aanspreekt is om concerten zo te programmeren dat afzonderlijke muziekstukken met elkaar verbonden zijn door een samenhangend verhaal, en dit met andere elementen, zoals tekst, objecten, video, audio, vorm te geven, waarbij ik de rol van ‘muzikant’ wil uitbreiden tot die van een veelzijdige ‘performer’.”
– Je maakt niet alleen op het concertpodium muziek, maar ook op vrij ongewone plekken, zoals midden in het bos. En dan ook nog terwijl het daar al nacht is. Kun je daar meer over vertellen?
“Ik ben sinds augustus 2017 lid van het Collectief Publiek Geluid, een groep van circa twaalf (semi-)professionele artiesten die zich focust op het creëren van geluid in de openbare ruimte. We zijn opgericht na een call van de Belgische organisatie Musica. Hun hoofdkantoor ligt in Pelt, vlak naast ‘het Klankenbos’. Dit bos herbergt de grootste verzameling van klankinstallaties in de open lucht van heel Europa. In April 2018 organiseerden we de ‘Klankenbos Nocturne’, een wandeling door het bos met op verschillende plaatsen een performance. Als onderdeel hiervan schreef ik de ‘Etude in het Duister nr.1’, een stuk voor viool, percussie, gitaar.”
– In één van je nachtelijke performances was zelfs een rol weggelegd voor drie gloeilampen. Wat was de functie hiervan?
“Ik wilde een audio-visueel werk maken waarbij beide elementen gelijkwaardig aan elkaar waren, dit om de intensiteit van de ervaring voor het publiek te versterken. De rol van de gloeilampen was daarmee gelijkaardig en gelijkwaardig aan die van de instrumentalisten, alleen brachten ze geen klank maar licht voort. Iedere lamp hing boven één van de muzikanten, en ‘speelde mee’ met diens muziek. Voor het festival OORtreders in oktober 2018, schreef ik de ‘Etude in het Duister nr.2’, waarbij ik de muzikale en visuele elementen uit het eerste stuk verder uitdiepte. Het eerste stuk was voor ons – de creatoren en uitvoerders – een nieuw experiment, waarbij de muziek, de structuur en de coherentie tussen audio en licht eerder basaal en elementair bleven. In het tweede stuk wilden we deze elementen verder compliceren, zonder het voor het publiek onbegrijpelijk te maken. Het volgende stadium zou kunnen zijn om het aantal lichten uit te breiden, waardoor de coherentie tussen geluid en licht voor het publiek misschien wegvalt. Dan kunnen we zien of de mensen het werk nog steeds waarderen. Zo kun je ook de locatie wijzigen of het instrumentarium veranderen of vergroten, etc. We hebben nog veel ideeën dus.”
– Wat vind je zo bijzonder of leuk aan dit soort nachtelijke projecten?
“Het ging zowel om het feit dat het donker was, als om het feit dat het optreden in de buitenlucht in een bos plaatsvond. Wanneer we overdag in het bos repeteerden, kwam het stuk niet volledig tot zijn recht. Dit heeft deels natuurlijk te maken met het feit dat er een belangrijke rol voor de lampen was weggelegd. Maar door het donkere bos ontstaat er een heel andere, speciale sfeer. Wij zijn als mensen meer op onze hoede in het donker, omdat ons nachtelijk zicht zeer beperkt is. Een ander groot verschil is dat de vogels ’s nachts ophouden met fluiten. Deze twee elementen zorgen er volgens mij voor dat onze visuele en auditieve zintuigen scherper worden, waardoor het stuk intenser wordt beleefd dan wanneer het in een concertzaal wordt uitgevoerd.”
– Hoe schrijf je muziek voor de nacht zonder de nacht te verstoren?
“Interessante vraag. Zo had ik er nog niet over nagedacht. Ik vond eerder dat de nachtelijke geluiden mijn stuk verstoorden, haha. Goh ja, voor nu heb ik daar eerlijk gezegd nog geen antwoord op. Maar ik houd de vraag in mijn achterhoofd voor de volgende keer als ik weer een nachtelijk optreden doe of een werk voor het duister maak.”
– Met je compositie Proprius Capio maakte je zelfs een uitstapje naar de wereld van neurologie. Jij wilde met je compositie te weten komen hoe het is om in plaats van het gevoel met je lichaam via je zogenaamde ‘proprioceptie’, je gevoel met je instrument te verliezen. Vertel daar eens iets meer over…
“Dit werk schreef ik voor mijn deelname aan de Nadar Summer Academy 2017, een jaarlijkse zomeracademie in Sint-Niklaas, georganiseerd door het Belgische Nadar Ensemble die zich specialiseert in het uitvoeren van hedendaagse muziek. Het werk is geschreven voor klarinet, percussie, piano, viool en cello en bestaat uit vier delen. Het eerste deel, ‘Forschung’, is als het ware de ontdekking van het verlies van hun capaciteiten, waarbij de muzikanten opnieuw moeten leren hoe het instrument eigenlijk werkt. Zo kloppen de violist en cellist op hun klankkasten en probeert de klarinettist op zijn instrument te blazen. Het tweede en derde deel ‘Angst… und Begeisterung’ gaan op een meer abstracte manier om met de gevolgen van dit verlies. De muzikanten spelen hierbij wel op hun instrumenten zoals ze voorheen konden, maar verklanken de emoties die ze in het vorige deel zouden voelen: eerst en vooral angst en woede, maar ten slotte moed om door te gaan. Het vierde deel is een overgang van het normale spel tot het onderzoek van het eerste deel, waarbij je het omgekeerde effect van het eerste deel krijgt.”
– Eén van de Tilburgse ensembles waarin je actief was, was FC Jongbloed. Waar kwam die naam vandaan?
“Dit heb ik me zelf ook een tijdje afgevraagd. Nu weet ik dat F.C. staat voor Fontys Conservatorium.”
– Hoeveel composities heb je eigenlijk al op je naam staan? En welke compositie is je het dierbaarst en waarom?
“Momenteel heb ik twaalf composities op mijn naam staan, waaronder twee audiovisuele werken en drie elektro-akoestische werken. De rest zijn puur akoestische composities. Het stuk dat ik als laatste heb geschreven, ‘Jamie’s Super Quick [Vegan] Hummus’, is me echt heel dierbaar. Een connectie als met deze compositie heb ik nog niet eerder zo sterk gevoeld. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat ik momenteel bezig ben met repetities in de aanloop naar de première op 28 november, die trouwens in het Academietheater op de Fontys Hogeschool plaatsvindt. Ik speel zelf namelijk mee als bespeler van de elektronica. Met dit werk ben ik wel een stuk dichter bij het uiteindelijke doel gekomen sinds mijn eerste composities in de zomer van 2016. Ik zou meer kunnen vertellen, maar ik wil nog niets verklappen vóór de première.”
– Voor de Tilburgse Beiaard heb je de korte uurstukken gecomponeerd voor de maand mei. Ben je tevreden met hoe de composities zijn geworden?
“Deze composities zijn, vergeleken met mijn ander werk, een stuk ‘braver’ en ‘tonaler’. Dat was voor mij echt een uitdaging, en ik ben zeker blij met de uitkomst van het werk. Ik vond het sowieso een erg leuke opdracht. Normaal gezien wordt je stuk slechts enkele keren – of soms zelfs maar één keer – gespeeld, terwijl deze stukken wel tientallen keren op één dag weerklinken. Een groot contrast!”
– Iemand die werk van je heeft gespeeld was onze stadsbeiaardier Carl Van Eyndhoven. Dat was het nummer getiteld ‘Hunted’. Hoe verliep die samenwerking?
“Eerlijk gezegd had ik 1,5 jaar geleden nog geen idee wat een beiaard was. In maart 2018 kregen we als compositiestudenten een masterclass van Carl, en toen werd mijn interesse in het instrument gewekt. Via Carl kreeg ik ook te horen dat de Nederlandse Klokken Vereniging een compositiewedstrijd voor beiaard uitzond. Daar heb ik aan deelgenomen met het werk Hunted, wat ik aan Carl heb opgedragen. Daar heb ik uiteindelijk een hoofdprijs mee gewonnen, en Carl heeft het stuk op de prijsuitreiking gespeeld. Ik heb met hem een erg fijn contact gehad. Hij heeft me inderdaad verteld dat hij Hunted, zoals de compositie heet, een goed werk vindt en het graag speelt. Aan de andere kant prijs ik hem voor zijn interpretatie.”
– Hoe speciaal is de beiaard voor jou als instrument?
“De beiaard is een zeer speciaal instrument, aangezien elke beiaard op zich uniek is. Dat is een uitdaging die je bij het schrijven voor reguliere instrumenten niet hebt. Net zoals ik graag weet voor welke muzikanten als personen ik schrijf, vind ik het leuk om me tijdens een compositieproces voor te kunnen stellen hoe een bepaalde stem of beiaard klinkt, aangezien elke stem of beiaard uniek is. Dat heb je veel minder met reguliere instrumenten – al is dat soort uniekheid steeds minimaal aanwezig. Zowel Hunted als de pas gecomponeerde uurstukken schreef ik speciaal voor de carillon van de Heikese Kerk. Daardoor creëer je een soort band met dat instrument, wat je met andere beiaarden niet hebt. Anders, maar gelijkaardig, aan de band die je als muzikant met een instrument hebt.”
– Eén van je specifieke interesses is technologie. In welke zin of hoedanigheid vormt technologie ook onderdeel van je werk?
“Ik heb twee cursussen gevolgd in de analoge Willem II-studio’s in Den Bosch. In mijn eigen werk houd ik me vooralsnog vooral bezig met live electronics waarbij ikzelf live – tijdens het concert – samples trigger door middel van de software PD-Extended. Dit heb ik gedaan in mijn stuk ‘ex<IN>tended’ met klarinet en altviool, en in mijn nieuwste werk ‘Jamie’s Super Quick [Vegan] Hummus’ met zang en piano. Enkele weken geleden heb ik de Ableton Live Suite 10 aangekocht, waarmee ik momenteel leer werken. Dan wil ik meer aan de slag gaan met het live manipuleren van akoestische instrumenten, en performances met puur elektronica – zonder instrumenten dus.”
– Verdiep jij je ook in beiaardautomaten? Zo ja, heeft je dat geholpen bij het maken van de korte uurstukken?
“Daar heb ik me nog niet in verdiept, al lijkt het me wel eens interessant om te doen.”
Wie zijn website bezoekt, kan lang dwalen door een rijk en interessant verleden als componist en muzikant, maar ook van alles vinden over recente projecten. De in 1959 in Tilburg geboren Jacq Palinckx is al sinds 1981 actief in de muziek. In zijn ‘bio’ staat een overzicht van meer dan vijftien muziekgroepen waarin hij actief was en ruim tien festivals in binnen- en buitenland waarop hij acte de presence gaf.
Belangrijke groepen waarbij hij betrokken was als muzikant waren onder meer Palinckx, het Guus Janssen septet, het Maarten Altena Ensemble, het Beukorkest en de formatie Big Bamboozle. Hij was verder de vaste componist van theatergroep Drieons (1989-2009), was (mede-)regisseur van verschillende theatervoorstellingen, ontpopte zich als documentairemaker en maakte geluidsinstallaties en geluidssculpturen voor tentoonstellingen. Tussendoor schreef hij ook muziek voor gezelschappen als het Mondriaankwartet, het Aquarius-ensemble en de David Kweksilber Big Band. Bijzonder was verder het Maximal Music!-project, waarvoor hij ultrakorte composities maakte voor verschillende muzikanten en ensembles.
In Tilburg is hij sinds 2009 bekend als medeoprichter en groepslid van de band VLEK, een gezelschap van Brabantse musici. Op zijn site schrijft hij hierover: “VLEK speelt eigen composities van alle bandleden. De muziek is een mix van hypnotiserende grooves en vrije improvisatie.” VLEK maakte tot nu toe twee CD’s: Speck en Smoking Gun. Een derde staat volgens Palinckx op stapel.
Wie zijn composities wil horen, kan tegenwoordig ook terecht op zijn uitgebreide YouTube-kanaal, alwaar bijna tweehonderd video’s zijn te bewonderen. In 2017 verscheen op het Portugese label Creative Resources Recordings de eerste CD van FRAQX, het gitaarduo van Palinckx en componist en muzikant Frank Crijns. Behalve optredens met zijn bands VLEK en FRAQX speelt Palinckx ook soloconcerten en is hij de vaste gastgitarist van de groep Blunt Axe.
Nog niet op zijn site staat een vermelding van de korte uurstukken die hij componeerde voor de Tilburgse beiaardautomaat. “Ik heb geprobeerd om soms wat van de manier van spelen van stadsbeiaardier Carl Van Eyndhoven in de korte stukken van maximaal vijftien seconden te verwerken”, zegt Palinckx. Reden om de Tilburgse componist op deze site eens flink in het zonnetje te zetten.
– Jij bent één van Tilburgs bekendste componisten. Ben je daar erg trots op of ben je niet zo’n navelstaarder?
“Eerlijk gezegd zie ik niet zo’n tegenstelling: ik ben er trots op, maar ik ben ook geen navelstaarder.”
– Je bent ooit opgeleid tot docent tekenen. Vanwaar de switch van tekenen naar muziek?
“Al tijdens mijn opleiding raakte ik verzeild in de muziekwereld. Ondanks dat ik misschien meer aanleg heb als tekenaar en schilder raakte ik steeds minder tevreden over mijn beeldend werk en kreeg steeds meer ideeën voor muziek. Ik had op een gegeven moment de keuze: ga ik nog een 1e graads-diploma halen of met mijn groep mijn eerste elpee opnemen? Het is dat laatste geworden. De laatste tien jaar ben ik trouwens weer beeldend werk gaan maken. Het lukt me nu uiteindelijk om de twee disciplines te combineren.”
– Je hebt in een heleboel muziekgroepen gezeten en op veel belangrijke festivals gestaan. In welke groepen heb je je als componist het best kunnen ontwikkelen?
“Dat was mijn eigen groep Palinckx. Daar zat alles in: schrijven voor kleine bezetting, die qua idioom soms tegen rockmuziek aanschurkten en improvisatie-elementen bevatten. Daarnaast hadden we vaak projecten waar ook ‘klassieke’ musici meededen. Je leert dan ook erg veel van de musici waarmee je samenwerkt, zoals het Mondriaankwartet en het Asko-Ensemble.”
– Je hebt ook allerlei interessante muzikale projecten op je naam staan, waaronder The psychedelic Years, Palinckx Dekt Tafel en The Fab8. Wat was de grote lijn in al deze projecten?
“Eigenlijk is er geen lijn. Soms had ik – of hadden we als band – ideeën die we niet met vier of vijf mensen konden doen. Ik had bijvoorbeeld voor The Psychedelic Years een soort muzikaal essay in mijn hoofd waar naast de band ook zangers en een kamerorkest bij moesten. Bij Palinckx Dekt Tafel zochten we juist de intimiteit van een soort huiskamer op met meestal één gast die niet uit de muziekwereld kwam.”
– Op je omvangrijke YouTube-kanaal staat zelfs echte R&R-muziek! Schrijf je nog steeds van dit soort rauwe nummers of ben je daarmee gestopt?
“Om de zoveel tijd komt er weer iets in die richting uit, dat raak ik niet meer kwijt, denk ik. De laatste cd van VLEK opent met mijn stuk Grand Hotel. Dat begint als een soort Free-jazz-stuk, maar eindigt met heftige metal. In de tijd dat Palinckx een echt rock-bezetting had – met gitaar, bass, drums, zang en draaitafels – lag het natuurlijk meer voor de hand om R&R te maken.”
– Vorig jaar heb je op de Typo Berlin ook een lezing gehouden. Waar ging deze lezing over?
“Hier moet ik je corrigeren: de lezing werd gegeven door het typografen collectief Underware. Ik had daar een aantal muzikale bijdrages in. De lezing ging vooral over lettertypes die variabel zijn en niet altijd dezelfde vorm hebben. De lezing, en het hele festival, eindigde met een letter op een scherm die live van vorm veranderde als de muziek veranderde. Een duet van gitaar met een letter a, dus. En dat op het Woodstock van de typografie!”
– Eén van je muziekprojecten waarmee je nu nog zeer actief bent is VLEK. Daarmee speel je eigen composities en composities van andere bandleden. De muziek omschrijf je als ‘een mix van hypnotiserende grooves en vrije improvisatie’. Zijn deze composities ook goed te spelen op een beiaard?
“Het zou een uitdaging zijn. In eerste instantie zou ik zeggen dat het onmogelijk is. Maar dat maakt het juist erg interessant. Ik ben er altijd in geïnteresseerd om onmogelijkheden als uitgangspunt te nemen.”
– Met je project genaamd ‘Maximal Music!’ heb je veel ervaring opgedaan met het schrijven van ultrakorte composities voor zeer uiteenlopende bezettingen. Heeft die praktijkervaring het ook makkelijker gemaakt om de korte stukken voor de beiaard te componeren?
“Jazeker. De muziek die ik voor de beiaardautomaat gemaakt heb is 100% Maximal Music! Het is een tweede natuur geworden om tot de kern van de zaak door te dringen en in zeer korte tijd een muzikaal statement te maken.”
– Voor de beiaard heb je al een aantal korte kernachtige composities op je naam staan. Klinken deze volgens jou heel anders dan je nieuwe uurstukken voor de Tilburgse beiaard?
“De uurstukken zijn ontleend aan de compositie ‘Le Musée d’Une Nuit (à René Margritte)’. Er zijn dus veel overeenkomsten. Ik heb zelfs in de uurstukken soms wat van de manier van spelen van stadsbeiaardier Carl Van Eyndhoven verwerkt. Uiteraard heb ik ook gebruikgemaakt van de automaat. Een mens heeft slechts twee armen en twee benen. Voor Le Musée d’Une Nuit (à René Margritte) was ik me daarvan bewust bij het componeren van elke noot. Bij de automaat hoef je daar totaal geen rekening mee te houden.”
– Wat was het meest uitdagende bij het componeren van de nieuwe uurstukken voor de beiaard?
“Om de muziek toch precies in de korte tijdspanne te krijgen. Vijftien seconden is zelfs voor een componist van Maximal Music! erg kort. Maar toch ook vooral om iets te maken wat opgemerkt moet worden, maar ook moet ‘blenden’ in de stad. Ik was op zoek naar een soort prettige vervreemding.”
– Wanneer ben je tevreden over een eigen compositie?
“Als ik niet meer het idee heb dat er nog iets aan veranderd moet worden. Meestal gaat dat gelijk op met het gevoel dat er een soort afstand tussen mij en de compositie is ontstaan. Het zou dan ook muziek van iemand kunnen zijn die iets heeft gedaan wat helemaal in mijn smaak is. Vervolgens ben ik pas tevreden als de uitvoerders het graag spelen en het publiek het kan waarderen, waardoor de compositie het juiste effect bereikt.”
– Staat de beiaard ook in je Top 5 van instrumenten waar je graag iets voor componeert?
“Ik heb nog nooit nagedacht over een Top 5 of een Top 2000, zoals je wilt. Ik componeer vooral voor de mensen die mijn muziek gaan spelen. Die moeten inspirerend zijn. Welk instrument ze spelen vind ik dan ondergeschikt. Ik probeer de muzikaliteit of soms de theatrale presence van de musici zo optimaal mogelijk naar boven te krijgen en/of uit te dagen.”
– Heb je je nieuwe korte uurstukken al horen spelen op de beiaardautomaat van de Heikese kerk? Zo ja, hoe vond je dat?
“Ja, heel eigenaardig eigenlijk, dat uit de kerk waar ik als kind heen ging, nu mijn muziek klinkt. Dat had niemand kunnen voorspellen tot ik daar mijn communie deed.”
Hij studeerde aan de conservatoria van Utrecht, Tilburg en Den Haag en had als docenten onder anderen Anthony Fiumara, Mayke Nas, Martijn Padding en Jacob ter Veldhuis. Naast het schrijven van composities maakt hij popmuziek, speelt hij in een band en organiseert hij educatieve muzikale projecten op scholen. Hij deed verder mee aan verschillende projecten, waaronder de dansvoorstelling INSOMNIA van Muha Nad Rasheed. Voor dit project schreef hij niet alleen de muziek, hij danste ook zelf mee in de voorstelling. Hoe succesvol Remy Alexander (1991) aan de weg timmert, bewees hij vorig jaar ook met het winnen van de Tera de Marez Oyens Prijs tijdens de Gaudeamus muziekweek.
Wie werk van Alexander wil beluisteren, kan dit onder meer op de cd ‘Whoever you are come forth’ van saxofonist Tom Sanderman. Alexander: “Op dit moment ben ik druk met een aantal projecten, waaronder de voorstelling Intrinsic Field met zangeres Rianne Wilbers en percussionisten Reggy van Bakel en Jop Schellekens.” In Tilburg is deze hele maand op zaterdag en zondag vrij werk van de jonge componist te horen via de beiaardautomaat. Genoeg aanleiding dus voor een gesprek met hem.
– Je hebt al veel muziek geschreven in je nog jonge bestaan als componist. Voor wie componeer je allemaal en voor wie componeer je het liefst?
“Ik componeer voor uiteenlopende bezettingen en doeleinden: voor concerten, films, vlogs, dansvoorstellingen, ensembles en bevriende spelers. Ik heb binnen de onderdelen van wat ik doe eigenlijk geen grote voorkeuren. Met vrienden samenwerken vind ik heel fijn en waardevol; die samenwerkingen hebben niet alleen een bepaalde vertrouwdheid, maar ook weet ik van hen het beste wat hun specifieke taal is, waar ze goed in zijn, welke nuances ze kunnen maken, hoe ze fraseren. Maar, het mooie van muziek is zeker ook dat je door samenwerking nieuwe vriendschappen kan maken!”
– In 2018 won je de Tera de Marez Oyens Prijs voor een compositie voor sopraan en sopraansaxofoon. Wat stond er in het juryrapport over jouw compositie?
“Daar wil ik niet teveel over zeggen. Maar de jury waardeerde mij echt als componist, wat een prachtig compliment op zichzelf was.”
– Je compositie ging over het thema geheugenverlies. Hoe verwerk je zo’n moeilijk thema in een muziekstuk?
“Het geheugen fascineert me. Het speelt ook een grote rol bij hoe we de tijd beleven en dus ook hoe we naar muziek luisteren. Met het thema geheugenverlies heb ik verder wel wat ervaring door mijn bijbaan in de zorg. Vanuit die hoek ben ik ook de tekst gaan schrijven, omdat de natuurlijke beweging van de muziek voor mij klonk als iets dat zichzelf vergeet terwijl het gaande is. Zo kwam ik op de woorden en het thema. Ik hoorde laatst ook iemand iets erover zeggen waar ik me wel in kan vinden: de tekst klopt iedere keer precies voor het moment dat het klinkt.”
– Hoe belangrijk is deze prijs verder voor muzikanten?
“Voor mij betekent het dat ik een stuk mag gaan schrijven voor een ensemble dat op de Gaudeamus muziekweek zal gaan spelen, wat ik heel cool vind! Het is echt een brug naar het schrijven voor professionele ensembles, alleen is helaas nog niet duidelijk of het stuk dit jaar of pas in het seizoen 2020 in première gaat.”
– Je studeerde onder andere bij Anthony Fiumara, de Tilburgse stadscomponist. Wat heb je bij hem vooral geleerd?
“Ik heb veel van Anthony geleerd. Eén van die dingen is om mijn eigen stem te vertrouwen, om de keuzes te maken in mijn muziek waar ik zelf helemaal achter sta. Dat heb ik altijd belangrijk gevonden. Met Anthony en andere docenten tijdens mijn master heb ik ook docenten gevonden die me daar honderd procent in steunen. Anthony is een hele goeie. Het stuk voor de Tilburgse beiaard is dan ook naar hem vernoemd en aan hem opgedragen.”
– Op je website lees ik dat je graag games speelt en naar cartoons en animaties kijkt. Muziek in games is erg belangrijk. Is er iets uit de gamewereld dat ook in jouw muziek zit?
“Dit vind ik echt een hele leuke vraag! Dat weet ik niet. Als ik game, is het vaak echt een paar uur achter elkaar op een vrije avond, en dan speel ik ook maar één spelletje. Wat misschien wel lekker minimalistisch is? Maar goed, met hoe ik nu game is de muziek eigenlijk minder belangrijk geworden en gaat het meer om de geluiden. De gamemuziek van mijn jeugd weet ik wel altijd nog wel te neurieën. Ik denk dan aan de Super Mario en Pokemon games. Maar of dat in mijn muziek zit? Dat weet ik niet. Het zou wel leuk zijn. Dus, vast wel!”
– Ik lees op je site ook dat het maken van muziek je hobby is. Verdien je er nog geen geld mee?
“Muziek maken is mijn hobby, absoluut. Maar ook mijn beroep. Ik ben iedere dag bezig met componeren, maar daarnaast zijn er ook dagen dat ik het leuk vind om popliedjes te maken; daar doe ik weinig mee, maar dat vind ik wel heel leuk om ook te doen. Het ligt dan wel in het verlengde van wat ik als componist doe, toch voelt het vaak meer als lekker hobbymatig aankloten. En dat is zalig! Ik verdien met componeren nog niet mijn volledige boterham, zoals veel componisten met mij. Maar ik werk hard en schrijf veel, nu vaak nog tegen een kleinere vergoeding. Maar ik blijf gaan, er is groei. Dat stelt me wel gerust.”
– Was het leuk om muziek te schrijven voor de beiaardautomaat?
“Het was onwijs leuk! Dat de Tilburgse beiaard pneumatisch gespeeld wordt is voor mij super prikkelend. Ineens kon ik de beiaard benaderen op wat het is en zijn klank zonder aan de speler te denken, wat een vreemde bevrijding is. Je mist de mens, maar je krijgt er ook iets voor terug. Ik ben ook na gaan denken over hoe je een beiaard kan horen, en hoe je, als je in een stad of dorp jezelf strategisch tussen een aantal kerken bevindt, op gezette tijden de klokken ietwat vertraagd na elkaar of door elkaar heen kunt horen slaan. Het ritme wat ontstaat zal een aantal straten verderop weer net iets anders klinken, omdat geluid zich moet bewegen om tot onze oren te komen.”
– Hoe was het om je muziek voor de beiaard in samples terug te horen?
“Het terughoren daarvan is leuk, maar mist voor mij een belangrijk element van de beiaard: de omgeving en gemeenschap rondom de beiaard waar de klank zich door verspreidt.”
– Waren er nog problemen tijdens het componeren?
“Nee, eigenlijk ging het wel. Toen ik de mail las met de uitleg van het pneumatische systeem had ik direct een klankvoorstelling. Ik wilde de beiaard laten zwieren en zwaaien alsof de klokken vruchten aan een boom in de wind waren.”
– Je favoriete noot is de middelste C. Is die noot ook te horen in het vrije werk voor de Tilburgse beiaard?
“Haha, ja, zeker!”
– Heb je eigenlijk al eerder muziek gecomponeerd voor een beiaard?
“Ja, ik heb eerder al eens voor de beiaard van de Heikese Kerk geschreven. Dat was toen een project vanuit het Tilburgs conservatorium en is ook uitgevoerd. Toen ik daar zat, kon ik me voorstellen dat iemand ergens aan de andere kant van het centrum dit in de verte hoorde en er niks van dacht. Dat vind ik onwijs mooi aan een beiaard.”
– Als er één instrument geschikt is voor moderne muziek, is het de beiaard. Eens of oneens?
“Ik ben het daar in ieder geval niet mee oneens. Ieder instrument is uitermate geschikt voor moderne muziek. Een beiaard is voor mij magisch en tegelijkertijd ook een ongelofelijk kenmerk van thuis. Ik heb nog nooit ergens gewoond waar ik niet vanuit mijn huis een beiaard kon horen. Op dit moment hoor ik een enkele kerkklok. En het is 21 uur.”
– Wat zijn je toekomstplannen?
“Om door te blijven gaan met componeren en er mijn grootste professionele activiteit van te maken.”
Deze maand kreeg Tilburg er een nieuw vrolijk lied bij in Tilburgs dialect, speciaal voor kinderen geschreven: het lied getiteld ‘Fèfteg klòkke (onzen beiaard)‘. Tekstschrijver, componist en muziekdocent Harry Swinkels (1958) nam er de tijd voor, want tekstueel moest alles kloppen. Een probleem waar de maker van het lied al snel tegenaan liep, was de juiste vertaling van het Nederlandse woord ‘beiaard’. In het Tilburgs dialect bleek er nog geen woord voor beiaard te bestaan. Het gebruik van het Nederlandse woord ‘beiaard’ bleef daardoor in het lied gehandhaafd.
Afgelopen maanden werd samen met de Stichting Tilburgse Taol flink aan de tekst geschaafd om toch een goede vertaling te krijgen. De beiaardcommissie, elke zaterdag zetelend in brasserie en biercafé Anvers, fungeerde daarbij als gewillig klankbord en luisterend oor.
– Hoe tevreden ben je met het eindresultaat?
“Heel tevreden. Het is aardig gelukt om een hoop informatie om te zetten in begrijpelijke taal voor kinderen en dat in de vorm van een liedje te gieten dat niet te moeilijk is en goed in het gehoor ligt.”
– Wat was het meest lastige aan het lied: het componeren van de muziek, de toevoeging van het beiaardgeluid of de vertaling van de tekst in Tilburgs dialect?
“Geen van drieën. Het meest lastige was om een keuze te maken uit de informatie die ik over de beiaard had gekregen. Ik kon niet alles in het lied kwijt en strepen wat er niet meer in kon was het lastigst.”
– Hoe verliep de samenwerking met de Stichting Tilburgse Taol?
“Ik werk al sinds het begin van Kènderkwèèk namens Factorium met de Stichting Tilburgse Taol samen. Die stichting kwam dertien jaar geleden naar naar ons toe met de vraag of we het dialect weer meer onder de aandacht van kinderen konden brengen met behulp van liedjes. We hebben eerst bestaande dialectliedjes gebruikt, maar die waren te ouderwets om de kinderen te kunnen boeien. Vervolgens zijn we nieuwe liedjes gaan maken over allerlei Tilburgse onderwerpen, zoals Willem II, de kermis, de Piushaven, het draaiend huis, Peerke Donders en nu dus de beiaard. Naast het componeren van tekst en muziek en het opnemen van de liedjes zit ik in de organisatie van Kènderkwèèk en ga ik naar de deelnemende basisscholen om de liedjes aan te leren.”
– In de eerste versie van het lied werd beiaard vertaald als ‘bèjaard’. Toch werd het in de eindversie gewoon beiaard. Bestaat er niet echt een Tilburgs woord voor beiaard?
“Het Tilburgs kent inderdaad geen eigen woord voor beiaard. Om het dan toch op z’n Tilburgs te spellen komt wat geforceerd over. Daarom is uiteindelijk gekozen voor de normale ABN-spelling.”
– Het lied begint met het bekende Big Ben klokkenmotief. Dat is ook te horen bij het begin van elk refrein. Waarom heb je dit motief gebruikt voor het lied?
“Het is een clichémotief dat ook de kinderen direct herkennen. De woorden beiaard en carillon moet je ze uitleggen, maar dat motiefje is al bekend. Dat maakt het zingen van het refrein (wat in dit geval met het motiefje begint) al meteen makkelijk en vertrouwd.”
– Wie speelt er in het lied eigenlijk op het carillon?
“Ik speel zelf de complete begeleiding, dus ook de carillon-partij. Maar er is geen echt carillon te horen. Ik speel op een digitale piano alle instrumentenpartijen in en die worden in een computerprogramma met elkaar en met de zang gemixt.”
– Bestaat de Tilburgse beiaard ook echt uit vijftig klokken?
“Dat is één van de vragen die bij het lesmateriaal horen, dus die verklap ik nu al een beetje. Het juiste antwoord is ja èn nee. Formeel bestaat de beiaard uit 48 klokken. Maar van de vijf luidklokken die ook in de toren hangen worden er twee tevens voor de beiaard gebruikt. Zodoende wordt er echt met 50 klokken muziek gemaakt.”
– In het lied zit ook een zogenaamde brug. Wat is dat precies en waarom was deze nodig?
“Een (pop)liedje bestaat meestal uit meerdere coupletten die steeds gevolgd worden door een refrein. Aan het einde wordt dat refrein vaak herhaald. Vóór die herhaling kan er dan een ‘brug’ zitten die helemaal anders klinkt dan de andere stukjes uit het lied. Daar kan tekstueel nog iets belangrijks gemeld worden en muzikaal kan het naar een andere toonsoort moduleren zodat het laatste refrein een toontje hoger klinkt, dus niet precies hetzelfde als de vorige keren.”
– Behalve een lied is er ook lesmateriaal gemaakt over de beiaard. In het opdrachtenblad voor de kinderen zitten negen vragen. Waarom negen?
“Heel praktisch: toen was het A-viertje vol. Het hadden er net zo goed 7 of 11 kunnen zijn. Het leerlingenblad is altijd dubbelzijdig: op de voorkant staat de liedtekst en achterop één of meer opdrachten. Nu was dat een vragenlijst, maar dat kan ook iets anders zijn, bijvoorbeeld een fotospeurtocht zoals in het dialectlied over de Spoorzône.”
– Wat is volgens jou de leukste vraag?
“Ik vind de vragen over de vroegere en huidige locatie van de beiaard in Tilburg het leukst, want ik wist zelf niet dat dat eerst een andere was.”