“Het is een uitdaging voor een componist om de beperkingen van een beiaard uit te buiten”

FOTO: Ingrid Bertens

FOTO: Ingrid Bertens

Van de Tilburgse pianist en componist Jo Sporck (1953) ging in Tilburg op meerdere plekken nieuw werk in première. De Tilburgse Concertzaal was daarvan misschien wel de mooiste en meest prestigieuze plek. Maar ook bovenin de Heikese kerk was het een compositie van Sporck die in oktober 2018 haar première beleefde op de fonkelnieuwe beiaardautomaat. Het werk, met de titel ‘Imprecaties’, was zelfs het allereerste muziekstuk dat voor de nieuwe automaat werd gecomponeerd en twee weken lang een paar keer per uur over de straten van de Tilburgse binnenstad rolde.

In dezelfde maand oktober kreeg Sporck op zijn 65ste verjaardag een eigen muziekevenement: het vijf dagen durende pianofestival ‘Tilburg op Vleugels’. Met als één van hoogtepunten een optreden van pianist Antal Sporck, de zoon van Jo, die het festival afsloot met Zindering, een nieuwe compositie van zijn vader, gevolgd door een beroemd pianostuk van de ‘Engel van Salzburg’, de geniale Wolfgang Amadeus Mozart, te weten Pianoconcert nr. 22 in Es Dur.

Sporck, die geboren en getogen werd in het Limburgse Heerlen, beleefde zijn vorming tot muzikant al op zeer jonge leeftijd als koorzanger op school en in de kerk. Voor zingen bleek Sporck ook een bijzonder talent te hebben. “Het was een feest om met de klas te zingen. Ik had een mooie jongenssopraan. Het kerkkoor was ook een bron van verbinding”, zo vertelde hij later hierover in een interview met Omroep Tilburg. Naast een solistenopleiding piano aan het conservatorium in Maastricht volgde hij in Tilburg een studie compositie bij de vermaarde componist en dirigent Jan van Dijk en bij componist en muziekpedagoog Hans Kox. Met beiden zou hij jarenlang een vriendschappelijke band als collega-componist onderhouden. Wonen in Tilburg bleek ook zeer aangenaam. Voor veel mensen werd Sporck, ondanks zijn Limburgse afkomst, een rasechte Tilburger.

Behalve als een van Tilburgs bekendste klassieke componisten, geldt Sporck ook als één van de meest veelzijdige. Afgelopen veertig jaar schreef hij onder meer muziek voor piano, kamermuziekensembles, koren en vocalisten. Zijn werk was daarnaast op verschillende grote concertpodia te horen in steden als Moskou, New York, Montevideo en Seattle. Een bijzonder jaar voor Sporck was 1988, het jaar waarin hij de allereerste Nederlandse componist zou worden wiens werk op de Russische staatsradio te horen was en die ook zelf bij de uitvoering van zijn werk aanwezig was. Het zou een memorabele avond worden. “Een dag voor de première stond de hoboïst nog te stoeien met de noten, was het slagwerkensemble niet komen opdagen en moest ik de pianist van mijn trio nog wijzen op sleutelwisselingen”, aldus Sporck terugkijkend op deze gebeurtenis in het interview hieronder.

Een goede omschrijving geven van Sporcks muziek is anno 2020 nog niet zo makkelijk. Zijn eigen website helpt ons hier echter een handje bij. Op de site wordt de muziek omschreven als ‘herkenbaar en uniek’. Toonformules zijn door de componist zelf ontwikkeld, terwijl het handschrift van de componist te herkennen is aan de sterk ‘polyfoon getinte’ klanken. In zijn muzikale werk genaamd Spacemusic zijn het vooral de ruimtelijke effecten die een opvallend onderdeel vormen van de compositie.

Tilburgers enthousiast maken voor klassieke muziek: ook daar had ‘zendeling’ Sporck zijn handen vol aan, maar dan wel in positieve zin. Zo verzorgde hij muzikale lezingen voor buurtgenoten en verenigingen en schreef hij boek over het belang van muzikale vorming onder de titel ‘Uit de doeken, uit de kleren’. Succesvol was hij vooral met het in 1986 door hemzelf opgerichte kamermuziekpodium De Link, dat tien jaar lang kriskras door de stad naar wisselende locaties zou reizen voordat het in 1998 een definitieve locatie vond in de gerestaureerde kapel van Het Cenakel. Samen met De Smet zou De Link uitgroeien tot de belangrijkste Tilburgse plek voor het horen van kamermuziek. In totaal zou Sporck twaalf jaar voorzitter zijn van het podium.

In 2013 ontving Sporck de grote zilveren legpenning van Tilburg als blijk van dank voor zijn inzet voor de stad.

– Komt u uit een muzikale familie?

“Deels. Van vaderskant. Minstens zo doorslaggevend voor mijn muzikale ontwikkeling is de basisschool geweest waar elke meester of juffrouw iedere dag zong met de klas en ons zelfs met het gregoriaans liet kennismaken.”

– Uw muzikale loopbaan begon eigenlijk al in Heerlen in het kerkkoor. U bleek een mooie jongenssopraanstem te hebben. Heeft u later in uw loopbaan nog veel aan dit zangtalent gehad?

“Na het breken van mijn stem is het nooit meer iets geworden. Dat neemt niet weg dat de stem en de zang voor mij leidraad zijn gebleven voor het musiceren.”

– Uw kinderen Antal en Misha zijn muzikaal opgevoed en net als u beroepsmuzikant geworden. Wat heeft u ze vooral meegegeven om ze zover te krijgen dat ze in uw voetsporen zijn getreden?

“Muziek heeft hen vanaf de geboorte omgeven. Er is altijd bij hen in huis gemusiceerd, ook door de mensen die bij hen op bezoek kwamen. Dan gaat de rest eigenlijk vanzelf.”

– U komt oorspronkelijk uit Limburg, maar woont al ruim 40 jaar in Tilburg. Dankzij u heeft Tilburg een nieuw festival voor klassieke muziek gekregen. Toch is de kruikenstad vooral de stad van de popmuziek. Vindt u dat niet jammer?

“Tilburg is inderdaad een popstad en dat is jammer. Niet omdat popmuziek er niet mag zijn, maar omdat de serieuze muziek wordt verwaarloosd. Door het onderwijs en door de politiek. De oorzaken daarvan heb ik al eerder op een rijtje gezet in mijn boek ‘Uit de doeken, uit de kleren’.”

– Zou u een paar van die oorzaken kunnen noemen?

“Die vraag is te omvangrijk om echt goed te kunnen beantwoorden. Het gaat om een waaier aan gebeurtenissen: misschien te beginnen met de Mammoetwet in de jaren zeventig, waardoor Kweekschool veranderde in Pedagogische academie zonder verplichte muzieklessen, wat culmineert bij het marktgerichte afbraakproces van Zijlstra en doorsuddert met het opheffen van gemeentelijke muziekscholen.”

– Voelt u zich intussen wel een Tilburger?

“Kennelijk is hier mijn plek om te wonen. Ik woon al 43 jaar in deze stad en we zijn elkaar daarmee iets verschuldigd. Wanneer je al zo lang in een stad woont, komt er vanzelf een band waardoor je betrokken raakt bij het culturele leven. Je bent dan als burger – die gebruikmaakt van de faciliteiten van een stad – ook verplicht daarvoor iets terug te doen. Een vanzelfsprekendheid. En dat zou ook omgekeerd moeten zijn.”

– Er bestaat zelfs een naar u vernoemde stichting die zich belangeloos inzet om composities van u en uw geestverwanten te promoten. Doet u nog wel eens dingen voor deze stichting?

“Minstens een maal per jaar organiseert de Stichting Sporck een concert waarvoor ik een nieuw werk schrijf. Afgelopen jaar was dat ‘Switch’ voor cellokwartet.”

– Uw grootste muzikale vrienden wonen niet in Nederland, maar in Rusland en Engeland. Is het werkelijk zo dat u met deze vrienden veel beter over muziek en het componeren van muziek kunt praten dan met uw Tilburgse vakbroeders? Zo ja, waar zit dan met name het verschil in?

“Vrienden op afstand zijn vaak loyaler. Bovendien wil ik geen deel uitmaken van een coterie, nergens bij horen. Dat autonome gedrag heeft natuurlijk een oorzaak.”

– In 1988 was u ook de eerste Nederlandse componist wiens werk op de Russische staatsradio te horen was. De Russische muzikanten hadden echter niet op uw muziek gestudeerd. De uitvoering was verschrikkelijk, vertelde u ooit in een podcast van Omroep Brabant. Kunt u daar iets meer over vertellen, hoe dat was?

“Inderdaad: een dag voor de première stond de hoboïst nog te stoeien met de noten, was het slagwerkensemble niet komen opdagen en moest ik de pianist van mijn trio nog wijzen op sleutelwisselingen. Maar op het concert zat iedereen op het puntje van zijn stoel, kwam er een staande ovatie uit een zaal die goeddeels bestond uit Sovjetcomponisten en moest ik ook nog een liefdesverklaring van de opnameleidster in ontvangst nemen. Het kan verkeren. De studiobanden die mij mee zijn gegeven heb ik nooit meer willen beluisteren.”

– Op internet is een hele lange lijst te vinden van werken die u schreef, waaronder vocale nummers, werken voor koor, orkest, solo-werken, maar ook kamermuziek en muziek voor theatergezelschappen. Waar heeft u in uw loopbaan het meeste plezier aan beleefd? Of waar schreef u het liefst muziek voor?

“In principe is mij alles eender. Je zou zeggen dat je als pianist het gemakkelijkst voor piano schrijft, maar laat juist dát niet zo zijn.”

– In uw werk is polyfonie erg belangrijk. Alle stemmen in een compositie moeten gelijkwaardig zijn. Daarmee bent u ouderwets. U vergelijkt uzelf wat dit betreft met Bach, die ook ouderwets was door terug te grijpen op muziek uit de middeleeuwen. Klopt dat?

“Met de taal van Bach net zoals die van alle andere grote componisten ben ik nu eenmaal opgevoed. Originaliteit zit niet in de taal zelf maar in het gebruik ervan.”

– U heeft ooit gezegd: muziek begint bij de menselijke stem en het instrument is de imitatie van de stem. Is het daarom ook dat u zoveel vocaal werk heeft geschreven in uw loopbaan als componist?

“Beslist.”

– Het schijnt dat u nooit lang bezig bent met het schrijven van muziek. Is het klaar dan bent u alweer met iets nieuws bezig. Uw hoofd zit vrij snel weer vol met nieuwe klanken. U probeert uzelf ook steeds te verbeteren in uw werk. Is dat nog steeds zo of hoeft u zich niet meer zo nodig te verbeteren?

“Een enkele keer kost het me weinig tijd een werk te voltooien. Maar dat is eerder uitzondering dan regel. Verbeteren blijft een dwangneurose.”

– Behalve componist ben u ook pianist. Om Chopin te kunnen spelen, moet je minstens 20 jaar lang zijn werk hebben gespeeld, zei u ooit. Bent u zelf al zover dat u Chopins werk geheel in de vingers heeft zitten?

“Misschien dat deze uitspraak uit zijn verband is gehaald en heb ik willen zeggen dat je vanaf je eerste les twintig jaar nodig hebt om het oeuvre van Chopin te beheersen. Het schrijven van muziek heeft mijn pianospel behoorlijk naar de achtergrond gedrongen. Dat neemt niet weg dat ik de dag wil beginnen met Bach en een paar Chopin-etudes.”

– Een bijzonder onderdeel van uw werk zijn composities met ruimtelijke effecten erin, ofwel Spacemusic zoals deze muziek wordt genoemd. Een van die werken is een stuk getiteld ‘Subito Sera’. Beschrijf eens in het kort hoe Spacemusic ontstaat en hoe het klinkt?

“Voor mij is muziek niet alleen beweging in de tijd maar ook in de ruimte. En daarmee ben ik allesbehalve de eerste, zie de titel van het eerder aangehaalde en door mij geschreven boek. Deze optie doelbewust in je compositie verwerken blijft voor mij een extra uitdaging en een extra sensatie voor het oor. Jammer genoeg zijn er maar weinig concertzalen, die dit faciliteren.”

– Uw muziek wordt deels als moeilijk toegankelijk ervaren door luisteraars. Dat geldt niet voor uw Spacemusic. Is die ook beter toegankelijk door de algehele harmonie die deze ademt?

“Die moeilijke toegankelijkheid ken ik alleen van mensen die nooit verder zijn gekomen dan Debussy. De harmonieën van het door u genoemde werk wijken echter nauwelijks af van veel andere composities. Voor het overige heb ik het idee dat ik als hedendaags componist behoorlijk toegankelijk wordt gevonden.”

– U heeft ook veel kamermuziek gecomponeerd. In Tilburg wordt op veel plekken kamermuziek gespeeld door allerlei gezelschappen. Is de kwaliteit van de uitgevoerde werken ook hoog naar uw maatstaven? En blijft het genre in deze stad ook vitaal genoeg door nieuwe composities, onverwachte bezettingen en verrassende speellocaties?

“Natuurlijk wordt er van alles geprobeerd om kamermuziek te promoten en is er inderdaad sprake van afwijkende programmering. Wat het niveau betreft: gezien de geringe vraag en het grote aanbod kan het niet anders of de lat is als maar hoger gelegd.”

– In 1985 schreef u ‘Als de groote klokke luidt’, een nummer voor de Tilburgse beiaard. Koos u expres voor een oud-Nederlandse titel om de lange geschiedenis van de beiaard te benadrukken?

“Nee. Het had meer van doen denk ik met de man die mij informeerde over mogelijkheden en repertoire van de beiaard.”

– De bladmuziek van het stuk was lange tijd zoek, maar werd in 2019 teruggevonden door oud-muziekdocent Henk Stoop. Gebeurt dat vaak met composities van u: dat ze verdwijnen en na zoveel tijd weer ergens opduiken?

“Nee. Het werk was en is gewoon gedocumenteerd bij Donemus, nadat het een beiaardprijs had gekregen.”

– U bent ook de eerste componist geweest die in 2018 voorslagen voor de nieuwe beiaardautomaat schreef, een compositie getiteld ‘Imprecaties’. Was u achteraf tevreden over deze compositie en wat waren de reacties van uw vakgenoten of naaste omgeving?

“Wanneer is een componist tevreden? Reacties van vakgenoten krijg ik in de regel niet, tenzij uit het buitenland.”

– Waar sloeg de titel Imprecaties op?

“Imprecaties dient hier opgevat te worden volgens Van Dale, namelijk bezwering.  Klokkengelui heeft voor mij een bezwerende functie.”

– Is componeren voor de beiaard veel anders dan componeren voor een ander instrument?

“Elk instrument heeft zijn mogelijkheden en zijn beperkingen. Steeds weer opnieuw voor welke bezetting dan ook. Wat beperkingen betreft: daar kan ik een aantal van opnoemen. Maar juist die gebreken zijn een uitdaging voor een componist. Ik bedoel daarmee: hoe ga je als componist daarmee om en hoe buit je deze beperkingen het beste uit?”

Continue reading...

“De beiaard is een belangrijk element van onze identiteit als Tilburger”

Foto: Anne Peters

Zijn eerste compositie voor saxofoon schreef hij tijdens zijn studie in Tilburg voor een studiegenoot, nu 22 jaar geleden. Compositieles kreeg de Tilburgse saxofonist en componist Andreas van Zoelen (1978) van Alexandre Hrisanide, volgens Van Zoelen een groot mens, waar hij veel van leerde, vooral wat de structuur van een compositie betreft. Tot zijn leermeesters behoort ook de in 2016 overleden Jan van Dijk, de man die naam maakte als musicus, componist en dirigent en als docent actief was aan het Brabants conservatorium. Van hem leerde hij vooral de importantie van het componeren van een melodie die rechtstreeks uit het hart komt. “Ik ben deze mentoren ongelooflijk dankbaar voor wat ze mij op mijn pad meegaven”, zegt hij terugblikkend op zijn studietijd.

In Duitsland zette Van Zoelen zijn studie als saxofonist voort bij Carina Raschèr, dochter van de saxofoonpionier Sigurd Raschèr. Van Zoelen speelde vervolgens alle grote solo’s uit het repertoire voor symfonieorkesten met orkesten als de Berliner Philharmoniker, onder de beroemde dirigent Sir Simon Rattle. Daarnaast werkte hij samen met beroemde musici als Stewart Copeland, bekend van de Britse band The Police, Daniel Kientzy en Markus Stockhausen.

Van Zoelens muzikale loopbaan bestaat inmiddels uit een vrij lange lijst hoogtepunten. Zo musiceerde hij ook bij het Beethoven Orchester in Bonn, het Brandenburgs Staats Symfonieorkest, het Noord Nederlands Orkest Groningen en het Limburgs Symfonie orkest onder chef Ed Spanjaard. In 2002 won hij zijn eerste grote prijs, de zogenaamde ‘Jacques de Leeuw’ Jong Top Talent prijs.

In 2013 trad hij toe tot Edition Sax, een project dat zich richt op het uitvoeren van werken uit de begintijd van de saxofoon. Concerten van dit ensemble vonden onder meer plaats in het MIM in Brussel en tijdens het Nederlands Saxofoon Festival in 2014. In datzelfde jaar zou hij ook als tenorsaxofonist toetreden tot het befaamde Raschèr Saxophone Quartet, dat wereldwijd optreedt in beroemde zalen als de Carnegie Hall New York, de Royal Festival Hall London, de National Concert Hall Taipei en het Concertgebouw in Amsterdam.

Een bijzonder project op Van Zoelens CV is verder het inmiddels al vijftien jaar lopende muziekprogramma ‘l’Histoire du Sax’, waarvoor hij composities bij elkaar zocht uit alle fases van de saxofoonmuziek. Doel van het project is om het publiek deelgenoot te maken van een bijzondere muzikale reis door het verleden van het blaasinstrument. Zo speelde Van Zoelen oude themavariaties uit 1845, impressionistische klanken uit het begin van de 20e eeuw, salonmuziek uit de tijd van de Roaring Twenties, de kleurrijke muziek uit de jaren ’50 en de meest actuele muziek voor saxofoon die maar voor handen is. In een interview met deze site zegt hij over het betreffende project: “Het publiek is tijdens zo’n avondvullend programma altijd enorm enthousiast. Het mooie aan het project is ook dat, naarmate mijn saxofooncollectie groter wordt, je steeds weer andere accenten kunt leggen en recente aanwinsten kunt delen met het publiek.”

Tegenwoordig is Van Zoelen hoofdvakdocent klassiek saxofoon aan de Academy of Music and Performing Arts in Tilburg en geldt hij als autoriteit op het gebied van de geschiedenis van zijn instrument. Zijn omvangrijke verzameling saxofoons bestaat al uit krap honderd oude saxofoons. Een boek dat hij schreef over de geschiedenis van de saxofoon in Nederland zou uitgroeien tot een standaardwerk onder beroepsgenoten. Voor de Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard was Van Zoelens CV reden genoeg om de componist te vragen vrij werk te schrijven voor de beiaardautomaat.

– Hoe oud was je toen je muziek ging studeren en waarom saxofoon?

“Ik was zes jaar oud toen ik begon met saxofoon spelen, toen aan de Tilburgse Dans- en Muziekschool in de Tivolistraat. Ik heb indertijd erg getwijfeld tussen klarinet en saxofoon, maar weet nog precies hoe onder de indruk ik was, toen ik voor de eerste keer een saxofoonkoffer open zag gaan. Alleen al optisch was het een geweldig instrument. En toen bleek het ook nog fantastisch te klinken! Als ik tegenwoordig een saxofoon voor mijn collectie vind, voel ik me iedere keer weer dat jongetje van zes jaar. Toen ik veertien was begon ik lessen te volgen aan het conservatorium via de gedecentraliseerde vooropleiding, zoals dat toen heette. Een geweldige constructie. Ik heb in de tien jaar die ik uiteindelijk op het conservatorium studeerde daardoor ontzettend veel kunnen en mogen leren.

– Kom je ook uit een muzikale familie?

“Ik stam inderdaad uit een muzikale familie. Mijn vader speelde mondharmonica en slagwerk, mijn moeder zong. Mijn ouders hebben hard gewerkt zodat wij, de kinderen, allemaal muziekles konden volgen. Mijn broer speelt basgitaar, mijn zus klarinet.”

– Je geldt als een autoriteit op het gebied van de geschiedenis van de saxofoon. Daar heb je zelfs een boek over geschreven. Is de saxofoon als instrument veel veranderd sinds Adolph Sax in 1841 een eerste officiële auditie van zijn creatie gaf?

“De saxofoon is zeker sterk veranderd in al die jaren. Oorspronkelijk is het instrument bedacht voor het symfonieorkest, waar het een brug moest slaan in de instrumentatie tussen strijkers en blazers. Daarnaast was dezelfde rol voor het instrument weggelegd in de militaire muziek waar het hout- en koperblazers met elkaar moest verbinden. Als je op de oorspronkelijke Adolphe Sax-instrumenten uit mijn collectie speelt, voel en hoor je heel goed wat het oorspronkelijke concept was. Door allerlei omstandigheden en ontwikkelingen zijn we daar een heel eind van weggeraakt, wat deels toch wel jammer is.”

– Ik las verder op je site dat je saxofoons verzamelt. Hoeveel heb je er al en zitten er bijzondere exemplaren tussen?

“Mijn collectie bestaat ondertussen uit 98 instrumenten, waaronder tien van Adolphe Sax, de uitvinder van de saxofoon.”

– Je bent tenorsaxofonist van het Raschèr Saxophone Quartet, waarmee je in heel de wereld optreedt in grote concerthallen. Dat kwartet bestaat al sinds 1969. Hoe is het om onderdeel te zijn van dit gerenommeerde gezelschap?

“Het is een grote eer deel uit te mogen maken hiervan. Dit jaar viert het ensemble zijn 50-jarig bestaan, een speciaal moment dus voor het kwartet. Een dirigent zei recent tegen ons dat de traditie en de gravitas van vijftig jaar samen musiceren bijna tastbaar is in de klank. Dat is een mooi compliment. Dit verleden is kostbaar en geeft ons enorm veel. Tegelijkertijd voel ik ook een grote verantwoordelijkheid de traditie te behoeden en klaar te maken voor weer de volgende generatie. Verder is het een hele mooie opgave steeds weer nieuwe werken die voor ons geschreven worden met orkesten en koren over de hele wereld te spelen. Onze volgende reis gaat naar Florida en New York, met daartussen een stop in Havanna, Cuba.”

– Voor het kwartet werden door meer dan tweehonderd componisten muziekstukken geschreven. Zitten daar ook beroemde componisten tussen?

“Componisten die voor ons geschreven hebben zijn mensen als Philip Glass, Mauricio Kagel, Sofia Gubaidulina, Luciano Berio, Tristan Keuris, Charles Wuorinen en Iannis Xenakis. Daar staan beroemde namen tussen!”

– Als solist speelde je uiteenlopende stukken met meer dan twintig orkesten. Wat was je meest memorabele optreden vind je zelf?

“Ieder project heeft zijn eigen mooie herinneringen. Het is daarom moeilijk om er eentje uit te halen. In ieder geval vond ik de première van het werk dat Bernard van Beurden voor mij schreef voor baritonsaxofoon en harmonieorkest een memorabele afsluiting van een mooi traject. Daarnaast heb ik geweldige herinneringen aan de samenwerking met ons eigen Tilburgse Magogo Kamerorkest in de Concertzaal in 2007. Ook een hoogtepunt was de première van het concert voor bas-saxofoon van de Duitse componist Stefan Thomas, dat ik met het orkest in het Duitse Karlsruhe speelde.”

– Veel mensen associëren de saxofoon automatisch met jazz. Zijn saxofoons eigenlijk ook geschikt om er klassieke muziek op te spelen?

“Saxofoons zijn niet alleen maar geschikt om in de klassieke muziek te functioneren, ze zijn er zelfs voor bedoeld. Doordat het instrument werd opgenomen in de jazzmuziek nam het een enorme vlucht, wat natuurlijk geweldig is. Het komt ook door de uitgesproken kameleontische eigenschappen dat het instrument zo breed inzetbaar is. Iets dat ik enorm aan de saxofoon waardeer.”

– Als componist timmer je ook aardig aan de weg. Hoeveel composities staan er eigenlijk al op je naam en wanneer schreef je je eerste compositie voor de saxofoon?

“Mijn recente werk voor de beiaard is opus 101. Mijn eerste compositie, ook mijn eerste compositie voor saxofoon, schreef ik tijdens mijn studie in Tilburg, voor een studiegenoot, nu 22 jaar geleden. Ik kreeg compositieles van Alexandre Hrisanide, een groot mens, waar ik veel van leerde, zeker qua structuur. Later kwam ik bij Jan van Dijk, die mij de importantie van melodie aan het hart legde. Ik ben deze mentoren ongelooflijk dankbaar voor wat ze mij op mijn pad meegaven.”

– Je schreef veel werken voor saxofoon-kwartetten en saxofoon-ensembles. Is dat veel anders dan componeren voor een groot orkest?

“Hoe kleiner je ensemble is, hoe meer je moet nadenken over de essentie van wat je aan het schrijven bent. Vaak is dat heel gezond, maar inderdaad ook wel eens moeilijker als het schrijven voor een heel orkest!”

– Een Duitse recensent schreef over een compositie die je maakte voor sopraan-saxofoon dat het een heerlijke klankstudie was met nauw wrijvende dissonanties, stralende geluidswolken en ‘pulserende tutti’. Zelfs tangomelodieën waren erin te horen. Ben je een groot liefhebber van de tango?

“Ik ben niet specifiek een liefhebber van tangomuziek, maar in dat werk zijn daar wel flarden van te horen.”

– Je hebt ook variaties op het Wilhelmus geschreven voor concertbands en harmonie. Waarom dat?

“Klopt. Eigenlijk was dit een ode aan verschillende componisten die mij inspireerden.”

– Je bent verder de spil in een avondvullend programma rond de geschiedenis van de saxofoon. In het programma wordt een beeld gegeven van alle fases die het instrument in haar groei heeft doorlopen: van themavariaties uit 1845 tot de nieuwste muziek voor de saxofoon van nu. Je speelt daarbij ook steeds op een andere saxofoon. Hoe is het om zo’n programma samen te stellen en op al die verschillende saxofoons te spelen?

“Het programma ‘L’Histoire du Sax’, dat ik al 15 jaar doe met pianist Martien Maas, is een van mijn favoriete projecten! Het is geweldig om op al die verschillende instrumenten uit mijn collectie te spelen, en te voelen hoe het instrument tot zijn recht komt in zijn oorspronkelijke muzikale omgeving. Daarnaast is het fantastisch om die boog te laten horen van de eerste instrumenten, de doorontwikkeling en de huidige saxofoons in hun repertoire. Ik speel aan het eind van dat programma altijd nieuwe muziek die voor mij geschreven is, en altijd is het publiek er enorm enthousiast over. Ik weet zeker dat het komt omdat je als luisteraar op deze manier alles in een kader kunt plaatsen, iets dat essentieel is. Het mooie aan het project is ook dat, naarmate de collectie uitbreidt, je steeds weer andere accenten kunt leggen en recente aanwinsten kunt delen met het publiek.”

– Deze week is in Tilburg het Nederlands Saxofoon Festival weer begonnen. Daar ben jij een van de organisators van. Het festival duurt maar liefst tien dagen. Komen daar ook veel mensen kijken en luisteren en masterclasses bezoeken? En treedt jijzelf ook op?

“Het Nederlands Saxofoon Festival is mijn geesteskind. In 2014 organiseerde ik de eerste editie. Daar was veel internationale aandacht voor. Ook dit keer hoop ik daar natuurlijk op. Uiteraard treed ik zelf op, bijvoorbeeld tijdens het concert op 8 januari in de concertzaal, waar wij als Raschèr Saxophone Quartet als solist te gast zijn bij Philharmonie zuidnederland.”

– Toen ik je uitnodigde voor een interview meldde je me dat je zo’n 17 jaar geleden al eens een werk voor de Tilburgse beiaard schreef op initiatief van je compositieleraar Jan van Dijk, de toenmalige voorzitter van de beiaardcommissie. Was je ook tevreden met de compositie van toen?

“Ja, dat werk heette ‘Knocking at the gates of Heaven’. Op zich was ik wel tevreden. Ik had een structuur opgezet die werkte zoals ik wilde, en dankzij de uitgebreide uitleg van de stadsbeiaardier Carl Van Eyndhoven, met wie ik een uur in de toren zat, was de invulling wat ik ervan verwachtte. Het stuk was goed speelbaar, maar tegelijkertijd was ik wel steeds op zoek naar manieren om me beter uit te drukken, meer kleuren te vinden in de instrumenten waarvoor ik schrijf, en structuren nog beter te ontwerpen. We leven in een prachtige wereld, en dankzij de huidige technologie is een schat aan informatie ontsloten. Wat alleen wel tragisch is, is dat we als mens, als wezen, door de eeuwen heen veel verloren hebben waar het gaat om beleving, subtiliteit en intuïtie. En contact, niet in laatste plaats met onszelf. Veel ‘denkaanzetten’ liggen voor mij verscholen in muziek. Het is bijna een geheimtaal, een codex. Maar het geheim is dat we deze taal allemaal begrijpen, we moeten alleen het kanaal vinden!”

– Heb je de uitvoering van je compositie voor de beiaard van destijds ook zelf gehoord? Zo ja, hoe was dat?

“De uitvoering heb ik destijds zelf gehoord, ja. Dat was best een hele bijzondere belevenis, heel anders als bij de première van werk in een concertzaal. Ik zat tegenover de kerk op een terrasje en wachtte tot mijn werk gespeeld werd. De manier waarop de stadsgeluiden van Tilburg, de stad waar ik zo van hou, versmelten met mijn werk gaven het een onverwachte extra lading!”

– Is het gegeven dat een beiaard een instrument is dat te horen is in de openbare ruimte van invloed geweest op het componeren van je vrije werk voor de beiaardautomaat? Of heb je daar helemaal niet bij stilgestaan?

“Het feit dat het instrument in de openbare ruimte te horen is, is zeker van invloed geweest op het maken van de compositie. Niet voor niets heet het stuk Festina Lente!”

– Waarin schuilt volgens jou het specifieke of eigene van een beiaard? En wat maakt de beiaard onmisbaar?

“Dat het instrument letterlijk en figuurlijk zo midden in de gemeenschap staat is uniek. En natuurlijk zijn er weinig instrumenten die zo ongelofelijk imposant zijn, qua klank, draagkracht en afmeting. Ik zie het zelf als een belangrijk element van onze identiteit als Tilburger.”

Continue reading...

Janno den Engelsman (CV)

Janno den Engelsman studeerde orgel, klavecimbel en kerkmuziek aan het Utrechts Conservatorium. Na deze studie volgde hij privé-lessen bij de organist Liuwe Tamminga in Bologna. Hij won prijzen op orgelconcoursen in Leiden (1996) en Nijmegen (2002) . In 2006 werd hem voor zijn muzikale werkzaamheden de Sakko Cultuurprijs voor Kunsten en Letteren toegekend.

Na het behalen van het Master-diploma in 2007 aan de Nederlandse Beiaardschool in Amersfoort, volgde hij aanvullende beiaardcursussen bij Geert D'hollander. Van 2009 tot 2013 was hij bestuurslid van de Nederlandse Klokkenspel Vereniging. Hij concerteerde o.m. in de Verenigde Staten en Polen. Als beiaardier speelde hij bij het Festival Oude Muziek in Utrecht. Janno den Engelsman is organist-titularis van de Gertrudiskerk in Bergen op Zoom en stadsbeiaardier van Middelburg, Bergen op Zoom en Zierikzee.

Continue reading...

Wim Van den Broeck (CV)

Wim Van den Broeck (1974) startte op volwassen leeftijd met muziekstudies voor orgel en beiaard. Orgel studeerde hij bij Carl Van Eyndhoven en Luc De Winter. Beiaard studeerde Wim vanaf 2008 bij Teun Michiels in de academie voor muziek en woord te Diest en vervolgens in de Koninklijke beiaardschool te Mechelen waar hij les kreeg van Eddy Mariën (beiaardliteratuur- campanologie), Erik Vandevoort (harmonie en compositie) en improvisatie bij Tom Van Peer en aldaar afstudeerde in 2013. In zijn thuisgemeente Meerhout kreeg Wim de gemeentelijke cultuurprijs uitgereikt in 2013 voor zijn diverse muzikale verdiensten. Wim is momenteel beiaardier in Diest, Genk en Peer en organist te Meerhout en Laakdal.

Continue reading...

Muzikale duizendpoot Frans Kerkhofs: “Voor de beiaard kun je geen muziek schrijven met moeilijke ritmes”

 Elke zaterdag – van ‘s morgens acht uur tot ‘s avonds acht uur – is zijn werk momenteel te horen via de Tilburgse beiaardautomaat. De Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard vroeg componist Frans Kerkhofs om gedurende de maand februari de ‘hele-uurs’-composities te maken. En dat deed hij maar al te graag. Zoals hij ook voor heel veel andere instrumenten graag muziek schrijft. Een kleine duik in Kerkhofs’ muzikale loopbaan levert ook allerlei interessante informatie op, zoals het feit dat hij vóór zijn 35-jarige loopbaan als muziekdocent in het voortgezet onderwijs werkzaam was in de elektrotechniek.

“Ik had altijd al liefde voor muziek en begon mijzelf te bekwamen in het piano spelen”, zegt hij. “Na enkele jaren groeide de behoefte om verder te gaan in de muziek. Ik ging serieus pianoles nemen op de muziekschool die verbonden was aan het Brabants Conservatorium. Na een toelatingsexamen op het conservatorium begon ik in 1968 met de opleiding AMV en kon ik mijn werk als elektrotechnicus vaarwel zeggen door aan de slag te gaan als muziekdocent.”

Zijn loopbaan als componist startte rond 1970, toen hij  aarzelend begon met het opschrijven van muziek. “Ik moest al snel wat professionele hulp gaan inroepen”, zegt Kerkhofs. “Ik kwam terecht op een cursus onder leiding van musicus-componist Henk Stoop die een ‘componisten-klasje’ had op de Tilburgse Muziekschool. Dit klasje zou later de basis vormen van De Vonk, een Tilburgs podium voor ‘ongehoorde’ muziek.”

Begin jaren zeventig raakte hij verslingerd aan beiaardmuziek, mede door “De komst van Joachim Stiller”, een film die gebaseerd was op het boek van de Vlaamse dichter Hubert Lampo. Kerkhofs: “In deze film hoort de hoofdpersoon in zijn mansarde een prachtig stuk beiaardmuziek dat mij persoonlijk diep raakte. Dit was voor mij dé aanleiding om een studie Beiaard te beginnen op de Amersfoortse Beiaardschool. Na circa twee jaar bonken op een zelfgemaakt beiaard-klavier – zonder klank! – was ik zo gedemotiveerd dat ik de dag na een concert op de toren van Amersfoort besloot om te stoppen met deze studie. Daarom is het wel heel prettig dat er nu gestudeerd kan worden met echte Beiaard-klanken.”

De opkomst van digitale techniek drong ook door in de muziekwereld, inclusief Kerkhofs, en op het conservatorium van Amsterdam kwam een speciale cursus ‘componeren met de computer’. “Dat was voor ons een uitdaging om daar iets mee te doen en al snel ontstonden er composities voor piano met ‘vorsetzer’, een apparaat dat op de pianoklavier werd geplaatst en digitaal werd aangestuurd, een soort pianola dus maar dan electronisch. Hierdoor werd het mogelijk om ‘onspeelbare ‘ muziek te componeren. Momenteel worden er zelfs vleugels gebouwd met ingebouwde elektronica.”

Intussen is Kerkhofs al zo’n 45 jaar actief als componist. Kortom, genoeg reden om hem een aantal vragen voor te leggen.

– Je zat op twee conservatoria, in Tilburg en Amsterdam, en volgde een opleiding aan de beiaardschool in Amersfoort. Hoe was dat om drie keer een pittige muziekopleiding te volgen?

“De lessen Algemene Muzikale Vorming op het conservatorium waren voor mij een uitermate plezierige periode. Eind jaren ’60 was de tijd voor opstand en rebellie en ik was toen als lid van de studentenvereniging erg betrokken bij allerlei culturele omslagen. De opleiding op de beiaardschool in Amersfoort heb ik na twee jaar beëindigd. Het studeren op een zelfgemaakt beiaard-klavier zonder klank – behalve het gebonk van hout op hout – was voor mij erg demotiverend. Gelukkig is het nu mogelijk om op klavieren te studeren die de werkelijke beiaardklank produceren. De éénjarige studie op het Amsterdamse conservatorium was vooral nogal technisch, maar muzikaal voor mij niet erg boeiend.”

– Wat zijn de belangrijkste dingen over muziek die je op de beiaardschool hebt geleerd?

“Motivatie is erg belangrijk om je doel te bereiken. Het ambachtelijke aspect van het bespelen van de beiaard sprak mij wel aan. Als beiaardier ben je een belangrijk ‘element’ in de sociale omgeving van een gemeente.”

– Hoeveel verschillende composities voor de beiaardautomaat heb je al gecomponeerd?

“Eén stuk voor de beiaard van de Sint-Jan in Den Bosch,  één stuk voor beiaard en trombone kwartet en negen kleine stukken voor beiaard-automaat.”

– Wat maakt het componeren voor de beiaard voor jou interessanter dan het componeren voor andere instrumenten?

“De fysieke aspecten van het spelen. Je moet hard werken met heel je lijf! Je moet bovendien voortdurend rekening houden met het lang doorklinken van de lagere tonen zodat de hoge klanken niet worden weggedrukt. Interessant is ook de typische werking van de boventonen: een grote terts met kleine terts als boventoon. En verder ook de beperking van het spelen van moeilijke ritmes, meerdere samenklanken en snellere reeksen.”

– Voor de beiaardautomaat van de Heikese kerk heb je vier korte muziekstukjes gecomponeerd. Hoe lastig is het om korte stukjes muziek voor de beiaard te componeren die samen minder dan twee minuten duren?

“Ik vond het componeren voor de korte stukjes niet moeilijk. Een stuk van één minuut beperkt je mogelijkheden natuurlijk wel. Beschouw het maar als een kort-en-bondige taalkundige samengestelde zin.”

– Geef je deze korte fragmenten ook nog een titel?

“Met een klein beetje fantasie heb je snel een aangepaste titel gevonden. Het uur-fragment dat de afgelopen week elke uur van de dag te horen was, omdat de beiaardier per ongeluk was vergeten om de automaat uit te zetten, heet ‘Walsje’ omdat het ook een walsje is!”

– Is het voor het eerst dat je dit soort korte fragmenten voor een beiaardautomaat hebt gemaakt?

“Ja, dit is voor mij de eerste keer. Voorheen was er voor de Tilburgse beiaard nog geen automaat.”

– Je werk bestaat grotendeels uit muziek voor kleine bezetting, zoals piano, accordeon, contrabas, gitaar, klarinet, kerkorgel en beiaard. Wat is je favoriete instrument?

“Ik heb geen specifieke voorkeur. Ik schrijf voor een heleboel verschillende bezettingen: big-band, harmonie-orkest, koperblaas 5-tet, strijkkwartet, trombone, trompet, klarinet, koorwerken, orgel-sopraan, piano,  piano-dwarsfluit, piano-cello, accordeon, twee accordeons, bajan-solo, bajan-altviool en verder alles wat zich aanbiedt.”

– In Tilburg trad je op voor Stichting de Vonk, een podium voor ongehoorde muziek. Wat was dat voor een muziek?

“Wij vonden dat de muziek die we destijds maakten echt nieuw was. Vandaar de term ‘ongehoorde’ muziek die we hiervoor gebruikten. Het was ook nieuw gecomponeerde muziek door mensen met een frisse kijk op hoe muziek zou kunnen klinken in die tijd. In plaats van ongehoord hadden we ook kunnen zeggen ‘nog nooit gehoord’. Mensen moesten zich afvragen ‘wat gebeurt hier?’. En dat was precies wat onze muziek deed.”

– Op internet noem je jezelf ‘onafhankelijk’ componist. Wat bedoel je precies met onafhankelijk? Dat je geheel zelfstandig bent?

“Onafhankelijk componist betekent in mijn geval dat ik nooit mijn brood heb moeten verdienen met het maken van muziek en dat ik geen inkomsten genereer, los van wat BUMA-kruimeltjes, met mijn muziek.”

Continue reading...

“Ik voel me Apollo die elke zaterdag van de Olympus afdaalt”

Composities die van hem te vinden zijn op YouTube zijn vaak net iets langer dan tien minuten. Het nummer getiteld ‘Aeternae Viam: Movement in Constancy’ bijvoorbeeld duurt iets meer dan dertien minuten. De jonge Tilburgse componist Vlad Chlek (25) woonde in West-Siberië, maar kwam naar Tilburg om aan de nieuwe conservatoriumopleiding Academy of Music and Performing Arts zijn muziekdiploma te halen. “Ik kreeg de kans om te studeren met één van mijn favoriete componisten, Anthony Fiumara, als docent. Dankzij Anthony heb ik ook de kans gekregen om korte stukken muziek te componeren voor de Tilburgse beiaard. Met de beiaard als instrument was ik overigens helemaal niet bekend. Daar heb ik me eerst heel goed in verdiept voordat ik begon met schrijven.”

Deze maand is muziek van Chlek te horen dankzij de korte uurstukken die hij componeerde voor de Tilburgse beiaard-automaat. Ofwel, voor ons reden om de componist een aantal vragen voor te leggen.

– Kun je kort iets vertellen over je muziek. Hoe omschrijf je deze het beste?

“Een leuke, interessante vraag, hoewel niet de makkelijkste. Het is altijd moeilijk om over je eigen kunst na te denken, want wanneer je het creëert komt het meestal van nature en denk je niet zoveel na over de kenmerken ervan. Ik kan zeker zeggen dat mijn muziek altijd anders is, omdat ik graag experimenteer met ideeën en concepten. Ook werk ik graag met ritme, dynamiek en intensiteit om een meer interessant en variabel geluid te krijgen. Mijn belangrijkste vraag voor mezelf wanneer ik iets maak luidt: ‘zou je het leuk vinden om te luisteren als het niet je werk was?’ Ik probeer daar altijd een positief antwoord op te krijgen.”

– Jouw muziek klinkt erg symfonisch en ook enigszins abstract. Is daar een speciale reden voor?

“Mijn muziek hangt af van concepten. In sommige van mijn werken wilde ik het gevoel van een ‘groot’ symfonisch geluid creëren. Maar ik heb ook stukken gemaakt voor solo-instrumenten en kleine ensembles zonder zo’n groot geluid. Over abstract gesproken – het is een vrij algemene term. Ik vind muziek op zichzelf een zeer abstracte kunst met eigen symbolische elementen. De meeste muzikale stukken kunnen met deze term omschreven worden als ze geen sterke associatie hebben met een eerdere culturele achtergrond.”

– Op internet kan ik stukken van jou vinden die langer zijn dat tien minuten. Prefereer jij langere stukken boven korte stukken?

“Voor mij is het eigenlijk handiger om te werken met langere vormen dan met korte. Ik vind het leuk om muzikale ideeën uit te breiden en deze door het hele werk heen door te ontwikkelen. Ik probeer  ook ruimte te geven voor een verplaatsing tussen verschillende dimensies en ik probeer uiteindelijk vast te leggen wat ze uiteindelijk zijn geworden. Mijn ‘standaard’ lengte van een compositie – in de meeste gevallen dus ongeveer zo’n tien minuten – leent zich prima voor dergelijke doeleinden.”

– Wie spelen er allemaal mee op je eigen opnamen of bespeel je alle instrumenten zelf?

“Al mijn opnamen tot nu toe zijn door mij gemaakt met DAW-software en met behulp van elektronische instrumenten, in sommige gevallen ook mijn stem. DAW staat voor Digital Audio Workstation. Hiermee kun je bijvoorbeeld muziek in de vorm van MIDI-data opnemen of handmatig invoeren en aanpassen. Ook kun je er bijna altijd geluid mee opnemen, zoals een zangpartij. De meeste moderne producers gebruiken deze software. Dus, in principe gaat het allemaal om geluidsontwerp nadat je klaar bent met het componeren van een stuk. Er gaat heel veel werk zitten in het aanbrengen van lagen en het mixen van instrumenten en het masteren.”

– Hoe ben je ooit begonnen als muzikant cq componist?

“Ik had al heel jong veel belangstelling voor muziek. Op mijn 13e kreeg ik mijn eerste gitaar, daarna was ik zanger in een band op de middelbare school. Grotere stappen als componist maakte ik in een ander bandje waarin ik speelde. Toen dat uit elkaar viel, was het moeilijk om mensen te vinden met dezelfde kijk op muziek als die ik heb. Ik besloot daarom dat ik niet van anderen afhankelijk wilde zijn wat betreft het maken van interessante muziek. Daarom begon ik lessen te volgen in een vak genaamd de Theorie van muziek. Dat veranderde alles. Het ontdekken van werken van componisten uit de eerste en tweede golf van Avantgarde-muziek heeft me volledig van gedachten doen veranderen over ‘klassieke’ muziek. Het was toen, dat ik besloot om ook componist te worden.”

– Hoe kwam het zover dat je korte muziekstukken bent gaan maken voor de Tilburgse beiaard?

“Mijn leraar aan het Tilburgse conservatorium, Anthony Fiumara, stuurde een bericht dat er een mogelijkheid was om te componeren voor de Tilburgse beiaard. Ik ben me toen eerst goed gaan verdiepen in dit instrument, omdat ik helemaal niets wist over carillons. Vervolgens ben ik aan het componeren geslagen. Ik sta namelijk altijd open voor nieuwe mogelijkheden. Ik daag mezelf graag uit en grijp elke kans om te componeren voor alle mogelijke instrumenten, ensembles, projecten, noem maar op.”

– Heb je je korte stukken voor de beiaard ook namen gegeven?

“In mijn werk worden de namen voor de stukken altijd als laatste bedacht. Meestal is dit echter een vrij onnodig onderdeel van je werk. Muziek is een eigen symbolisch systeem. Wanneer je dit probeert te verbinden met de syllabische wereld, snij je de ruimte voor verbeelding en individuele interpretatie uit de muziek. Dus, als er geen sterke behoefte is aan een contextuele link ervan is het, denk ik, beter om een muziekstuk naamloos te laten.”

– Wat is volgens jou zo speciaal aan het geluid van een beiaard?

“Een beiaard heeft een zeer helder geluid en kent ook een unieke reeks boventonen.”

– Op veel beiaarden in Nederland kun je tijdens de wekelijkse bespelingen Barok en Neo-Barok horen. Komen deze genres goed overeen met je eigen muziekstijl qua beweeglijkheid?

“Ik luister graag naar Barok-muziek en denk ook dat dit goed past in mijn muziekstijl, daar ik vaak gebruikmaak van polyfonie en een aantal methoden hiervan. Bij polyfonie, dat letterlijk ‘veel stemmen’ betekent, is er geen sprake van een hoofdmelodie die je gemakkelijk mee kunt zingen. In plaats daarvan zijn er meerdere, gelijkwaardige lijnen. Steeds krijgt een andere even de aandacht. Hierdoor heeft polyfone muziek een rijke klank: het is een levendige wirwar van verschillende melodieën. Zo klinkt een beiaard ook.”

– Hoe is het om je muziek elke zaterdag letterlijk uit de hemel te horen neerdalen?

“Oh, ik voel me nu alsof Apollo elke zaterdag van Olympus afdaalt om de echte muziek aan deze plek te geven. En ik wil sorry zeggen tegen iedereen die mijn compositities vervelend vinden.”

– Waar kom je oorspronkelijk vandaan en hoe ben je in Tilburg beland?

“Ik ben geboren in Rusland. West-Siberië om precies te zijn. Ik moest een conservatorium in Nederland uitkiezen om hier te kunnen studeren. Zo ben ik vanzelf in Tilburg terechtgekomen omdat ik een voorkeur had voor Anthony Fiumara als hoofddocent. Ik vind Anthony een geweldige componist en we hebben een sterk gemeenschappelijke blik op muziek. Het was echt een mooie gelegenheid om bij hem te gaan studeren, omdat hij nog maar net werkzaam was als docent aan de nieuwe conservatoriumopleiding Academy of Music and Performing Arts.”

– Hoe heb je het voor elkaar gekregen dat je uit Nederlandse conservatoria kon kiezen?

“Al geruime tijd voordat ik auditie deed op conservatoria woonde ik al in Nederland. Ik hoefde alleen nog voor Tilburg als studieplek te kiezen.”

 

Luister naar werk van Vlad Chlek op YouTube: https://www.youtube.com/user/Linkraaaaawr

Luister naar werk van Vlad Chlek op Facebook: https://www.facebook.com/vladchlek

Continue reading...

Muziekdocent en maker van het beiaardlied Harry Swinkels: “Voor ‘beiaard’ bestaat geen Tilburgs woord”

Deze maand kreeg Tilburg er een nieuw vrolijk lied bij in Tilburgs dialect, speciaal voor kinderen geschreven: het lied getiteld ‘Fèfteg klòkke (onzen beiaard)‘. Tekstschrijver, componist en muziekdocent Harry Swinkels (1958) nam er de tijd voor, want tekstueel moest alles kloppen. Een probleem waar de maker van het lied al snel tegenaan liep, was de juiste vertaling van het Nederlandse woord ‘beiaard’. In het Tilburgs dialect bleek er nog geen woord voor beiaard te bestaan. Het gebruik van het Nederlandse woord ‘beiaard’ bleef daardoor in het lied gehandhaafd.

Afgelopen maanden werd samen met de Stichting Tilburgse Taol flink aan de tekst geschaafd om toch een goede vertaling te krijgen. De beiaardcommissie, elke zaterdag zetelend in brasserie en biercafé Anvers, fungeerde daarbij als gewillig klankbord en luisterend oor.

– Hoe tevreden ben je met het eindresultaat?

“Heel tevreden. Het is aardig gelukt om een hoop informatie om te zetten in begrijpelijke taal voor kinderen en dat in de vorm van een liedje te gieten dat niet te moeilijk is en goed in het gehoor ligt.”

– Wat was het meest lastige aan het lied: het componeren van de muziek, de toevoeging van het beiaardgeluid of de vertaling van de tekst in Tilburgs dialect?

“Geen van drieën. Het meest lastige was om een keuze te maken uit de informatie die ik over de beiaard had gekregen. Ik kon niet alles in het lied kwijt en strepen wat er niet meer in kon was het lastigst.”

– Hoe verliep de samenwerking met de Stichting Tilburgse Taol?

“Ik werk al sinds het begin van Kènderkwèèk namens Factorium met de Stichting Tilburgse Taol samen. Die stichting kwam dertien jaar geleden naar naar ons toe met de vraag of we het dialect weer meer onder de aandacht van kinderen konden brengen met behulp van liedjes. We hebben eerst bestaande dialectliedjes gebruikt, maar die waren te ouderwets om de kinderen te kunnen boeien. Vervolgens zijn we nieuwe liedjes gaan maken over allerlei Tilburgse onderwerpen, zoals Willem II, de kermis, de Piushaven, het draaiend huis, Peerke Donders en nu dus de beiaard. Naast het componeren van tekst en muziek en het opnemen van de liedjes zit ik in de organisatie van Kènderkwèèk en ga ik naar de deelnemende basisscholen om de liedjes aan te leren.”

– In de eerste versie van het lied werd beiaard vertaald als ‘bèjaard’. Toch werd het in de eindversie gewoon beiaard. Bestaat er niet echt een Tilburgs woord voor beiaard?

“Het Tilburgs kent inderdaad geen eigen woord voor beiaard. Om het dan toch op z’n Tilburgs te spellen komt wat geforceerd over. Daarom is uiteindelijk gekozen voor de normale ABN-spelling.”

– Het lied begint met het bekende Big Ben klokkenmotief. Dat is ook te horen bij het begin van elk refrein. Waarom heb je dit motief gebruikt voor het lied?

“Het is een clichémotief dat ook de kinderen direct herkennen. De woorden beiaard en carillon moet je ze uitleggen, maar dat motiefje is al bekend. Dat maakt het zingen van het refrein (wat in dit geval met het motiefje begint) al meteen makkelijk en vertrouwd.”

– Wie speelt er in het lied eigenlijk op het carillon?

“Ik speel zelf de complete begeleiding, dus ook de carillon-partij. Maar er is geen echt carillon te horen. Ik speel op een digitale piano alle instrumentenpartijen in en die worden in een computerprogramma met elkaar en met de zang gemixt.”

– Bestaat de Tilburgse beiaard ook echt uit vijftig klokken?

“Dat is één van de vragen die bij het lesmateriaal horen, dus die verklap ik nu al een beetje. Het juiste antwoord is ja èn nee. Formeel bestaat de beiaard uit 48 klokken. Maar van de vijf luidklokken die ook in de toren hangen worden er twee tevens voor de beiaard gebruikt. Zodoende wordt er echt met 50 klokken muziek gemaakt.”

– In het lied zit ook een zogenaamde brug. Wat is dat precies en waarom was deze nodig?

“Een (pop)liedje bestaat meestal uit meerdere coupletten die steeds gevolgd worden door een refrein. Aan het einde wordt dat refrein vaak herhaald. Vóór die herhaling kan er dan een ‘brug’ zitten die helemaal anders klinkt dan de andere stukjes uit het lied. Daar kan tekstueel nog iets belangrijks gemeld worden en muzikaal kan het naar een andere toonsoort moduleren zodat het laatste refrein een toontje hoger klinkt, dus niet precies hetzelfde als de vorige keren.”

– Behalve een lied is er ook lesmateriaal gemaakt over de beiaard. In het opdrachtenblad voor de kinderen zitten negen vragen. Waarom negen?

“Heel praktisch: toen was het A-viertje vol. Het hadden er net zo goed 7 of 11 kunnen zijn. Het leerlingenblad is altijd dubbelzijdig: op de voorkant staat de liedtekst en achterop één of meer opdrachten. Nu was dat een vragenlijst, maar dat kan ook iets anders zijn, bijvoorbeeld een fotospeurtocht zoals in het dialectlied over de Spoorzône.”

– Wat is volgens jou de leukste vraag?

“Ik vind de vragen over de vroegere en huidige locatie van de beiaard in Tilburg het leukst, want ik wist zelf niet dat dat eerst een andere was.”

Continue reading...

Muzikale duizendpoot Frans Kerkhofs: “Als beiaardier moet je hard werken met heel je lijf”

Elke zaterdag – van ‘s morgens acht uur tot ‘s avonds acht uur – is zijn werk momenteel te horen via de Tilburgse beiaardautomaat. De Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard vroeg componist Frans Kerkhofs om gedurende de maand februari de ‘hele-uurs’-composities te maken. En dat deed hij maar al te graag. Zoals hij ook voor heel veel andere instrumenten graag muziek schrijft. Een kleine duik in Kerkhofs’ muzikale loopbaan levert ook allerlei interessante informatie op, zoals het feit dat hij vóór zijn 35-jarige loopbaan als muziekdocent in het voortgezet onderwijs werkzaam was in de elektrotechniek.

“Ik had altijd al liefde voor muziek en begon mijzelf te bekwamen in het piano spelen”, zegt hij. “Na enkele jaren groeide de behoefte om verder te gaan in de muziek. Ik ging serieus pianoles nemen op de muziekschool die verbonden was aan het Brabants Conservatorium. Na een toelatingsexamen op het conservatorium begon ik in 1968 met de opleiding AMV en kon ik mijn werk als elektrotechnicus vaarwel zeggen door aan de slag te gaan als muziekdocent.”

Zijn loopbaan als componist startte rond 1970, toen hij  aarzelend begon met het opschrijven van muziek. “Ik moest al snel wat professionele hulp gaan inroepen”, zegt Kerkhofs. “Ik kwam terecht op een cursus onder leiding van musicus-componist Henk Stoop die een ‘componisten-klasje’ had op de Tilburgse Muziekschool. Dit klasje zou later de basis vormen van De Vonk, een Tilburgs podium voor ‘ongehoorde’ muziek.”

Begin jaren zeventig raakte hij verslingerd aan beiaardmuziek, mede door “De komst van Joachim Stiller”, een film die gebaseerd was op het boek van de Vlaamse dichter Hubert Lampo. Kerkhofs: “In deze film hoort de hoofdpersoon in zijn mansarde een prachtig stuk beiaardmuziek dat mij persoonlijk diep raakte. Dit was voor mij dé aanleiding om een studie Beiaard te beginnen op de Amersfoortse Beiaardschool. Na circa twee jaar bonken op een zelfgemaakt beiaard-klavier – zonder klank! – was ik zo gedemotiveerd dat ik de dag na een concert op de toren van Amersfoort besloot om te stoppen met deze studie. Daarom is het wel heel prettig dat er nu gestudeerd kan worden met echte Beiaard-klanken.”

De opkomst van digitale techniek drong ook door in de muziekwereld, inclusief Kerkhofs, en op het conservatorium van Amsterdam kwam een speciale cursus ‘componeren met de computer’. “Dat was voor ons een uitdaging om daar iets mee te doen en al snel ontstonden er composities voor piano met ‘vorzetszer’, een apparaat dat op de pianoklavier werd geplaatst en digitaal werd aangestuurd, een soort pianola dus maar dan electronisch. Hierdoor werd het mogelijk om ‘onspeelbare ‘ muziek te componeren. Momenteel worden er zelfs vleugels gebouwd met ingebouwde elektronica.”

Intussen is Kerkhofs al zo’n 45 jaar actief als componist. Kortom, genoeg reden om hem een aantal vragen voor te leggen.

– Je zat op twee conservatoria, in Tilburg en Amsterdam, en volgde een opleiding aan de beiaardschool in Amersfoort. Hoe was dat om drie keer een pittige muziekopleiding te volgen?

“De lessen Algemene Muzikale Vorming op het conservatorium waren voor mij een uitermate plezierige periode. Eind jaren ’60 was de tijd voor opstand en rebellie en ik was toen als lid van de studentenvereniging erg betrokken bij allerlei culturele omslagen. De opleiding op de beiaardschool in Amersfoort heb ik na twee jaar beëindigd. Het studeren op een zelfgemaakt beiaard-klavier zonder klank – behalve het gebonk van hout op hout – was voor mij erg demotiverend. Gelukkig is het nu mogelijk om op klavieren te studeren die de werkelijke beiaardklank produceren. De éénjarige studie op het Amsterdamse conservatorium was vooral nogal technisch, maar muzikaal voor mij niet erg boeiend.”

– Wat zijn de belangrijkste dingen over muziek die je op de beiaardschool hebt geleerd?

“Motivatie is erg belangrijk om je doel te bereiken. Het ambachtelijke aspect van het bespelen van de beiaard sprak mij wel aan. Als beiaardier ben je een belangrijk ‘element’ in de sociale omgeving van een gemeente.”

– Hoeveel verschillende composities voor de beiaardautomaat heb je al gecomponeerd?

“Eén stuk voor de beiaard van de Sint-Jan in Den Bosch,  één stuk voor beiaard en trombone kwartet en negen kleine stukken voor beiaard-automaat.”

– Wat maakt het componeren voor de beiaard voor jou interessanter dan het componeren voor andere instrumenten?

“De fysieke aspecten van het spelen. Je moet hard werken met heel je lijf! Je moet bovendien voortdurend rekening houden met het lang doorklinken van de lagere tonen zodat de hoge klanken niet worden weggedrukt. Interessant is ook de typische werking van de boventonen: een grote terts met kleine terts als boventoon. En verder ook de beperking van het spelen van moeilijke ritmes, meerdere samenklanken en snellere reeksen.”

– Voor de beiaardautomaat van de Heikese kerk heb je vier korte muziekstukjes gecomponeerd. Hoe lastig is het om korte stukjes muziek voor de beiaard te componeren die samen minder dan twee minuten duren?

“Ik vond het componeren voor de korte stukjes niet moeilijk. Een stuk van één minuut beperkt je mogelijkheden natuurlijk wel. Beschouw het maar als een kort-en-bondige taalkundige samengestelde zin.”

– Geef je deze korte fragmenten ook nog een titel?

“Met een klein beetje fantasie heb je snel een aangepaste titel gevonden. Het uur-fragment dat de afgelopen week elke uur van de dag te horen was, omdat de beiaardier per ongeluk was vergeten om de automaat uit te zetten, heet ‘Walsje’ omdat het ook een walsje is!”

– Is het voor het eerst dat je dit soort korte fragmenten voor een beiaardautomaat hebt gemaakt?

“Ja, dit is voor mij de eerste keer. Voorheen was er voor de Tilburgse beiaard nog geen automaat.”

– Je werk bestaat grotendeels uit muziek voor kleine bezetting, zoals piano, accordeon, contrabas, gitaar, klarinet, kerkorgel en beiaard. Wat is je favoriete instrument?

“Ik heb geen specifieke voorkeur. Ik schrijf voor een heleboel verschillende bezettingen: big-band, harmonie-orkest, koperblaas 5-tet, strijkkwartet, trombone, trompet, klarinet, koorwerken, orgel-sopraan, piano,  piano-dwarsfluit, piano-cello, accordeon, twee accordeons, bajan-solo, bajan-altviool en verder alles wat zich aanbiedt.”

– In Tilburg trad je op voor Stichting de Vonk, een podium voor ongehoorde muziek. Wat was dat voor een muziek?

“Wij vonden dat de muziek die we destijds maakten echt nieuw was. Vandaar de term ‘ongehoorde’ muziek die we hiervoor gebruikten. Het was ook nieuw gecomponeerde muziek door mensen met een frisse kijk op hoe muziek zou kunnen klinken in die tijd. In plaats van ongehoord hadden we ook kunnen zeggen ‘nog nooit gehoord’. Mensen moesten zich afvragen ‘wat gebeurt hier?’. En dat was precies wat onze muziek deed.”

– Op internet noem je jezelf ‘onafhankelijk’ componist. Wat bedoel je precies met onafhankelijk? Dat je geheel zelfstandig bent?

“Onafhankelijk componist betekent in mijn geval dat ik nooit mijn brood heb moeten verdienen met het maken van muziek en dat ik geen inkomsten genereer, los van wat BUMA-kruimeltjes, met mijn muziek.”

Continue reading...