“De beiaard is een belangrijk element van onze identiteit als Tilburger”

Foto: Anne Peters

Zijn eerste compositie voor saxofoon schreef hij tijdens zijn studie in Tilburg voor een studiegenoot, nu 22 jaar geleden. Compositieles kreeg de Tilburgse saxofonist en componist Andreas van Zoelen (1978) van Alexandre Hrisanide, volgens Van Zoelen een groot mens, waar hij veel van leerde, vooral wat de structuur van een compositie betreft. Tot zijn leermeesters behoort ook de in 2016 overleden Jan van Dijk, de man die naam maakte als musicus, componist en dirigent en als docent actief was aan het Brabants conservatorium. Van hem leerde hij vooral de importantie van het componeren van een melodie die rechtstreeks uit het hart komt. “Ik ben deze mentoren ongelooflijk dankbaar voor wat ze mij op mijn pad meegaven”, zegt hij terugblikkend op zijn studietijd.

In Duitsland zette Van Zoelen zijn studie als saxofonist voort bij Carina Raschèr, dochter van de saxofoonpionier Sigurd Raschèr. Van Zoelen speelde vervolgens alle grote solo’s uit het repertoire voor symfonieorkesten met orkesten als de Berliner Philharmoniker, onder de beroemde dirigent Sir Simon Rattle. Daarnaast werkte hij samen met beroemde musici als Stewart Copeland, bekend van de Britse band The Police, Daniel Kientzy en Markus Stockhausen.

Van Zoelens muzikale loopbaan bestaat inmiddels uit een vrij lange lijst hoogtepunten. Zo musiceerde hij ook bij het Beethoven Orchester in Bonn, het Brandenburgs Staats Symfonieorkest, het Noord Nederlands Orkest Groningen en het Limburgs Symfonie orkest onder chef Ed Spanjaard. In 2002 won hij zijn eerste grote prijs, de zogenaamde ‘Jacques de Leeuw’ Jong Top Talent prijs.

In 2013 trad hij toe tot Edition Sax, een project dat zich richt op het uitvoeren van werken uit de begintijd van de saxofoon. Concerten van dit ensemble vonden onder meer plaats in het MIM in Brussel en tijdens het Nederlands Saxofoon Festival in 2014. In datzelfde jaar zou hij ook als tenorsaxofonist toetreden tot het befaamde Raschèr Saxophone Quartet, dat wereldwijd optreedt in beroemde zalen als de Carnegie Hall New York, de Royal Festival Hall London, de National Concert Hall Taipei en het Concertgebouw in Amsterdam.

Een bijzonder project op Van Zoelens CV is verder het inmiddels al vijftien jaar lopende muziekprogramma ‘l’Histoire du Sax’, waarvoor hij composities bij elkaar zocht uit alle fases van de saxofoonmuziek. Doel van het project is om het publiek deelgenoot te maken van een bijzondere muzikale reis door het verleden van het blaasinstrument. Zo speelde Van Zoelen oude themavariaties uit 1845, impressionistische klanken uit het begin van de 20e eeuw, salonmuziek uit de tijd van de Roaring Twenties, de kleurrijke muziek uit de jaren ’50 en de meest actuele muziek voor saxofoon die maar voor handen is. In een interview met deze site zegt hij over het betreffende project: “Het publiek is tijdens zo’n avondvullend programma altijd enorm enthousiast. Het mooie aan het project is ook dat, naarmate mijn saxofooncollectie groter wordt, je steeds weer andere accenten kunt leggen en recente aanwinsten kunt delen met het publiek.”

Tegenwoordig is Van Zoelen hoofdvakdocent klassiek saxofoon aan de Academy of Music and Performing Arts in Tilburg en geldt hij als autoriteit op het gebied van de geschiedenis van zijn instrument. Zijn omvangrijke verzameling saxofoons bestaat al uit krap honderd oude saxofoons. Een boek dat hij schreef over de geschiedenis van de saxofoon in Nederland zou uitgroeien tot een standaardwerk onder beroepsgenoten. Voor de Stichting Vrienden van de Tilburgse Beiaard was Van Zoelens CV reden genoeg om de componist te vragen vrij werk te schrijven voor de beiaardautomaat.

– Hoe oud was je toen je muziek ging studeren en waarom saxofoon?

“Ik was zes jaar oud toen ik begon met saxofoon spelen, toen aan de Tilburgse Dans- en Muziekschool in de Tivolistraat. Ik heb indertijd erg getwijfeld tussen klarinet en saxofoon, maar weet nog precies hoe onder de indruk ik was, toen ik voor de eerste keer een saxofoonkoffer open zag gaan. Alleen al optisch was het een geweldig instrument. En toen bleek het ook nog fantastisch te klinken! Als ik tegenwoordig een saxofoon voor mijn collectie vind, voel ik me iedere keer weer dat jongetje van zes jaar. Toen ik veertien was begon ik lessen te volgen aan het conservatorium via de gedecentraliseerde vooropleiding, zoals dat toen heette. Een geweldige constructie. Ik heb in de tien jaar die ik uiteindelijk op het conservatorium studeerde daardoor ontzettend veel kunnen en mogen leren.

– Kom je ook uit een muzikale familie?

“Ik stam inderdaad uit een muzikale familie. Mijn vader speelde mondharmonica en slagwerk, mijn moeder zong. Mijn ouders hebben hard gewerkt zodat wij, de kinderen, allemaal muziekles konden volgen. Mijn broer speelt basgitaar, mijn zus klarinet.”

– Je geldt als een autoriteit op het gebied van de geschiedenis van de saxofoon. Daar heb je zelfs een boek over geschreven. Is de saxofoon als instrument veel veranderd sinds Adolph Sax in 1841 een eerste officiële auditie van zijn creatie gaf?

“De saxofoon is zeker sterk veranderd in al die jaren. Oorspronkelijk is het instrument bedacht voor het symfonieorkest, waar het een brug moest slaan in de instrumentatie tussen strijkers en blazers. Daarnaast was dezelfde rol voor het instrument weggelegd in de militaire muziek waar het hout- en koperblazers met elkaar moest verbinden. Als je op de oorspronkelijke Adolphe Sax-instrumenten uit mijn collectie speelt, voel en hoor je heel goed wat het oorspronkelijke concept was. Door allerlei omstandigheden en ontwikkelingen zijn we daar een heel eind van weggeraakt, wat deels toch wel jammer is.”

– Ik las verder op je site dat je saxofoons verzamelt. Hoeveel heb je er al en zitten er bijzondere exemplaren tussen?

“Mijn collectie bestaat ondertussen uit 98 instrumenten, waaronder tien van Adolphe Sax, de uitvinder van de saxofoon.”

– Je bent tenorsaxofonist van het Raschèr Saxophone Quartet, waarmee je in heel de wereld optreedt in grote concerthallen. Dat kwartet bestaat al sinds 1969. Hoe is het om onderdeel te zijn van dit gerenommeerde gezelschap?

“Het is een grote eer deel uit te mogen maken hiervan. Dit jaar viert het ensemble zijn 50-jarig bestaan, een speciaal moment dus voor het kwartet. Een dirigent zei recent tegen ons dat de traditie en de gravitas van vijftig jaar samen musiceren bijna tastbaar is in de klank. Dat is een mooi compliment. Dit verleden is kostbaar en geeft ons enorm veel. Tegelijkertijd voel ik ook een grote verantwoordelijkheid de traditie te behoeden en klaar te maken voor weer de volgende generatie. Verder is het een hele mooie opgave steeds weer nieuwe werken die voor ons geschreven worden met orkesten en koren over de hele wereld te spelen. Onze volgende reis gaat naar Florida en New York, met daartussen een stop in Havanna, Cuba.”

– Voor het kwartet werden door meer dan tweehonderd componisten muziekstukken geschreven. Zitten daar ook beroemde componisten tussen?

“Componisten die voor ons geschreven hebben zijn mensen als Philip Glass, Mauricio Kagel, Sofia Gubaidulina, Luciano Berio, Tristan Keuris, Charles Wuorinen en Iannis Xenakis. Daar staan beroemde namen tussen!”

– Als solist speelde je uiteenlopende stukken met meer dan twintig orkesten. Wat was je meest memorabele optreden vind je zelf?

“Ieder project heeft zijn eigen mooie herinneringen. Het is daarom moeilijk om er eentje uit te halen. In ieder geval vond ik de première van het werk dat Bernard van Beurden voor mij schreef voor baritonsaxofoon en harmonieorkest een memorabele afsluiting van een mooi traject. Daarnaast heb ik geweldige herinneringen aan de samenwerking met ons eigen Tilburgse Magogo Kamerorkest in de Concertzaal in 2007. Ook een hoogtepunt was de première van het concert voor bas-saxofoon van de Duitse componist Stefan Thomas, dat ik met het orkest in het Duitse Karlsruhe speelde.”

– Veel mensen associëren de saxofoon automatisch met jazz. Zijn saxofoons eigenlijk ook geschikt om er klassieke muziek op te spelen?

“Saxofoons zijn niet alleen maar geschikt om in de klassieke muziek te functioneren, ze zijn er zelfs voor bedoeld. Doordat het instrument werd opgenomen in de jazzmuziek nam het een enorme vlucht, wat natuurlijk geweldig is. Het komt ook door de uitgesproken kameleontische eigenschappen dat het instrument zo breed inzetbaar is. Iets dat ik enorm aan de saxofoon waardeer.”

– Als componist timmer je ook aardig aan de weg. Hoeveel composities staan er eigenlijk al op je naam en wanneer schreef je je eerste compositie voor de saxofoon?

“Mijn recente werk voor de beiaard is opus 101. Mijn eerste compositie, ook mijn eerste compositie voor saxofoon, schreef ik tijdens mijn studie in Tilburg, voor een studiegenoot, nu 22 jaar geleden. Ik kreeg compositieles van Alexandre Hrisanide, een groot mens, waar ik veel van leerde, zeker qua structuur. Later kwam ik bij Jan van Dijk, die mij de importantie van melodie aan het hart legde. Ik ben deze mentoren ongelooflijk dankbaar voor wat ze mij op mijn pad meegaven.”

– Je schreef veel werken voor saxofoon-kwartetten en saxofoon-ensembles. Is dat veel anders dan componeren voor een groot orkest?

“Hoe kleiner je ensemble is, hoe meer je moet nadenken over de essentie van wat je aan het schrijven bent. Vaak is dat heel gezond, maar inderdaad ook wel eens moeilijker als het schrijven voor een heel orkest!”

– Een Duitse recensent schreef over een compositie die je maakte voor sopraan-saxofoon dat het een heerlijke klankstudie was met nauw wrijvende dissonanties, stralende geluidswolken en ‘pulserende tutti’. Zelfs tangomelodieën waren erin te horen. Ben je een groot liefhebber van de tango?

“Ik ben niet specifiek een liefhebber van tangomuziek, maar in dat werk zijn daar wel flarden van te horen.”

– Je hebt ook variaties op het Wilhelmus geschreven voor concertbands en harmonie. Waarom dat?

“Klopt. Eigenlijk was dit een ode aan verschillende componisten die mij inspireerden.”

– Je bent verder de spil in een avondvullend programma rond de geschiedenis van de saxofoon. In het programma wordt een beeld gegeven van alle fases die het instrument in haar groei heeft doorlopen: van themavariaties uit 1845 tot de nieuwste muziek voor de saxofoon van nu. Je speelt daarbij ook steeds op een andere saxofoon. Hoe is het om zo’n programma samen te stellen en op al die verschillende saxofoons te spelen?

“Het programma ‘L’Histoire du Sax’, dat ik al 15 jaar doe met pianist Martien Maas, is een van mijn favoriete projecten! Het is geweldig om op al die verschillende instrumenten uit mijn collectie te spelen, en te voelen hoe het instrument tot zijn recht komt in zijn oorspronkelijke muzikale omgeving. Daarnaast is het fantastisch om die boog te laten horen van de eerste instrumenten, de doorontwikkeling en de huidige saxofoons in hun repertoire. Ik speel aan het eind van dat programma altijd nieuwe muziek die voor mij geschreven is, en altijd is het publiek er enorm enthousiast over. Ik weet zeker dat het komt omdat je als luisteraar op deze manier alles in een kader kunt plaatsen, iets dat essentieel is. Het mooie aan het project is ook dat, naarmate de collectie uitbreidt, je steeds weer andere accenten kunt leggen en recente aanwinsten kunt delen met het publiek.”

– Deze week is in Tilburg het Nederlands Saxofoon Festival weer begonnen. Daar ben jij een van de organisators van. Het festival duurt maar liefst tien dagen. Komen daar ook veel mensen kijken en luisteren en masterclasses bezoeken? En treedt jijzelf ook op?

“Het Nederlands Saxofoon Festival is mijn geesteskind. In 2014 organiseerde ik de eerste editie. Daar was veel internationale aandacht voor. Ook dit keer hoop ik daar natuurlijk op. Uiteraard treed ik zelf op, bijvoorbeeld tijdens het concert op 8 januari in de concertzaal, waar wij als Raschèr Saxophone Quartet als solist te gast zijn bij Philharmonie zuidnederland.”

– Toen ik je uitnodigde voor een interview meldde je me dat je zo’n 17 jaar geleden al eens een werk voor de Tilburgse beiaard schreef op initiatief van je compositieleraar Jan van Dijk, de toenmalige voorzitter van de beiaardcommissie. Was je ook tevreden met de compositie van toen?

“Ja, dat werk heette ‘Knocking at the gates of Heaven’. Op zich was ik wel tevreden. Ik had een structuur opgezet die werkte zoals ik wilde, en dankzij de uitgebreide uitleg van de stadsbeiaardier Carl Van Eyndhoven, met wie ik een uur in de toren zat, was de invulling wat ik ervan verwachtte. Het stuk was goed speelbaar, maar tegelijkertijd was ik wel steeds op zoek naar manieren om me beter uit te drukken, meer kleuren te vinden in de instrumenten waarvoor ik schrijf, en structuren nog beter te ontwerpen. We leven in een prachtige wereld, en dankzij de huidige technologie is een schat aan informatie ontsloten. Wat alleen wel tragisch is, is dat we als mens, als wezen, door de eeuwen heen veel verloren hebben waar het gaat om beleving, subtiliteit en intuïtie. En contact, niet in laatste plaats met onszelf. Veel ‘denkaanzetten’ liggen voor mij verscholen in muziek. Het is bijna een geheimtaal, een codex. Maar het geheim is dat we deze taal allemaal begrijpen, we moeten alleen het kanaal vinden!”

– Heb je de uitvoering van je compositie voor de beiaard van destijds ook zelf gehoord? Zo ja, hoe was dat?

“De uitvoering heb ik destijds zelf gehoord, ja. Dat was best een hele bijzondere belevenis, heel anders als bij de première van werk in een concertzaal. Ik zat tegenover de kerk op een terrasje en wachtte tot mijn werk gespeeld werd. De manier waarop de stadsgeluiden van Tilburg, de stad waar ik zo van hou, versmelten met mijn werk gaven het een onverwachte extra lading!”

– Is het gegeven dat een beiaard een instrument is dat te horen is in de openbare ruimte van invloed geweest op het componeren van je vrije werk voor de beiaardautomaat? Of heb je daar helemaal niet bij stilgestaan?

“Het feit dat het instrument in de openbare ruimte te horen is, is zeker van invloed geweest op het maken van de compositie. Niet voor niets heet het stuk Festina Lente!”

– Waarin schuilt volgens jou het specifieke of eigene van een beiaard? En wat maakt de beiaard onmisbaar?

“Dat het instrument letterlijk en figuurlijk zo midden in de gemeenschap staat is uniek. En natuurlijk zijn er weinig instrumenten die zo ongelofelijk imposant zijn, qua klank, draagkracht en afmeting. Ik zie het zelf als een belangrijk element van onze identiteit als Tilburger.”

Continue reading...

“Ik heb helemaal niets met schlagermuziek of de muziek van UB40”

Foto: G. van der Heyden

Recensenten vergeleken het werk van de Tilburgse gitarist en componist Frank Crijns (1960) met dat van muzikale grootheden als Brian Eno en Frank Zappa. Vooral over de vergelijking met de laatste, de man met dezelfde voornaam, valt veel te zeggen. Crijns zelf is er in elk geval zeer vereerd mee. Net als wijlen Zappa is Crijns een opvallend eigenzinnige muzikant en componist die dankzij de freejazz-invloeden van Zappa voortdurend aan het experimenteren en improviseren is. Over zijn muziek zei de Tilburger ooit in een interview: “Het gaat bij mij altijd om ritme, gelaagdheid en pulse. Ik hou namelijk van actie.”

Als muzikant en componist werkte hij samen met muzikanten als Fred Frith, Elliott Sharp, Tim Hodgkinson, Pavel Fajt en de Tilburgse muzikant Jacq Palinckx. Componeren doet hij al sinds 1985, het jaar waarin hij nog op de muziekschool in Tilburg zat in het compositieklasje van muziekdocent Henk Stoop. In hetzelfde klasje zaten ook andere Tilburgse componisten in opleiding, waaronder Jacq Palinckx, Frans Kerkhofs en Fons Mommers. Na de muziekschool ging hij naar het conservatorium, niet in Tilburg, maar in Rotterdam, alwaar het muziekonderwijs beter aansloot bij zijn achtergrond van free-jazz en natuurlijk Frank Zappa.

Samen met Dirk Bruinsma richtte hij de groep Blast op, waarmee hij meerdere albums opnam in verschillende bezettingen. Als componist werkte hij voor groepen als het Attacca slagwerkensemble, het Nederlands Balletorkest, het Trio Nu, het Quasar en Koh-I-Noor saxofoonkwartetten, het Fluittrio Tegenwind en vele anderen. Bekendheid kreeg hij bovendien als componist van hedendaagse nieuwe muziek en geïmproviseerde muziek. In 2015 bracht Crijns de door recensenten veelbesproken cd ‘[B]One’ uit, een plaat met voor ensembles en solisten gecomponeerde nummers. Op zijn cv staan verder ook opvallende klankvelden. Eentje daarvan, het tien jaar geleden gecomponeerde ‘Shade of Impulse’, maakte hij bij foto’s van dode dieren die te zien waren in de tentoonstelling ‘Dressed (Un) dressed’ van kunstenares Tineke Schuurmans.

Zijn oeuvre bestaat inmiddels uit circa tachtig composities. Componeren betekent voor Crijns tegenwoordig vooral zichzelf opsluiten. In een interview zei hij hierover: “Ik moet me als het ware onder een kaasstolp plaatsen. Wát ik ga schrijven hangt van de latere uitvoerders af en ook waardoor ik ben geïnspireerd. Componeren is voor mij zestig procent weggooien. Het is of niet goed genoeg of niet interessant genoeg.”

– Kun je meer vertellen over je achtergrond? Waar ben je geboren, wanneer en waarom heb je besloten om muzikant te worden? En kom je uit een muzikale familie?

“Ik ben geboren in Sint Pieters Woluwe, een randgemeente van Brussel, in een non-muzikale familie. Mijn ouders waren vooral geïnteresseerd in sport en boeken. De interesse in muziek is vooral door vrienden gekomen. Zo rond mijn 24ste besloot ik fulltime voor de muziek te kiezen en als hoofdvak Compositie te gaan studeren aan het Rotterdams Conservatorium.”

– Je staat bekend als gitarist. Wat maakt een gitaar voor jou je favoriete instrument? En heb je ook op andere instrumenten gespeeld?

“Mede door invloed van mijn muzikale vrienden kwam ik rond mijn veertiende jaar in aanraking met de gitaar. Op die leeftijd maakte dat een diepe indruk op mij, zeker ook door de gitaristen die toen bekend of beroemd waren, bijvoorbeeld de Cubaanse gitarist Leo Brouwer, die zich vaak sterk maakte voor hedendaagse muziek voor gitaar, maar ook buitenlandse muzikanten als Jimmy Page en J. McLaughlin. Door hen ben ik gitaar gaan spelen. Naast gitaar speel ik ook basgitaar en wat piano.”

– Je bent ook improvisatiemuzikant en componist. Zijn optredens van jou ook altijd een mengelmoes van improvisaties en eigen composities?

“Als ik optreed als gitarist speelt improvisatie altijd wel een rol, maar het hangt van de context af in welke mate en de eventuele ruimte die er voor is. Improvisatie speelt in mijn gecomponeerde werken voor derden echter geen rol.”

– Eén van je langste muziekprojecten, zoniet de langste, is Blast. Van deze band, die optrad als 4tet, 6tet, 8tet en als trio, verschenen sinds 1992 zeven platen. Leden van deze band zijn tijdens optredens ook zelf dirigent, lees ik op je site. Wat moet ik me daarbij voorstellen?

“Op mijn site staat dat goed beschreven. Letterlijk staat daarop: we werken aan de ontwikkeling van nieuwe manieren van noteren en een manier van spelen waarbij de tijd met uiterste flexibiliteit wordt gebruikt en de spelers tegelijkertijd dirigent zijn. In de scores maken we gebruik van notatietechnieken, zoals noten op papier, polymetrie en een vrije keuze van parameters. Met het gebruik van samples en elektronica wordt een coherent geluid gecreëerd waarbij de overgangen worden geïmproviseerd, maar in gecomponeerd materiaal nauwelijks zijn op te merken. Hierdoor wordt de dynamiek breder en de spanning tussen abstracte en tonale muziek meer benadrukt. Omdat ik me altijd richt op het uitbreiden van de mogelijkheden, vernieuwt de muziek zichzelf voortdurend en klinkt geen enkel stuk twee keer hetzelfde.”

– Onder muziekkenners sta je vooral bekend als de gitarist van het guerrillarocktrio Betonfraktion, een band die het publiek met felle dissonante klankreeksen bestookt. Is jouw muziek door de jaren heen ook het beste zo te omschrijven: guerillarock? Of doe ik je werk hiermee tekort?

“De term guerrillarock is alleen van toepassing op het trio Betonfraktion, waarin ik speel. De Tilburgse poptempel Paradox omschreef de muziek als een licht ontvlambare cocktail van deels gestructureerde, deels geïmproviseerde energie. De muziek is luid, solide en gedreven. Mijn andere muziekstijlen of teksten staan daar behoorlijk ver vanaf. Stijlen of soorten muziek die je in mijn werk terugvindt zijn free-jazz, natural ambient, klankvelden en improvisaties voor gitaren.”

– Je meest recente cd, getiteld (B)One, is gevuld met eigen composities uit de afgelopen twintig jaar. De composities zijn geschreven voor ensembles en solisten. Volgens recensenten is het een unieke plaat door de ‘hoekige muziek met een stevige rocksmaak die overtuigt in z’n kracht, energie en dynamiek’. Zie jij dit album ook als de beste kennismaking met het werk van Frank Crijns?

“Ja, zeker wat betreft mijn hedendaags gecomponeerde werken. Overigens is ook hier de ‘rocksmaak’ alleen terug te vinden in één werk getiteld ‘Prospulsion’, dat ik schreef voor het Combustion Chamber ensemble.”

– Naar aanleiding van dit album trok de VPRO zelfs een vergelijking tussen jouw muziek en die van Brian Eno en Frank Zappa vanwege de ‘free-jazz’-invloeden en zeer woelige nummers op de plaat. Was je daar vereerd mee?

“Zeker. Hun invloed is hier en daar zeker aanwezig, maar er zijn nog veel meer inspirerende voorbeelden voor de bovengenoemde muziekhelden, zoals avantgardisten als Luciano Berio, Harrison Birtwistle, John Zorn, Wolfgang Rihm, Captain Beefheart, György Ligeti, B.A. Zimmerman en nog vele anderen…”

– Op (B)One zijn veel muzikale invloeden te horen. Niet alleen van jazz maar ook van Indiase muziek, bigband, ambient en klanken uit de hoek van Nederlandse grootmeesters als Louis Andriessen en Reinbert de Leeuw. Is er ook muziek waar je helemaal niets mee hebt?

“Ja, ik heb helemaal niets met schlagermuziek of UB 40.”

– De titel van het album (B)One heeft ook een dubbele betekenis, klopt dat?

“Er zitten inderdaad meerdere betekenissen in de titel, zoals bot, been en graad. B1 is ook een noot, de B van het contra-octaaf. Daarnaast is de B de open vijfde snaar op een gitaar.”

– Je schreef composities voor veel verschillende instrumenten: gitaar uiteraard, maar ook piano, clavecimbel, clarinet, viool, fagot en saxofoon. Wat was nou qua combinatie van instrumenten de grootste uitdaging?

“Voor mij was dat de combinatie van cimbalom, alt-sax, bariton-sax, trompet, elektrische gitaar, basgitaar, percussie, vibrafoon, marimba, cello en viool. Het was de instrumentatie van de cd ‘A Sophisticated Face’, waarop we speelden in een octet-bezetting.”

– In je meest recente werk zie ik veel composities voor elektrische gitaar, samplers en andere elektronica. Heb je de akoestische instrumenten tijdelijk afgezworen?

“Nee, zeker niet. Het is voor nu een tijdelijke praktische benadering wat betreft speel- en organisatorische mogelijkheden.”

– In totaal heb je al ruim tachtig composities op je naam staan. Een muziekdocent zei ooit tegen je: ‘Je moet als componist vooral weten wat je niet wilt’. Heeft deze man ook een betere componist van je gemaakt?

“Jazeker. Hier bedoelde hij mee dat in een compositieproces je je materiaal moet afbakenen of laten uitkristalliseren, zodat je je eigen muziektaal ontplooit.”

– De geldstromen richting Brabantse componisten en muzikanten zijn niet altijd enorm geweest. In een interview op internet las ik dat je jarenlang wel als componist een inkomstenbron had, maar niet als gitarist. Dat was in 2015. Hoe is dat nu?

“Sinds de grove bezuinigingen op cultuur van 2011-2012 door Halbe Zijlstra zijn veel ensembles verdwenen en de compositie-opdrachten verminderd. Echt rooskleurig is de situatie niet.”

– Is het gegeven dat een beiaard een instrument is dat te horen is in de openbare ruimte van invloed geweest op het componeren van je vrije werk voor de beiaardautomaat? Of heb je daar niet specifiek aan gedacht?

“Niet echt, hoewel de titel ‘Flock’ er indirect wel naar verwijst. Flock betekent kudde, zwerm of gemeente. In deze titel zijn de uitwaaierende klanken in de compositie en de signaal- cq oproepfunctie vanuit een kerktoren mooi gecombineerd.”

– Was dit de eerste keer dat je vrij werk voor de beiaardautomaat componeerde?

“Wel voor de automaat. Ik was echter bekend met de klank van de beiaard, want ik had al eerder werk geschreven voor de beiaard. In 1996 heb ik namelijk het stuk ‘Deux regards sur un rituel’ geschreven, wat toen enkele keren door stadsbeiaardier Carl Van Eyndhoven op de beiaard is uitgevoerd.”

– Waarin schuilt volgens jou het specifieke of eigene van een beiaard?

“Het zich verplaatsen van de klank. Maar ook de associatie met kerktorens natuurlijk.”

– Denk je dat handbespeelde beiaards ooit geheel vervangen gaan worden door beiaardautomaten?

“Daar is wel een redelijke kans op, al hoop ik het niet voor de beiaardiers.”

Continue reading...